Teksten van Watermolen Koevoordemolen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40070

Watermolen Koevoordemolen ()

De Koevoorde- of Coevoetmolen maakt deel uit van een geheel van watermolens langs de Molenbeek. Andere molens, zoals de Marselaeremolen, de banmolen van Diepensteyn (Steenhuffel), de Herbodinnemolen en de Quaedenmolen (Malderen), de molens in de Molenstraat en op het Drietorendomein (Londerzeel) zijn (gedeeltelijk) ontmanteld of verdwenen.

De Koevoordemolen is een dubbelmolen - een gecombineerde graan- en oliemolen - en is zo goed als volledig bewaard gebleven. Het graanmaalderijgebouw is gelegen op de rechteroever (deelgemeente Londerzeel) en maakt één geheel uit met de woonvertrekken. Op de linkeroever (deelgemeente Malderen) bevindt zich het gebouw van de vroegere wateroliemolen.

Historiek

De Koevoordemolen werd vermoedelijk omstreeks 1390 gebouwd. Op 10 januari 1391 werd de molen vermeld in de wilsbeschikking van Jan van Marselaer die de molen te "Coevoirde" gebouwd had. Na 1575 (Schepenbank van Londerzeel) wordt de molen regelmatig vermeld in bronnen. Vanaf 1727 werden het complex verschillende malen volledig beschreven.

Op 2 november 1752 werd de molen aangekocht door de heer van Marselaere voor 5649 gulden van de heer Raed van Langendock. De bouw van de smoutmolen door Franciscus van Nuffel, Heer van Marselaere, kostte 4729 gulden 10 stuivers, zoals opgetekend in het "Ontfangboeck van Marselaere" dat door Arnulfus van Nuffel ondertekend werd in 1813.

Volgens een uitvoerige "Schattinge en Taxatie" van alle onderhoudswerken, opgemaakt door meestermolenmakers Carolus en Hendrick Van den Bossche, bestond het watermolencomplex in 1781 uit drie molens: een "coren- of graenmolen" en een "boeckweijmolen" op de Londerzeelse rechteroever van de Molenbeek en een "smoutmolen" - opgericht in 1757 - op de Malderse linkeroever. Op de Ferrariskaart (1775) wordt de "Couvaerts Molen" weergegeven door twee aparte volumes (molenhuis en schuur) op de rechteroever en een volume (smoutmolen) op de linkeroever van de beek. Een gelijkaardige configuratie is te zien op de Atlas der Buurtwegen en de kaarten van Vandermaelen en Popp.

De 18de-eeuwse en oudere kern werd tijdens de 19de en 20ste eeuw sterk uitgebreid, verbouwd en aangepast. In 1912 werd de smoutmolen afgebroken en verdween het waterrad aan de linkeroever definitief. De smoutkoeken (voornamelijk van lijnzaad) geraakten niet meer verkocht. In de smoutmolen werd een stoommachine geplaatst, de langs een transmissie-as over de beek het nieuwe drijfwerk in de graanmolen aandreef.

Omstreeks 1930 werd tegen de noordgevel van de molenaarswoning een tweede woning gebouwd. Vermoedelijk werd de voorgevel van het molenhuis toen gecementeerd. In 1940 belette de oorlog de aanvoer van brandstof. De molenaar plaatste toen ter vervanging van de dieselmotor een elektrische motor op de steenzolder, die langs een aandrijfriem één van de riemschijven op het verloopsysteem beneden aandreef. Toen de staat in 1946 zware taksen legde op het gebruik van het water van de Molenbeek, werd definitief op elektriciteit overgeschakeld.

