erfgoedobject

Hoeve Het Rozenhof

bouwkundig element
ID
39760
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39760

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Het Rozenhof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve Het Rozenhof en omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Het Rozenhof
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Het Rozenhof is een middelgrote gesloten hoeve, vrijstaand ingeplant ter hoogte van de straat en opgetrokken in baksteen met gebruik van blauwe hardsteen voor venster- en deuromlijstingen en afgedekt met pannen zadeldaken. Een ruim woonhuis in het noorden, een kleine (ten westen) en een grote stalvleugel (ten zuiden) en een grote langsschuur (ten oosten) omsluiten het rechthoekige gekasseide erf met in het midden een sierperk ter vervanging van de vroegere mestvaalt.

Historiek

Het Rozenhof, wellicht een poëtische vervorming van 'hof te Roost' ('Ferme du Roost', 1843), ligt vrijstaand ingeplant ten zuidwesten van het centrum, ter hoogte van de bovenloop van de Rasbeek in het gelijknamige gehucht dat door Verbesselt als een van de oudste en belangrijkste wijken van Sint-Pieters-Kapelle wordt beschouwd.

Aanvankelijk bekend als hof te Rasbeek is het huidige Rozenhof, als voormalig bezit van de fundatie Peeter Van der Eycken, één van de weinige oudere hoeves in de regio waarvan meer concrete (bouw)historische gegevens en meer bepaald voor de periode 1539-1830 zijn gekend en dit dankzij het onderzoek en de publicatie van D’Hasseler. Peeter Van Der Eycken, van welstellende afkomst, was van circa 1480 tot met zijn dood rond 1533 onderpastoor van Sint-Pieters-Kapelle. Bekommerd om het onderwijs van de lokale jeugd wist hij zich door aankoop van gronden en renten in de periode 1510-1532 een aanzienlijk patrimonium op te bouwen waarvan de opbrengsten waren bestemd voor de oprichting van een dorpsschool en de instelling van beurzen voor hoger onderwijs. Aan de basis van zijn stichting “Vanden autaer ende schoele van Sinte Peeters Capelle..” op 27 maart 1515 lag een dubbele bekommernis: enerzijds zijn onderwijsinitiatieven ook na zijn overlijden voor de toekomst veilig te stellen en anderzijds zich door de nodige misvieringen en gebeden te verzekeren van een eeuwige zielenrust. Na de Franse Revolutie werden de bezittingen van deze kapitaalkrachtige en invloedrijke stichting overgedragen aan de kerkfabriek die voortaan zou instaan voor het beheer van de fundatie.

Aangenomen wordt dat het 'hof te Rasbeek', nu Rozenhof genoemd, op 20 januari 1512 in het bezit kwam van Peeter Van der Eycken en dit na verkoop door Jan en Sanders Valckenaere. Dankzij het archiefonderzoek van D’Hasseler zijn voor de periode 1539-1830 de opeenvolgende pachters gekend die allen, als schepen van Sint-Pieters-Kapelle of van het Hernegewoud, tot de plaatselijke notabelen behoorden. Daarnaast geven de rekeningen van de fundatie een vrij gedetailleerd beeld van de vrijwel continue verbouwingen en herstellingen, vaak als gevolg van oorlogsschade. Merkwaardig is dan ook dat de auteur nergens melding maakt van het optrekken van een nieuw woonhuis dat echter op basis van steenkappersmerken (Robert Derideau, Feluy, 1703-1790) op de hardstenen elementen door Roobaert rond 1780 kon worden gedateerd. Wel wordt er uitvoerig ingegaan op de bouw van nieuwe stallingen in 1787-1790. Toenmalig bewoner was Peeter Wayembergh (†1824) die het hof in pacht had samen met “lant, weyden en meerschen” met een totale oppervlakte van 13 bunder en 80 roeden. Omwille van zijn hoge leeftijd kreeg hij in 1819 van de kerkfabriek, die intussen het beheer van de fundatie had overgenomen, toestemming om “... hofstede, huys, schuere en stallingen, logting, weide en land, begrepen in masse, groot ses bunderen en tachentig roeden...” onder te verhuren aan zijn schoonbroer Pierre Charles Pitteurs. Om de verbouwingswerken aan de Sint-Pieterskerk te kunnen bekostigen zag de kerkfabriek zich enkele jaren later genoodzaakt om het hof van de hand te doen. Bij notariële akte van 23 februari 1830 werd de laatste pachter, landbouwer-gemeenteraadslid Pierre Charles Pitteurs, effectief eigenaar van het Rozenhof, samen met de direct aanpalende percelen met een gezamenlijke oppervlakte van twee bunder 28 dagwand 65 roeden. Nadien komt de hoeve door vererving achtereenvolgens in het bezit van de families Lescrève, Bourgeois en ten slotte de huidige eigenaar, de familie Grisez, die rond 2002 de uitbating grotendeels stop zetten.

