is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Wilgendam
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Hoeve Wilgendam en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Wilgendam
Deze vaststelling was geldig van tot
Iets hoger en terugwijkend ten opzichte van de straat gelegen bestaat deze middelgrote gesloten, bakstenen hoeve uit een woonhuis, gedateerd 1763, met aansluitend, lager poortgebouw, een kleine stal, een 19de-eeuwse langsschuur en een recente woonvleugel ter vervanging van de grote stal. Het geheel is ingeplant rond een deels gekasseid en deels met beton verhard erf en wordt voorafgegaan door een omvangrijke witte paardenkastanje en geflankeerd door de restanten van een hoogstamboomgaard en een fraaie veldkapel.
Over het precieze ontstaan van de hoeve gelegen nabij de grens met Bever zijn geen gegevens bekend. De huidige benaming “Wilgendam”, een verbastering van “Welghedane” of “Welghedaen”, verwijst naar de gelijknamige familie waarvan de oudste vermeldingen teruggaan tot de 14de eeuw. Tijdens de 18de eeuw was het “hof te Welgedaens” in het bezit van Charles Marsille (1697-1764), woonachtig in Edingen en achtereenvolgens lieutenant-meier (1753-1755) en “meier portatief” (1757-1762) van het Hernegewoud. Op 9 januari 1756 wordt het hof verpacht aan de plaatselijke notabele, Jean-Baptiste De Mol (1710-1789), achtereenvolgens schepen, burgemeester, armenmeester en kerkmeester van Sint-Pieters-Kapelle. In 1766 bouwt hij de nog bestaande, kleine kapel vlakbij de hoeve. In 1866 wordt de hoeve uitgebaat door Philippe-Joseph Lescrève van 1843 tot 1857 burgemeester van Sint-Pieters-Kapelle. Sinds 1926 is de hoeve in het bezit van de familie Plasman die haar nog steeds uitbaat.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is de “cense te welgendan” voorgesteld als een grote gesloten hoeve, gelegen aan de oostrand van een grote, door hagen omzoomde boomgaard die in westelijke richting grenst aan de nog bestaande voetweg. Zowel in de zuidoosthoek van de boomgaard als op de binnenkoer bevindt zich een kleinere constructie. Deze laatste kan mogelijk worden geïdentificeerd met de verdwenen duiventoren waarvan de huidige eigenaar nog weet heeft. Ten noordoosten van het hof ligt een waterpartij terwijl de grote moestuin aan de overzijde van de straat is gesitueerd.
Op de Poppkaart (circa 1860) blijft de algemene configuratie van de hoeve ongewijzigd terwijl de vermelding “Moulin à huille” wijst op de aanwezigheid van een oliemolen. Afgezien van kleinere functionele aanpassingen alsook herstellingen aan de schuur ingevolge brand is het pas in een recenter verleden dat het algemeen uitzicht van dit gemengd landbouwbedrijf ingrijpend werd gewijzigd. Tegen de veldgevel van de schuur werd een melkveestal (1984) aangebouwd terwijl er op de zachtglooiende helling van de boomgaard een omvangrijke industriële stal (2005) werd ingeplant. Onlangs werd de oude stalvleugel vervangen door een nieuwbouw met woonfunctie.
Iets hoger en terugwijkend ten opzichte van de straat gelegen bestaat deze middelgrote gesloten, bakstenen hoeve uit een woonhuis met aansluitend poortgebouw (noordwestelijke vleugel), een kleine stal (noordoostelijke vleugel), een langsschuur (zuidoostelijke vleugel) en een recente woonvleugel ter vervanging van de grote stal (zuidwestelijke vleugel). Het geheel is ingeplant rond een deels gekasseide en deels met beton verharde binnenkoer.
Het met de achtergevel naar de straat gerichte, 1763 gedateerd boerenhuis met rechthoekige deur- en vensteromlijstingen in blauwe hardsteen telt één bouwlaag onder zadeldak (zwarte mechanische pan), gevat tussen aandaken met vlechtingen en hardstenen schouderstukken. Opmerkelijk is het exclusief gebruik van houten muurankers. De erfgevel is opengewerkt met drie kruisvensters (sporen van luiken) onder dubbele ontlastingsboogjes, een hooggeplaatst vierkant venstertje en een rechthoekige deur waarboven een klein achthoekig, door zware hoekblokken omlijst bovenlicht. De amper uitspringende sluitsteen vermeldt het bouwjaar 1763. De kleine beluikte zoldervensters zijn een latere toevoeging. Rechts van de deur bevindt zich een klokje. De 'achtergevel' met recente natuurstenen plint is voorzien van een rechthoekige deur in combinatie met zeven kloostervensters onder een ontlastingsboogje. Zij waren oorspronkelijk beluikt; één ervan is voorzien van diefijzers. Tegen de zijgevel van het woonhuis een éénlaagse aanbouw onder lessenaarsdak, opengewerkt met een voorheen beluikt hardstenen bolkozijn. Inwendig bleef de dragende structuur van moer- en kinderbalken met raveelconstructie ter hoogte van de verdwenen haard bewaard alsook de traditionele binnendeling met grote kamers aan erfzijde en kleinere vertrekken aan achterzijde. Onder de rechterwoonhelft bevindt zich een overwelfde kelder. Een eenvoudige houten balustertrap leidt naar de zolderverdieping. Het dak rust op zes genummerde spanten met streektyperende ontdubbelde, met kruisverbindingen verstevigde nokbalk.