In 1961 werd alle molenactiviteit gestaakt. Het waterrad werd vermoedelijk rond 1960 na saneringswerken aan de beek verwijderd. Circa 1970-1980 stortte het dak en een deel van de westgevel van de smoutmolen in. De toenmalige eigenaar bracht bovenop de bestaande moerbalken een nieuwe dichting aan en brak het westelijk deel over circa drie meter af tot aan de binnenmuur, die hierdoor een buitengevel werd. De fundering van de vroegere westgevel is nog aanwezig. In 2008-2009 werd een restauratiedossier opgemaakt voor de Koevoordemolen, met als doel het complex te herbestemmen als woning.

Beschrijving

Graan- of korenmolen, rechteroever

Gebouw. In het 18de-eeuwse éénlaags bakstenen gebouw met pannen zadeldak bevinden zich zowel de molen als de molenaarswoning. De voorgevel met beluikte rechthoekige venster- en deuropeningen is met een cementbepleistering met imitatievoegen bezet. Boven de toegangsdeur tot de molenruimte bevindt zich in het dak een luikap met horizontaal verdeeld luik; het bovenlicht van de deur is door een traliewerk tegen de inslag van zakken beschermd. De rechterzijpuntgevel is afgewerkt met een top- en schouderstuk op zandstenen console. In de 19de eeuw werd tegen de achtergevel een tweede volume van twee bouwlagen aangebouwd. In het verlengde bevindt zich een bakstenen dwarsschuur onder zadeldak (pannen), eveneens met een oudere kern. De achtergevel, aan de beekzijde, wordt tot op zekere hoogte verstevigd door zandstenen hoekstenen; sporen van een dichtgemetselde rondboogpoort.

De graan- of korenmolen kon op drie verschillende manieren aangedreven worden: door het waterrad, door een dieselmotor met vliegwiel en door een turbine. De smout- of oliemolen is volledig ontmanteld.

Sluis. Van de sluizen zijn nog slechts enkele sporen zichtbaar. Enkel de lossluis is nog volledig met een ijzeren sluisdeur, tand- en heugelsysteem en borstbalk. De staanders en glijbanen van de schuiven zijn in profielstaal uitgevoerd. Twee sluiswerken waren na elkaar opgesteld: de eerste kon de watertoevoer naar de turbine volledige afsluiten, terwijl de tweede de bypass van de turbine kon regelen. Schuiven, noch hefbomen om deze te bedienen zijn aanwezig. De strekdam is in baksteen en met arduinplaten belegd. Het water tussen beide sluizen is met een betonnen plaat overdekt.

Turbine. Het oorspronkelijke onderslagrad (type waterrad waarbij het water onder tegen de haaks op het rad staande schoepen wordt geduwd) werd in 1913 vervangen door een turbine met axiale watertoevoer, vermoedelijk van het type Kaplanturbine. Onder het molenhuis werd een turbinekelder met toevoer van het Molenbeekwater over een sluizensysteem gebouwd. De waterturbine was onderaan de verticale stalen aandrijfas gemonteerd. Deze as loopt door tot in de nok van het dak om het luiwerk aan te drijven. Alle aftakkingen voor de aandrijving van andere werktuigen waren hierop gemonteerd. De spleet tussen stator en rotor van de waterturbine kan geregeld worden langs een instelmechanisme. De turbinemolen bewijst zijn industrieel-archeologische waarde als voorbeeld van een ambachtelijke watermolen die met het oog op een beter rendement werd aangepast.

Maalderij. De maalvoer is gelijkgronds. De stalen staande as is door middel van een zware koppeling verbonden met de turbines. Het gietijzeren sterrenwiel heeft houten kammen. In 1925-1926 werd de aandrijving via de stoommachine aan de overzijde van de beek vervangen door een aandrijving met een explosiemotor. Getuige hiervan is een horizontale as met een houten riemschijf en gekoppeld aan de staande as via een conische overbrenging. De explosiemotor was opgesteld in een aangebouwde ruimte. De twee peerijzers met hun sterrenwielen rusten op een gietijzeren constructie. De lichten zijn uitgevoerd met een handwieltje. Vier gietijzeren kolommen schragen de steenzolder en zijn met bruggen verbonden. Deze bruggen zijn voorzien van verstelbare taatspotten. Van de drie meelgoten is deze van het rechtsteenkoppel en van de haverpletter gemonteerd. De derde is niet gemonteerd aanwezig. Ze zijn breed uitgevoerd en zonder meelbakje, maar voorzien van een spanriem om de zakken rechtstreeks aan de meelpijp te verbinden. Er is een balkje met de inkerving 1743. Zowel de haverpletter als de cilindermolen om graan te malen zijn verdwenen.