De oudste iconografische bron, de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778), geeft een beeld van de hoeve vlak voor de grote bouwcampagne uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Het Rozenhof is er voorgesteld als een ruim complex van drie vrijstaande, U-vormig ingeplante volumes met rechts een omvangrijke boomgaard, achteraan een grote moestuin. Een rond 1820 te dateren kadastrale schets, opgemaakt naar aanleiding van de onderverhuring aan Pitteurs toont de hoeve na de verbouwingen als een semi-gesloten structuur met links de boomgaard, achteraan de moestuin met bakhuis en de hoplochting en ten slotte rechts een groot akkerperceel. In de Atlas der Buurtwegen (1843) verschijnen er ter hoogte van de hoplochting twee losstaande bijgebouwen waarvan de functie niet is bekend. Beide zijn inmiddels verdwenen niettegenstaande één ervan nog steeds op de huidige kadasterkaart figureert. De Poppkaart (circa 1860) ten slotte toont de huidige gesloten configuratie na het optrekken van de 1851 gedateerde langsschuur en van een verbindende overdekte inrijpoort in het verlengde van de grote stal. Van de moestuin met bakhuis bleven enkel nog kadastrale sporen bewaard.

Beschrijving

Het Rozenhof, een middelgrote gesloten hoeve, vrijstaand ingeplant ter hoogte van de straat, is opgetrokken in baksteen met gebruik van blauwe hardsteen voor venster- en deuromlijstingen en afgedekt met pannen zadeldaken (rode en zwarte handvormpan). Een ruim woonhuis (noorden), een kleine (westen) en een grote stalvleugel (zuiden) en een grote langsschuur (oosten) omsluiten het rechthoekige gekasseide erf met in het midden een sierperk ter vervanging van de vroegere mestvaalt. Het erf is vanaf straat toegankelijk via twee, in de grote stalvleugel uitgespaarde, gevelhoge houten poorten (vernieuwde beplanking) in een deels hardstenen, deels bakstenen omlijsting, bijkomend beschermd door schamppalen. In de as van de rechterpoort, aan de overkant van het erf bevindt zich de overluifelde veldpoort.

Het rond 1780 te dateren boerenhuis met verhoogde begane grond telt een bouwlaag van acht traveeën waarvan de rechtertravee later in dezelfde stijl werd toegevoegd. Het zadeldak met bekronend houten klokkenruitertje met windhaan rust op een meerledige bakstenen fries met rechte en overhoekse muizentand. De beluikte steekboogvensters met witgeschilderde T-vormige ramen in een vlakke hardstenen omlijsting met sponning en een eveneens steekboogvormige deur met bovenlicht en houten tussendorpel ritmeren de erfgevel. Opmerkelijk is het gelijktijdig gebruik van smeedijzeren en houten muurankers. Onderaan de gevel situeren langwerpige verluchtingsvensters in een hardstenen omlijsting het kelderniveau. Tegen de gevel staat een oude gietijzeren waterpomp. De linkerzijgevel bovenaan is opengewerkt met vierkante zoldervenstertjes vertoont nog de originele afwerking met aandak en vlechtingen. In de achtergevel met uitsluitend houten muurankers staan een aantal kleine, beluikte vensters waaronder een houten steekboogvormig kozijn. Het interieur kon niet worden bezocht.