In het verlengde van het woonhuis situeert zich het iets lagere, rechthoekige poortgebouw met hoekketting en zadeldak (zwarte mechanische pan). De brede inrijpoort met hardstenen stijlen voorzien van enkele negblokken wordt geflankeerd door de licht getoogde voetgangersdoorgang.
Aan de overzijde van het erf bevindt zich de vijf traveeën tellende, wellicht in de loop van de 19de eeuw aangepaste langsschuur met rechthoekige poort. Sporen van muurvlechtingen en oudere balken wijzen in de richting van een oudere kern. De erfgevel is voorzien van twee laadvensters onder houten latei en een via een trap bereikbare, bespijkerde houten deur met apart draaiend boven- en ondergedeelte, gevat in een houten omkadering. Links verleent een deur met bakstenen steekboog en hardstenen stijlen toegang tot de met een dwars tongewelf afgedekte aardappelkelder. Verder nog ligt een reeks kleine, momenteel dichtgemetselde rondboogopeningen waarvan de betekenis onduidelijk blijft. Ten slotte zijn halverwege de gevel een zware steunbeer en ernaast een opgemetselde waterput zichtbaar. De veldgevel gaat schuil achter een aangebouwde loods.
Tussen schuur en woonhuis bevindt zich een sterk aangepaste kleine (varkens?)stal terwijl de vierde zijde van het erf wordt ingenomen door een recent, ter plaatse van de grote stal, gebouwde tweede woongelegenheid.
Op een twintigtal meter rechts van de hoeve bevindt zich een hardstenen, Louis XV-kapel (1766) met hoge rechthoekige sokkel waarboven een rondboognis met flankerende pilasters en smeedijzeren hekje, bekroond met een geprofileerde, segmentbogige druiplijst. Op de sokkel staat het jaartal 1766 en het moeilijk leesbare opschrift “Cette chapelle et monter a l’honneur de Dieu et de la Sainte Vierge par Jean Baptiste De Mol et Elisabeth Wayenbergh sa femme l’an 1766”. Ter hoogte van de kapel bevindt zich een twintig meter hoge gewone es (Fraxinus exelsior) met een stamomtrek van 1,44 meter (gemeten op 1,50 meter hoogte, opname in 2009). Welke precies de aanleiding was voor de oprichting door toenmalig pachter De Mol (geloftekapel, beschermkapel?) kon niet worden achterhaald.
Samen met enkele woningen vormt de hoeve de enige bebouwing ter hoogte van een wegenkruising, ten oosten van de dorpskern, op de grens met Bever. De hoeve heeft een landschappelijk waardevolle ligging in één van de talrijke bronhoofden van de Eisbroekbeek, omringd met de restanten van een grote, nog deels met een meidoornhaag (Crataegus) omsloten hoogstamboomgaard (recent vernieuwd met jonge aanplantingen), een witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en een veldkapel. De witte paardenkastanje, met een stamomtrek van 2,81 meter, is 20 meter hoog. Tegenover de witte paardenkastanje staat een gewone es (Fraxinus exelsior) met een stamomtrek van 2,80 meter (gemeten op 1,50 meter hoogte, opname in 2009).
Binnen deze stilistisch heterogene en architectuurhistorische waardevolle context valt het sterk te betreuren dat de - weliswaar in slechte staat verkerende - 19de-eeuwse stalvleugel werd vervangen door een tweede woongelegenheid. Niettegenstaande het oude volume grosso modo werd gerespecteerd, doen functie en architecturale detaillering afbreuk aan karakter en typologie van dit hoevecomplex. Het is dan ook wegens het uitzonderlijk architectuurhistorisch belang dat de hoeve, weliswaar met uitsluitsel van de nieuwbouw en de sterk verbouwde kleine stal, toch nog voor bescherming werd weerhouden. Ook de landschappelijk waardevolle ligging - de grootschalige loodsen even buiten beschouwing gelaten - en de historische omkadering met de reeds op de Ferrariskaart voorkomende hoogstamboomgaard, de grote witte paardenkastanje ter hoogte van de poort en ten slotte de 1766 gedateerde hardstenen veldkapel in Louis XV-stijl pleitten bijkomend voor een bescherming.
Naast het boerenhuis met aangrenzend poortgebouw, de langgsschuur en de wegkapel omvat de afbakening de kastanjeboom bij de toegang en de in relictvorm bewaarde en recent herbeplante hoogstamboomgaard als historisch en landschappelijk waardevolle omkadering en integrerend deel uitmakend van de hoevesite. De tweede woongelegenheid, de sterk aangepaste kleine stal en de bedrijfsloodsen werden van bescherming uitgesloten.
Auteurs: Van der Linden, Geert; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Ten noordoosten van de hoeve ligt een poel die reeds op de kabinetskaart van de Ferraris is ingetekend. De perceelsgrens wordt hier gemarkeerd door een zomereik en een gekandelaarde haagbeuk. Een tweede haagbeuk werd als hoekboom aangeplant en eveneens gekandelaard.
Omvat
Gekandelaarde haagbeuk
Omvat
Kapel Onze-Lieve-Vrouw
Omvat
Opgaande zomereik
Is gerelateerd aan
Es als hoekboom
Is gerelateerd aan
Opgaande witte paardenkastanje als welkomstboom
Is deel van
Sint-Pieters-Kapelle
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Wilgendam [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39733 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.