Het Hof te Kwatem is een semi-gesloten hoeve met gebouwen uit de 19de eeuw gegroepeerd rondom de drie zijden van de geplaveide binnenplaats. Voorheen sloot een schuur de vierde zijde af, ze werd echter in 1905 verwoest en sedertdien vervangen door een ijzeren hek op een lage afsluitingsmuur.
Het gehucht Kwatem is gelegen aan de westgrens van de gemeente, ter hoogte van een driesprong en het brongebied van de Hernebeek, een zijloop van de Mark. Voor het eerst vermeld als “Quattem” in een cijnsboek van 1339 vond het gehucht, volgens Verbesselt, zijn ontstaan rond 1218, in de periode van de wettelijk vastgelegde ontginningen. Billiet interpreteert het toponiem als 'slechte, minder vruchtbare plaats'.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) komt het hof al voor als een ruime U-vorm met kleinere losstaande bijgebouwen, één op het erf en twee aan noordwestzijde, het geheel omringd met boomgaard, akkers en weiland. Opmerkelijk is dat de hoeve er deel uitmaakt van een kleine agglomeratie van diverse, intussen gesloopte gebouwen waaronder een grote vierkantshoeve ter hoogte van de kruising met de Haagstraat.
De Poppkaart (circa 1860) toont een semi-gesloten vierkantshoeve, het resultaat van een gefaseerde heropbouw in de periode 1823-1863. Naar verluidt werd de schuur die het erf aan straatzijde afsloot in 1905 vernield en nadien vervangen door het huidige afsluitend hekwerk. Sinds enkele jaren is de hoeve niet langer in uitbating.
In haar huidige vorm wordt de omvangrijke U-vormige, 19de-eeuwse hoeve aan de straatzijde over de ganse breedte afgesloten met een ijzeren hekken op een lage bakstenen muur met centraal, twee opengaande vleugels, gevat tussen schamppalen en bakstenen pijlers, begin jaren 1970 nog voorzien van een bolbekroning. Deze afsluiting vervangt de grote schuur die naar verluidt in 1905 werd vernield.
De ruime woonvleugel en beide stalvleugels die het gekasseide erf omlijnen zijn opgetrokken in baksteen met venster- en deuromlijstingen in blauwe hardsteen en afgedekt met een zadeldak - kunstleien voor het woonhuis, rode en zwarte handvormpannen voor de stalvleugels. Diverse sporen van en deels bewaarde muurvlechtingen ter hoogte van de kopgevels met uilengaten, wijzen op een oorspronkelijke afwerking met aandak, top- en schouderstukken. Het haaks op de straat ingeplante, zuidoost georiënteerde boerenhuis met klokkenruitertje telt tien traveeën van anderhalve bouwlaag en dateert volgens de jaarankers ter hoogte van de rechter woonhelft uit 1823. De asymmetrische gevelordonnantie wordt bepaald door de rechthoekige deur en vensters in een vlakke, hardstenen omlijsting - een opgeklampte deur met rechthoekig bovenlicht en, naar oorspronkelijk model vernieuwde, witgeschilderde, zesdelige ramen voorzien van houten luiken. Drie langwerpige keldervensters in een rechthoekige, hardstenen omlijsting situeren de ruime kelders onder de rechter woonhelft. Het zolderniveau wordt gemarkeerd door vijf vierkante verluchtingsopeningen waarvan twee met houten kozijn, beveiligd met houten staven. De drie overige, zonder kozijn, zijn van recentere datum. De twee uiterste traveeën links tonen, naast een hoger geplaatst en kleiner rechthoekig venster, sporen van verbouwingen: een dichtgemetselde (originele?) poortopening en rechts ervan een duidelijk recente, metalen poort. Ze vormen duidelijk een aparte entiteit, van de rest van de woning gescheiden door een enkel ter hoogte van het zolderniveau doorbroken opgaande dwarsmuur en zijn tevens voorzien van een afwijkend, zwaarder dakspant, een eigen kelder en een aparte toegang – een rechthoekige deur met flankerend getralied venster - in zij- en achtergevel. Verder ligt er een deels natuurstenen, deels zwart-witte cementtegelvloer en zijn er lemen troggewelfjes. De precieze functie (knechtenwoning, melkhuis?) blijft onduidelijk. De achtergevel van het woonhuis op het gelijkvloers zeven kleine, getraliede rechthoekige vensters en een rechthoekige deur in hardstenen omlijsting, op de verdieping twee beluikte zoldervensters met houten kozijn, beveiligd met houten staven, toont een voor de bouwperiode nog opvallend gesloten karakter. Beide zijgevels zijn bovenaan opengewerkt met uilengaten en twee beluikte zoldervensters.
