De hoeve van het Hof Ter Heyde, in haar huidige vorm een gesloten hoeve met mogelijk 17de-eeuwse kern, vormt samen met de aanpalende kapel, het enige overblijfsel van de oude heerlijkheid 'Ter Heyde'.
Twee belangrijke heerlijkheden lagen aan de basis van het huidige Hoeilaart: de heerlijkheid Ter Heyde ten zuiden van de IJse enerzijds en de heerlijkheid Holaer of Hoeilaart ten noorden van de IJse anderzijds. De oudst bekende eigenaar van de heerlijkheid Ter Heyde was de familie van Hoeilaart, genaamd de Holar waarvan Soteman de Holar voorkomt in een akte van 1186. De laatste eigenaar, eveneens de laatste vertegenwoordiger van het ancien régime was François Joseph Ignace Pangaert (+ 1798).
Na de afschaffing van het ancien régime werd de heerlijkheid Ter Heyde opgeslorpt door de gemeente Hoeilaart. Het patrimonium ervan werd in 1823, sommige bronnen geven 1820, aangekocht door Jozef de Man, die later de titel verwierf van baron de Man d'Hobruge en burgemeester van Hoeilaart was in de periode 1823-1846 en 1848-1854. Zijn zoon baron Jean de Man d’Attenrode (burgemeester van Hoeilaart van 1854-1878) liet het 15de-eeuwse kasteel slopen en vervangen door een neogotisch kasteel dat vandaag dienst doet als gemeentehuis.
De hoeve bleef behouden evenals de aanpalende kapel die door middel van een gang met het oude kasteel verbonden was. De gang werd eveneens gesloopt waardoor de westgevel van de kapel volledig moest vernieuwd worden; de kapel kreeg toen een neogotische uitstraling, passend bij het nieuwe kasteel. De hoeve, in kern mogelijk opklimmend tot de 17de eeuw, werd in de loop van de 19de en 20ste eeuw herhaaldelijk aangepast waardoor de oorspronkelijke functie van de verschillende vleugels nagenoeg niet meer te herkennen valt.
Op de 'carte figuratief van Holaer', opgemaakt in 1763 staat het 'Hof ter Heyden' aangeduid als semigesloten hoeve toebehorend aan 'den heer Pangaerden'; via de vandaag nog bestaande kapel in de noordwestelijke hoek was de hoeve verbonden met het toenmalige kasteel. Dezelfde bron toont verder ten westen, ter plaatse van het huidige Jan van Ruusbroecpark, een Franse tuin. Op de Ferrariskaart daarentegen lijkt voor zover te identificeren slechts het kasteel met aansluitend de noordelijke vleugel en de aanzet van de oostvleugel te zijn ingetekend, bijkomend verder ten zuiden twee kleinere volumes. Op de Poppkaart waar de intekening grosso modo overeen komt met de Atlas der Buurtwegen gaat het opnieuw om een vrij gesloten inplanting met openingen in de zuidelijke en zuidoostelijke hoek. Sedert het begin van de jaren 1990 werd de hoeve in fasen gerestaureerd en in gebruik genomen door gemeentelijke administratieve diensten. In 1994 werd de zuidvleugel onder handen genomen. Eind 2008 werden de gerestaureerde west- en noordvleugel in gebruik genomen en in 2009 de vroegere orangerie.
Gesloten hoeve, bestaande uit vier vleugels rondom een gekasseide binnenplaats met opening in de zuidoostelijke hoek en aanpalende kapel op de noordwestelijke hoek. Bij een bezoek op 24/08/2017 werd vastgesteld dat de binnenplaats opnieuw geplaveid werd en de oorspronkelijke kasseibestrating verdwenen was. Verankerde bakstenen gebouwen van één tot twee bouwlagen onder vernieuwde schild- en zadeldaken (leien of pannen) deels met dakvensters en dakkapellen. De meeste muuropeningen werden aangepast en ook het interieur werd ingericht conform de hedendaagse functies. Enkel in de west- en noordvleugel bleven nog een aantal elementen bewaard die verwijzen naar de traditionele kern.
De westvleugel telt twee bouwlagen onder een licht geknikt leien schilddak dat overkraagt op modillons. De gevel aan de binnenplaats is vandaag licht geel beschilderd met zandstenen onderbouw en bewaarde steigergaten onder de daklijst. De muuropeningen, voortgaande op onder de beschildering zichtbare bouwsporen (onder meer dubbele ontlastingsboogjes, kwarthol geprofileerde dagkanten en negblokken) waren voorheen vermoedelijk bol-, klooster- en kruiskozijnen; vandaag zijn ze eenvoudig rechthoekig al dan niet op hardstenen lekdrempels. Een segmentboogdoorgang leidt naar de achterzijde van het kasteel. De bepleisterde westgevel vertoont eenvoudige rechthoekige vensters, alle voorzien van luiken of persiennes.
De noordvleugel, zeven traveeën en één bouwlaag, wordt aan de binnenplaatszijde gemarkeerd door twee kruiskozijnen links en een verweerde gevelsteen met verwijzing naar de familie Pangaert en een jaartal 17—(?) in de zesde travee.
In de zuidvleugel, zes traveeën en twee bouwlagen, wordt de benedenverdieping geritmeerd door pilasters. Voorts betreft het een bepleisterde lijstgevel met sobere rechthoekige muuropeningen in een strakke ordonnantie.
