Semigesloten hoeve, in kern minstens opklimmend tot de 18de eeuw.
Volgens de literatuur is er al in de 14de eeuw (1365) sprake van een hoeve op deze plaats. In een verkoopakte van 1765 wordt het goed omschreven als 'Een pachthoff mette huysinghe, schuere ende stallinghen met boomgaert Coolhoff ende Block Landts genaempt het heysblock…'. Op de Ferrariskaart van 1770-1778 is er op deze plaats een ruim complex ingetekend op een omhaagd perceel, hoewel de benaming C(en)se Smeybergh er verkeerdelijk wordt gebruikt voor een hoeve verder naar het zuidoosten. Het ensemble bestaat op dat ogenblik uit een ruim L-vormig volume ten westen en een H-vormig volume ten oosten, dat in de zuidwestelijke hoek nagenoeg aansluit op het eerstgenoemde volume, waardoor een ruwe U-vormige plattegrond ontstaat, geopend naar de noordzijde.
Op het primitief kadasterplan, de Atlas der Buurtwegen en de mutatieschetsen van het kadaster van 1856 wordt eveneens een U-vormig ensemble weergeven. In de Atlas is het geheel aan de noordzijde blijkbaar al afgesloten door een muur. De Poppkaart daarentegen geeft slechts twee parallelle vleugels (oostvleugel en westvleugel) weer; mogelijk gaat het hier om een foutieve intekening, aangezien in de zuidelijke vleugel tot vandaag elementen bewaard zijn die verwijzen naar de 18de eeuw. In 1856 wordt op het kadaster een grenswijziging en vergroting van het pachthof geregistreerd in opdracht van 'graaf Martinus Cornet de-ways, eigenaar Brussel'; de mutatie gebeurde in 1854. Er kon niet uitgemaakt worden in hoever het ging om volledig nieuwe gebouwen of daadwerkelijke vergroting van bestaande gebouwen. In de literatuur wordt het jaartal 1865 aangehaald voor het huidige uitzicht, evenwel zonder bronvermelding. In 1896 werd een bijkomende stal ingetekend ten zuiden van het complex, dat op dat ogenblik in handen was van 'Julius Quiriny-Titeca, advokaat Hoeylaert'.
Semigesloten hoeve met centraal, gekasseid erf; de huidige vormgeving dateert uit de 19de eeuw, doch in kern minstens opklimmend tot de 18de eeuw: boerenwoning met aansluitende paardenstallen ten westen, stalvolume ten oosten en stal met achterliggende schuur ten zuiden; aan de straatzijde ten noorden is de hoeve afgesloten door een eenvoudige bakstenen muur met overluifelde toegangspoort.
Verankerde en witgeschilderde gebouwen op gepikte plint, afgedekt door zadeldaken (pannen of golfplaten).
De boerenwoning met de nok loodrecht op de straat heeft een 19de-eeuws uitzicht; ze telt vijf traveeën en twee bouwlagen en wordt gekarakteriseerd door een lijstgevel met symmetrische doch ongelijke ordonnantie. De rechthoekige vensters, nagenoeg vierkant op de bovenverdieping, zijn voorzien van hardstenen lekdrempels. Het schrijnwerk werd gedeeltelijk vernieuwd. De eveneens rechthoekige deur is gevat in een geschilderde vlakke omlijsting en wordt voorafgegaan door een later toegevoegd portaaltje. De gootlijst wordt in de middentravee onderbroken voor een laadvenster. In de achtergevel zijn de vensters getralied op de begane grond en overwegend blind op de bovenverdieping.
Links aansluitend de paardenstallen van drie traveeën, gemarkeerd door een aangepaste rechthoekige poort met hogerop een accoladevormig laadvenster. Binnenin overwelfd met Boheemse kappen; bewaarde houten tussenschotten van de vroegere paardenboxen en hardstenen voederbakken.
De tweebeukige langsschuur telde oorspronkelijk vijf traveeën met aan westzijde twee later toegevoegde traveeën. Vermoedelijk dateert de schuur van halverwege de 19de eeuw met behoud van een oude muur, zie mutatieschets van 1856. De oorspronkelijke kopgevels zijn voorzien van lichtgleuven en een rechthoekige poort onder houten latei en rondboogvormige ontlastingsboog. Het gebint draagt telmerken en heeft pen- en gatverbindingen.
De tegen de noordgevel aangebouwde stal is vermoedelijk het oudst bewaarde gedeelte, hoewel meermaals aangepast. Hier verwijst een spiegelboogdeur ingeschreven in een verdiepte rechthoekige omlijsting met gegroefde voluutsluitsteen en niet geïdentificeerde steenkapperstekens op de rechtstanden naar een oudere 18de-eeuwse (?) toestand.
De koestal met de nok loodrecht op de straat, heeft eveneens een 19de-eeuws uitzicht. Hij telt vijf traveeën en wordt geopend door rechthoekige muuropeningen onder houten latei. Inwendig voorzien van Boheemse kappen. De aan de oostzijde aangebouwde parallelle vleugel is een latere uitbreiding.
Tegen de noordwestelijke hoek en begrensd door de noordelijke afsluitingsmuur bevindt zich nog een bedrijfsgebouw dat kadastraal werd geregistreerd in 1856.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2017: Smeyberghoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203046 (geraadpleegd op ).
Semigesloten hoeve met geplaveide binnenplaats, en gebouwen in kern daterend uit de 18de eeuw doch sterk verbouwd. Witgekalkte gebouwen van baksteen met gepikte plint. Huidig boerenhuis (nok loodrecht op straat) met twee bouwlagen en een zadeldak (pannen), uit de 19de eeuw. Haaks erop, een ruime langsschuur met zadeldak (pannen), opgetrokken ter plaatse van het vroegere woonhuis, waarvan de deuromlijsting uit het derde kwart van de 18de eeuw bewaard bleef: mooi geprofileerd spiegelboogbeloop ingeschreven in een ingediepte rechthoekige omlijsting van zandsteen met bewerkte sleutel. Koestal van baksteen met binnenin een oudere kern van breuksteen en een overwelving met Boheemse kappen. De zijpuntgevel van een bijgebouw heeft nog de vlechtingen van een vroegere steile dakhelling; binnenin, een zware balk met geprofileerde slof.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Smeyberghoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39790 (geraadpleegd op ).