is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gesloten hoeve
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Hoeve Hof te Rasbeek en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gesloten hoeve
Deze vaststelling was geldig van tot
Sinds de oprichting in het eerste kwart van de 19de eeuw vrijwel ongewijzigde, grote gesloten hoeve met ommuurde moestuin en bakhuis, vrijstaand ingeplant langs de Rasbeekstraat, op de zuidhelling van de Rasbeekvallei. Bij de toegangspoort bevinden zich een opgaande beuk en eik. Vlakbij loopt nog de onverharde voetweg waarvan het tracé deels bewaard is.
Het hof te Rasbeek is gelegen in het uitgestrekte, gelijknamige gehucht ten zuiden van de dorpskern. Dit ontleent zijn naam aan de Rasbeek die het gehucht van west naar oost doorkruist om meer zuidoostwaarts in de Bellebeek uit te monden. Volgens Verbesselt die zich ondermeer baseert op een cijnsboek van 1339 was “Ransbecke”, op één na, de oudste en belangrijkste wijk van Sint-Pieters-Kapelle, met een eigen koutergebied dat de best gelegen gronden omvatte. Nog volgens Verbesselt vormde het hof te Rasbeek, meer bepaald de percelen nummers 196-199, er het centrum met aan de ene zijde de beemden van de Rasbeek, aan de andere het koutergebied.
Over het ontstaan van de hoeve zijn geen gegevens bekend. De benaming “F (erm)e de Rasbeek” verschijnt voor het eerst op de kaart van Vander Maelen (1840). Voordien werd met het hof van Rasbeek het huidige Rozenhof in de Rooststraat bedoeld. Tot begin vorige eeuw was het hof eigendom van de familie Clerebaut waarna het werd aangekocht door de Vanderstocken die het hof nog steeds bewonen. Sindsdien is de hoeve ter plaatse bekend als “hof Vanderstocken” of “hof van Kennekens”.
De oudste voorstelling van de hoeve is terug te vinden op de kabinetskaart van de Ferraris die een grote semigesloten vierkanthoeve toont met achteraan een boomgaard en links een grote moestuin. Tegenover de hoeve lag de weg naar het gehucht Manhove. Het verlengde van deze weg liep door ten oosten van de hoeve naar een voorde over de Rasbeek en verder naar Sint-Pieters-Kapelle. Deze weg maakte deel uit van een netwerk aan onverharde voetwegen die de akkers ten noorden van het gehucht Rasbeek doorkruisten.
Tot het midden van de 20ste eeuw bleef de hoeve met de aangrenzende boomgaard en weilanden een groene cluster omringd door akkerland. Later werd de boomgaard grotendeels omgevormd naar weiland aansluitend bij de Rasbeek. Tegen het einde van de 20ste eeuw verdween ook de boomgaard bij de hoeve.
Gesloten hoeve met gebouwen van baksteen onder pannen zadeldaken, gegroepeerd rondom een ruime binnenplaats en daterend uit het eerste kwart van de 19de eeuw. Achter de woning, een ommuurde moestuin met bakhuis. Rechts van de hoeve staan bij de toegangspoort een opgaande beuk en eik. Vlakbij loopt nog de onverharde voetweg waarvan het tracé deels bewaard is.
Woonvleugel (west), langsschuur (oost) en stallingen (noord en zuid) zijn opgetrokken in baksteen met gebruik van blauwe hardsteen voor deur- en vensteromlijstingen en worden afgedekt met pannen zadeldaken (zwarte handvormpan voor het woonhuis, rode handvorm- en mechanische pan elders), gevat tussen aandaken met vlechtingen en hardstenen top- en schouderstukken. Aan straatzijde worden de topstukken respectievelijk bekroond met een smeedijzeren kruis en een windwijzer in de vorm van een fazant.
De rechthoekige volumes omsluiten een grote met beton verharde binnenkoer, vanaf de straat toegankelijk via een overluifelde poort met hardstenen stijlen en houten latei. Een tweede inrijpoort is uitgespaard in de aanleunende stalvleugel, conform de aan de overzijde van het erf gesitueerde veldpoort.