Zowel ruimte- indeling als binnenafwerking bleven vrij intact. Ondanks de brede dwarsgang toont dit ruim bemeten boerenhuis een nog archaïsche opdeling met de grote, mooie kamers op het erf gericht, een reeks kleinere vertrekken op de moestuin georiënteerd. Links van de gang bevindt zich de 'mooie' kamer, rechts de woonkamer met achterliggende keuken en aansluitende keldertrap. De overige vertrekken fungeerden wellicht als slaapkamer of berging. De bevloering bestaat uit blauwe hardsteen (groot formaat) voor gang, leefkamer en keuken terwijl de overige vertrekken zijn uitgerust met een rode tegelvloer. Met uitzondering van de lemen troggewelfjes in een achterkamertje zijn de moerbalken en zoldering afgewerkt met een vlakke bepleistering. De meest representatieve kamers bezitten een bescheiden marmeren schouw. Enkele en dubbele paneeldeuren, sommigen met nog origineel hang- en sluitwerk, zorgen voor de interne circulatie. De twee buitendeuren alsook kelder- en zolderdeur zijn van het opgeklampte type. De ruime kelder, toegankelijk via een bakstenen steektrap met hardstenen treden, bestaat uit een gang waarop drie ruimten met tongewelf en respectievelijk hardstenen en bakstenen vloer aansluiten. Vanuit de gang rechts en afgesloten met een opgeklampte deur leidt een houten steektrap naar de graanzolder met zes genummerde gebinten en een tussenvloer. De twee rechtertraveeën zijn afgewerkt met een rood-zwarte tegelvloer.
De kleine, haaks op het woonhuis ingeplante stal met bakstenen vloer dateert volgens de gevelankers uit 1829 en is aan de erfzijde opengewerkt met een originele, rechthoekige deur- en vensteropening in vlakke hardstenen omlijsting met daarnaast enkele aangepaste en nieuwe openingen. Links bevindt zich een brede dwarsdoorgang met houten, opgeklampte poort naar de achterliggende weiden. In de veldgevel zijn er de gebruikelijke verticale verluchtingsspleten. Zes moerbalken met troggewelfjes- deels in baksteen, deels in ronde pannen - en enkele tussenmuren dragen het traditionele gebinte. De zoldering werd later bijkomend verstevigd met I-liggers. Verder een lange hardstenen voederbak. Een overluifelde, momenteel dichtgemetselde veldpoort vormt de scheiding met de parallel met het woonhuis ingeplante grote stalvleugel, met centraal de eveneens dichtgemetselde, doorrit met rondboogpoort, waarboven aan de erfzijde een gevelsteen is aangebracht met het jaartal 1863. Verder is de erfgevel opengewerkt met vier deuren en zes vensters met originele, vlakke rechthoekige omlijsting in blauwe hardsteen. De rechthoekige verluchtingsvensters in de met lisenen verstevigde veldgevel zijn duidelijk van recentere datum. De kopgevel aan straatzijde, waartegen een streektyperend gietijzeren Calvariekruis is aangebracht, werd vernieuwd. Binnenin werd de bevloering grotendeels aangepast met uitzondering van de kasseivloer van de paardenstal in de twee meest rechtse traveeën. Zestien moerbalken waartussen bakstenen troggewelfjes en twee dwarsmuren dragen de traditionele eiken dakconstructie. Verder nog enkele recentere aanbouwsels en bijgebouwen waaronder een kippenhok.
Achter het woonhuis omsluit een hoge bakstenen muur de 26 are grote, nagenoeg vierkante moestuin, ook toegankelijk vanaf de straat via een in de muur uitgespaard hardstenen poortje. In de meest noordelijke hoek bevindt zich het tweeledige, ruime bakhuis, opgetrokken in baksteen met een zadeldak (rode handvormpan) met aandak en vlechtingen. De rechterhelft van het volume met bakoven is aan de tuinzijde opengewerkt met een rechthoekige deur en twee houten kozijnvenstertjes; de linkerhelft is toegankelijk via een natuurstenen korfboogdeur met sluitsteen en imposten wat op een rond het midden van de 18de eeuw te situeren origine schijnt te wijzen.
Het hof te Kwatem ligt geïsoleerd ingeplant, ter hoogte van een driesprong, nabij het brongebied van de Hernebeek. Het wordt omkaderd door overwegend weiland waarvan de primitieve percelering en het tracé van een oude voetweg op het terrein nog grotendeels afleesbaar zijn aan de hand van een fragmentarisch bewaarde lijnbeplanting (onder andere een rij knotwilgen). Het historische boomgaardperceel ten zuidoosten van het hof en aansluitend op de grote stal, zoals gekend van op de Ferrariskaart, werd recent opnieuw heraangeplant met hoogstamfruitbomen.
Bron: Beschermingsdossier 4.001/20000/2322.1, Hoeve Hof te Kwatem met omgeving (digitaal dossier)
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2011: Hof te Kwatem en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187464 (geraadpleegd op ).
In zijn huidige vorm een semi-gesloten hoeve met gebouwen uit de 19de eeuw gegroepeerd rondom de drie zijden van de geplaveide binnenplaats; voorheen sloot een schuur de vierde zijde af, ze werd echter in 1905 verwoest en sedertdien vervangen door een ijzeren hek op een lage afsluitingsmuur.
Boerenhuis van acht traveeën met anderhalve verdieping onder een met klokkenruiter bekroond zadeldak (kunstleien); jaarankers 1823 in de rechtse traveeën. Rechthoekige deur en beluikte vensters in arduinen omlijstingen. Bakstenen omheiningsmuur rondom de achtergelegen moestuin. Haakse stalvleugel, gedateerd 1829 en stal tegenover het huis gedateerd 1863 in een gevelsteen; arduinen muuropeningen. Tussen beide vleugels, een veldpoort onder zadeldak.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hof te Kwatem en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39622 (geraadpleegd op ).