Op basis van archivalia kunnen beide stalvleugels in 1787-1790 worden gedateerd. Typische kenmerken zijn de rechthoekige deur- en vensteromlijstingen aan erfzijde, de lemen troggewelfjes en de verticale verluchtingspleten in de kleine stal alsook de muurvlechtingen in de kopgevel met houten luik van de grote stal. De lunetvormige verluchtingsgaten en de gietijzeren muurankers in de straatgevel evenals de bakstenen gewelfjes op I-liggers en de uilengaten in de kopgevel wijzen op aanpassingswerken in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw. Verder zijn er de gebruikelijke, recentere muuropeningen.

De 1851 gedateerde langsschuur met een klein venster en een rechthoekige poort met hardstenen omlijsting aan erfzijde en een blinde rondboog boven de latei van de rechthoekige poort aan straatzijde telt vier kapspanten waarin onderdelen van een oudere constructie zijn verwerkt. De bakstenen muur die de dorsvloer afbakende is verwijderd zodat de spantpoten momenteel rusten op betonblokken.

De bescherming heeft betrekking op de hoeve en de direct aansluitende historische 'huiskavels' – weide en vroegere locatie van moestuin en hoogstamboomgaard - waarvan de afbakening in grote lijnen samenvalt met de eigendomsbegrenzing in 1820, na aankoop door de eerste eigenaar-uitbater. Op het terrein zelf vormt het tracé van een oude verbindingsweg met de Driekapellenstraat en de Rasbeek de effectieve begrenzing. De hoeve is geïsoleerd ingeplant in een zachtglooiend en door knotwilgen (Salix) en haagbeuk (Carpinus) gestructureerd weidelandschap, aan de bovenloop van de Rasbeek, in een bocht van de schaars bebouwde Rooststraat, bijkomend geaccentueerd door de aanwezigheid van een grote gewone es (Fraxinus exelsior, stamomtrek van 3,16 meter) naast de langsschuur. Links van de hoeve staat nog een grote loods.

  • Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van Philippe-Christian Popp, opgesteld tussen 1842-1879, schaal 1:2500 tot 1:7500.
  • Atlas der Buurtwegen, opgesteld tussen 1840-1845, schaal 1:2.500.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2N, Gent, 618.
  • D’HASSELER R. 2003: Het hof van de fundatie vanden autaer ende schoele van Sinte Peeters Capelle ter Waerden, HOLVEO 31, s.l., 89-106.
  • D’HASSELER R. 2003: Stille getuigen van een vervlogen bouwtrant, 1170 en 1182.
  • DHOEVE A. 1994: Het grondbezit van de fundatie Vander Eycken van Sint-Pieters-Kapelle in HOLVEO, 2, 113.
  • ROOBAERT B. 1995: Bijdragen tot de geschiedenis van het Hernegewoud. De toponymie van Sint-Pieters-Kapelle, HOLVEO, s.l., nr. 2, 127, 129-130; nr. 4, 266-268.
  • S.N. 1990: Geogids Zuid-Pajottenland, s.l., 63.
  • S.N. 2007: Pajottenland, een land om lief te hebben (Werkgroep Pajottenland), s.l., 273.
  • VERHAEGHE G. 1989: De fundatie Peeter Van Der Eycken te Sint-Pieters-Kapelle in HOLVEO, 1, 23-37.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/20000/2327.1, Hoeve ten Rozenhof en omgeving.
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Kaphaag van haagbeuk en knotwilgen

  • Is gerelateerd aan
    Opgaande es als erfbeplanting

  • Is deel van
    Sint-Pieters-Kapelle


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Het Rozenhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39760 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.