is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed De Lelie
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument De Lelie: voorgevel en daken
Deze bescherming is geldig sinds
Diephuis in renaissancestijl genaamd “de Lelie" of “de Vier Winden”, waarvan de oorsprong opklimt tot de vroege 14de eeuw. Het pand was vanaf 1452 in het bezit van het Schippersgilde, met een onderbreking tussen 1590 en 1606. Volledig afgebrand tijdens de Spaanse Furie in 1576, werd het gildehuis in 1579 heropgebouwd. Op de opheffing van de gilden door het Franse Bewind, volgde de openbare verkoop van “de Lelie” in 1798, en in 1882 kwam het pand in het bezit van de Stad Antwerpen.
Het gebouw werd met uitzondering van de gevel gesloopt en heropgebouwd als onderdeel van het nieuwe Volkskundemuseum, naar ontwerp van architect Henri Van Dijk uit 1951, uitgevoerd door het aannemersbedrijf Stevens in 1952-1955. Van dit nieuwbouw- en restauratieproject maakten ook de vier aanpalende panden Gildekamersstraat 2-3 en 5-6 deel uit. Met uitzondering van de zorgvuldig geschoorde renaissancegevels van "de Lelie" en "de Mane", werd het volledige huizenblok gesloopt en vervangen door een eigentijds museumgebouw, met een structuur uit gewapend beton en doorlopende vloerniveaus zonder niveauverschillen. Beide bewaarde gevels werden gerestaureerd, de overige naar de bestaande opstand of vrij gereconstrueerd, net als de achtergevels. Het destijds vervallen huizenblok was al in 1935 met afbraak bedreigd, voor de bouw van een kantoorcomplex voor de stadsadministratie, een project dat op georganiseerd protest stuitte van talrijke erfgoed- en architectenverenigingen verenigd in het Verweercomiteit voor de Gildekamersstraat, en uiteindelijk werd afgevoerd.
Het Volkskundemuseum, in 1907 opgericht als eerste folkloremuseum in België op basis van de collectie van de dichter Max Elskamp, was oorspronkelijk gevestigd in de Heilige Geeststraat en vanaf 1935 in een vroegere meisjesschool in de Sint-Andriesstraat, die begin 1945 werd geteisterd door een vliegende-bominslag. Het Volkskundemuseum opende zijn deuren in de Gildekamersstraat op 29 maart 1958, en was hier gevestigd tot 2007, waarna de collecties werden geïntegreerd in het nieuwe Museum aan de Stroom (MAS). De gebouwen werden samen met deze van het vroegere Etnografisch Museum aan Suikerrui en Kaasstraat in 2016-2018 heringericht tot het DIVA, het museum voor edelsmeedkunst, juwelen en diamant.
Henri Van Dijk studeerde af als architect in 1912, en was van 1920 tot 1930 geassocieerd met zijn vader Frans Van Dijk. Vervolgens nam hij de praktijk over, en voltooide een reeks projecten die al eerder waren aangezet, zoals de vergroting van het Gerechtshof aan de Britselei. In opdracht van Albert Kreglinger stond hij tussen 1947 en 1949 in voor de heropbouw van de huizen "de Pauw" en "den bonte Mantel" op de hoek van Grote Markt en Wisselstraat. In 1956 kreeg Van Dijk van de Stad Antwerpen opdracht een Etnografisch Museum te ontwerpen op de percelen palend aan het Volkskundemuseum, op de hoek van Gildekamersstraat en Zilversmidstraat. De plannen en het bestek werden in 1961 door de gemeenteraad goedgekeurd, maar naar het einde van de jaren 1960 afgevoerd.
Diephuis van vijf traveeën, drie bouwlagen en een insteekverdieping onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien). Gerestaureerde, verhoogde halsgevel in renaissancestijl met een parement uit zandsteen of witte natuursteen met gebruik van blauwe hardsteen. Het gevelfront is opgevat volgens het systeem van de traditionele skeletstructuur: volledig opengewerkt, opgebouwd uit registers van hoge gekoppelde kruiskozijnen; smeedijzeren venstertralies op de begane grond en kelderluik in de sokkel. De renaissance-invloed komt tot uiting in de pui en insteekverdieping, waarvan de smalle penanten versierd zijn met typisch Antwerpse wortelmotieven ontleend aan Cornelis Floris de Vriendt. De bovengevel en de geveltop worden nadrukkelijk horizontaal geleed door klassieke entablementen met een gelede architraaf, fries en geprofileerde waterlijst. Een weelderige sculpturale versiering onderscheidt de geveltop, waarbij twee iets meer dan levensgrote figuren de vleugelstukken vormen van de met wortelmotieven versierde eerste geleding. Met hun respectievelijke attributen, het roer en het anker, gelden zij als symbolen van het schippersambacht. Obelisken en sierbollen bekronen de tweede en derde geleding, geflankeerd door tondi en klauwstukken waarin vier gebeeldhouwde mascarons, die de noord-, zuid-, oost- en westwinden verbeelden. Traditionele drielichten met een rondbogig middenluik doorbreken de geveltop, in de eerste geleding geaccentueerd door een waterlijst, diamantkopsleutel en -imposten, en geflankeerd door kruiskozijnen, in de tweede geleding met rechthoekige zijluiken, beide onder rolwerkcartouches; rechthoekig luik en balkgat in de derde geleding. De topbekroning vormt een driehoekig fronton, waarop eertijds het beeld prijkte van Sint-Niklaas, patroonheilige van het schippersgilde. Rondboogdeur met spiegelbogig bovenlicht in de rechter travee, gevat in een barokke omlijsting uit blauwe hardsteen, te dateren in het derde kwart van de 17de eeuw. Geblokte rondboog op barokpilasters met voluutkapiteel, draperie en basement, waarvan de sluitsteen verloopt in een gebogen waterlijst die eindigt in voluten tussen gestrekte uiteinden. Bovenlicht in een grillige, geprofileerde omlijsting met voluutvormige vleugelstukken, bekroond door een gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden en een gecanneleerde sluitsteen. Achtergevel: vrij gereconstrueerde trapgevel met een natuur- en bakstenen parement.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Gildekamersstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Lelie [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3978 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.