De oostvleugel ten slotte, zes traveeën en twee bouwlagen onder pannen schilddak, vertoont een verspringende houten kroonlijst en ook eenvoudige rechthoekige muuropeningen.
De kapel die toegewijd is aan Onze-Lieve-Vrouw was ze voorheen door een gang verbonden met het oude kasteel van de heerlijkheid Ter Heyde. Bij de afbraak van het kasteel in het begin van de jaren 1850 verdween ook de gang en kreeg de kapel een nieuw parement en een volledig nieuwe westgevel. Mogelijk gebeurde dit naar ontwerp van Jozef Claes die ook het nieuwe kasteel ontwierp. De classicistische apsis bleef bewaard.
De kapel is uitwendig uitgewerkt in neogotische stijl aansluitend bij de stijl waarin het nieuwe kasteel werd gebouwd. Ze vertoont een rechthoekige plattegrond met een driezijdige sluiting onder vernieuwde, leien bedaking. Het geheel is opgetrokken uit baksteen met verwerking van kalkzandsteen voor de onderbouw, omlijstingen en de veelvuldig voorkomende speklagen.
De westgevel in de vorm van een tuitgevel met verhoogde opengewerkte top, wordt begrensd door overhoekse, versneden steunberen, bekroond door een pinakel. De segmentboogdeur wordt samen met het bekronende spitsboogveld, gevat in een geprofileerde spitsboogomlijsting; in het timpaan een reliëf met de voorstelling van de goede herder; een neogotisch uitgewerkte houten luifel accentueert het geheel; de houten vleugeldeur is voorzien van ijzerbeslag. De oculus in de top vertoont maaswerk in de vorm van een bloem. In de opengewerkte top met bekronend ijzeren kruis hangt een klokje. De zijgevels worden aan beide zijden geopend door een spitsboogvenster voorzien van neogotisch maaswerk in een geprofileerde kalkzandstenen omlijsting. De bewaarde driezijdige apsis daarentegen wordt geopend door segmentboogvensters eveneens in een kalkzandstenen omlijsting onder waterlijst; bewaarde 19de-eeuwse (?) ijzeren roeden.
Het interieur met bepleisterd tongewelf behield zijn 18de-eeuwse lambrisering en altaarwand met geschilderde taferelen uit het leven van Maria en Jezus; voorts een neogotisch altaar met beeld van Onze-Lieve-Vrouw onder stralenkrans met de Heilige Geest en communiebank. Links en rechts van het altaar worden de vensters bekroond door een medaillon met buste van Maria en Johannes (?), omgeven door vergulde guirlandes. Zwarte tegelvloer met ruitvormige witte hoeksteentjes. Diverse gedenkplaten verwijzen naar het opdragen van de mis door kardinaal Sterckx, bisschop van Mechelen op 21 en 22 september 1845 en door de Franse bisschop Félix Dupanloup in 1844. De vensters in het schip zijn voorzien van glas in lood met geometrische motieven.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2017: Kasteelhoeve Hof ter Heyde en kapel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203066 (geraadpleegd op ).
Achter het voormalige neogotisch kasteel van 1858, dat heden (sedert 1919) dienst doet als gemeentehuis, de voormalige kasteelhoeve met oude doch deels aangepaste kern en in gebruik als brandweerkazerne en woonhuisjes (nummers 4, 6, 8, 10, 12).
Nummers 4-6. Twee verdiepingen hoge vleugel met schilddak (mechanische pannen); gecementeerde gevels en rechthoekige muuropeningen met 19de-eeuws uitzicht.
Nummer 8. Eénlaagse vleugel met zadeldak (pannen); de gecementeerde gevel behoudt links twee kruisvensters met uitspringend middelkalf uit de 17de eeuw(?); voorts rechthoekige deuren en poorten. Ertegenover, twee verdiepingen hoge vleugel met zadeldak (pannen) in gebruik als brandweerkazerne. Gecementeerde gevels geritmeerd door zes brede en platte pilasters voorzien van dekplaten; rechthoekige vensters, en in de zijgevel, een rondboogpoort van baksteen met blind boogveld; uitzicht 19de eeuw.
Nummers 10-12. Lange vleugel met twee verdiepingen en schilddak (pannen) op geprofileerde daklijstbalkjes. Gecementeerde gevel voorzien van een centrale korfbooginrijpoort met sluitsteen (bakstenen latei); voorts beluikte rechthoekige en vierkante vensters. Erfzijdegevel met ondanks de groene begroeiing zichtbaar baksteenmetselwerk op zandstenen sokkel en met sporen van de oorspronkelijke toestand. Op de begane grond, gewijzigde muuropeningen, doch de oorspronkelijke ordonnantie van kruis- en kloosterkozijnen wordt aangeduid door de bewaarde dubbele of enkele ontlastingsboogjes van een rollaag (17de eeuw). Op de tweede verdieping, vensters van zandsteen, sommige met behouden tussenstijl en met uitspringende lateien (17de eeuw).
Naast deze vleugel, een kapel met 19de-eeuwse beuk doch met een classicistische driezijdige apsis uit de tweede helft van de 18de eeuw: baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor de sokkel, de omlijstingen, de hoekstenen en de daklijst; twee steekboogvensters met licht uitspringende omlijstingen en druiplijst.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Kasteelhoeve Hof ter Heyde en kapel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39786 (geraadpleegd op ).