Steenzolder. Hier bevinden zich twee steenkoppels. De maalstoelen zijn in goede toestand en volledig. Er zijn houten slagspelten en engelse rijnen met hoed. Het steenbed is rond. Een goede en verplaatsbare houten galg is aanwezig met de nodige halve hoepels, steenspillen en vijzel. Boven de stenen is een kleine zolder aangebracht.

Luiwerk. Het houten luiwerk is van het type met riem en aandrukrol. Er is geen klauwwiel. De luias is gebouwd voor het gezamenlijk werken van een binnen- en een buitenlui. Het buitenluiwerk gebeurde langs een luikapje met deur welke uitgeeft op de zolder van het gebouw.

Olie- of smoutmolen, linkeroever

Gebouw. Bakstenen gebouw waarvan het dakgedeelte werd weggenomen en werd vervangen door een platform (met behoud van de oude moerbalken). Plaatselijke hoekversteviging met natuurstenen blokken. Rondbogige toegangsdeur en segmentbogige vernsteropeningen met ijzeren luiken. Het gebouw wordt gebruikt als bergruimte en het molenwerk is totaal verdwenen. Wel is de arduinblok bewaard waarop de slagbank rustte.

Waterbouwkundige toestand. Een sluis is aanwezig en uitgevoerd in plaatijzer. Glijbanen en borstboom zijn in profielstaal. De bediening is met een tandheugel en zwengel. In het metselwerk van het gebouw is de uitsparing zichtbaar van de vroegere houten hefboom, evenals de plaats van het asgat. Het metselwerk vertoont tevens uitslijtingssporen, veroorzaakt door het onderslagwiel. Er is geen waterwiel meer aanwezig.

  • Archief Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant. Dossier 4561 Koevoordemolen: BUYSSE R. 1985: Technische beschrijving betreffende de Koevoetmolen.
  • Archief Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant. Dossier 4561 Koevoordemolen: VAN SCHEL F., VRANCKAERT F. & PAUWELS H. 1985: Voordracht tot rangschikking van de Coevoetmolen als monument met historische en industrieel-archeologische waarde, dossier voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen van Londerzeel.
  • Archief Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant. Dossier 4561 Koevoordemolen: DE SCHEPPER J. 1992: Inhoudelijk dossier.
  • Archief Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant. Dossier 4561 Koevoordemolen: OKKERSE S. 2008: Historische nota bij het restauratiedossier van de Koevoordemolen.
  • DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur/deel 2n. Vlaams-Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 359.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen Koevoordemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/148930 (geraadpleegd op ).


Koevoordemolen ()

Reeds vermeld in de 15de eeuw; voormalige watermolen met kern uit 17de-18de eeuw doch sterk uitgebreid, verbouwd en aangepast tijdens de 19de eeuw.

Eénlaags woonhuis met zadeldak (pannen) en laadvenster, opgetrokken uit baksteen; gecementeerde voorgevel en beluikte rechthoekige muuropeningen. Rechterzijpuntgevel afgewerkt met top- en schouderstuk op zandstenen console. Vergroot onder meer met een bijbouw achteraan.

In het verlengde, bakstenen dwarsschuur onder zadeldak (pannen), eveneens met een oudere kern. In de achtergevel, aan de beekzijde, zandstenen hoekstenen tot op zekere hoogte; sporen van een dichtgemetselde rondboogpoort.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen Koevoordemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40070 (geraadpleegd op ).