Het ruime, haaks op de straat ingeplante, deels onderkelderde woonhuis met verhoogde begane grond telt één bouwlaag van zeven traveeën met een asymmetrische ordonnantie van grote rechthoekige muuropeningen met hardstenen omlijsting waarin witgeschilderde, achtdelige houten ramen met (gedecapeerde) luiken en een zware opgeklampte deur met geprofileerde houten tussendorpel en bovenlicht met ruitmotief. Ter hoogte van het zolderniveau twee kleine, vierkante verluchtingsvensters met houten kozijn met houten staven. Aansluitende varkensstaltravee met een nagenoeg vierkant venster boven een rechthoekige deur in een negblokomlijsting van zandige kalksteen aan erfzijde, smalle verluchtingsspleten aan straatzijde en inwendig deels bewaarde bepleisterde troggewelfjes. In de zijgevels zorgen drie beluikte, vierkante venstertjes in een hardstenen omlijsting voor bijkomende verluchting en verlichting van de zolderruimte.
In de straatgevel een klein niskapelletje met het bouwjaar 1824 wat overeenstemt met de laat-classicistisch geïnspireerde vormgeving. Conform de erfgevel is de op de moestuin uitgevende achtergevel eveneens opengewerkt met een rechthoekige deur met bovenlicht en grote rechthoekige vensters in een vlakke, hardstenen omlijsting. De luiken zijn verdwenen terwijl de diefijzers bleven bewaard. Eén van de zesdelige, witgeschilderde houten ramen toont een met een tandlijst versierde tussendorpel. Ook hier bleef de traditionele zolderverluchting in de vorm van een houten kozijn met houten staven gehandhaafd.
Het interieur dat niet in detail kon worden onderzocht toont de gebruikelijke, brede dwarsgang met hardstenen vloer waarop de ruime vertrekken en de trap naar de zolder uitgeven. In de linker woonhelft twee ruggelings geplaatste schouwen in gesinterde baksteen met geprofileerde houten haardbalk. De dragende structuur van moer- en kinderbalken in combinatie met een traditioneel dakgebinte bleef bewaard.
Haaks op het woonhuis bevinden zich de twee stalvleugels met aan straatzijde de typische verticale verluchtingsspleten, aan erfzijde rechthoekige openingen in een hardstenen omlijsting afgewisseld met recenter toegevoegde poorten en vensters. De zolderingen bestaan nog overwegend uit bepleisterde troggewelfjes die in de grote stal met volledig herstelde erfgevel, deels werden vervangen door welfsels in gebakken aarde. Opmerkelijk in de paardenstal is de aanwezigheid van een 1615 gedateerde moerbalk en een bekapte balkslof wellicht afkomstig van het oudere hof. Ook de op de blauwe hardsteen aangetroffen steenkappersmerken van Philippe Derideau (1655-1729) en Jacques Piron (?-1760) uit Arquennes wijzen in de richting van recuperatie. In de vrijstaande kopgevel ten slotte een deur in een negblokomlijsting van zandige kalksteen.
De vierde zijde van het erf wordt volledig in beslaggenomen door een grote, tweebeukige langsschuur met vier indrukwekkende spanten, een overwelfde aardappelkelder en een deels bewaarde scheidingsmuur tussen dors- en tasruimte.
Tegen de veldgevels van schuur en stal enkele recentere aanbouwen.
Een grote, rechthoekige moestuin, omsloten met een hoge, met steunberen verstevigde bakstenen muur, sluit aan op de achtergevel van het woonhuis. Hij wordt gedomineerd door het omvangrijke bakhuis, opgebouwd in baksteen met een zwart pannen zadeldak en muurvlechtingen.
Centraal in de voorgevel bevindt zich de rechthoekige toegangsdeur, waarboven een beluikt laadvenster, beide in een blauwhardstenen omlijsting. Beide zijgevels zijn opengewerkt met twee venstertjes, respectievelijk beluikte houten kozijnen met houten staven en hardstenen vensters waarvan de luiken zijn verwijderd. Bovenaan in de kopgevel achteraan twee kleine houten kozijnen. Op de begane grond een grote ruimte met achteraan de oven en links respectievelijk een trap naar de kelder en een opstap naar een kleine opkamer met houten molenaarstrap naar de zolder.
Auteurs: Verdurmen, Inge; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)