Teksten van Watermolen De Waet of Meysemolen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40150

Watermolen De Waet of Meysemolen ()

Watermolen van het bovenslagtype, waarvan de oorsprong opklimt tot de 16de eeuw. De gebouwen dateren in hun huidige voorkomen uit de 19de en 20ste eeuw met een behouden, minstens tot de 18de eeuw opklimmende, oudere kern in het molengedeelte. De dateringen "1766" op de deurlatei en "1835" links boven in de gevel, wijzen op meerdere aanpassingen.

Historiek

De molen, een graanwatermolen gelegen op de Kelke- of de Meisebeek, was aanvankelijk in het bezit van de heren van Grimbergen-Nasau en werd al in 1570 vermeld, A. Jacobs haalt zelfs het jaar 1428 aan. Naderhand kwam de molen in het bezit van de familie Vander Linden d’ Hooghvorst die in 1766 de molen aanpaste en haar wapenschild aanbracht (zie deurlatei in het woongedeelte). Het goed werd in 1881 verkocht aan keizerin Charlotte, zus van Leopold II, die omstreeks 1886 het geheel liet uitbreiden. In 1886 werd op het kadaster een 'agrandissement' geregistreerd waarbij het bestaande rechthoekige volume aan de waterkant, met name de eigenlijke watermolen gevoelig werd uitgebreid met een 'huis' (molenaarswoning en stapelplaats) in zuidelijke richting. De watermolen muteerde op dat ogenblik naar ‘watergraanmolen’ en ten oosten van de woning werd een inmiddels verdwenen bakhuis als 'nouvelle construction' ingetekend. In 1904 werd een uitbreiding van de molen geregistreerd, die toen muteerde naar water- en stoomgraanmolen, waardoor zowel op water- als stoomkracht kon gemalen worden; het ensemble was nog steeds in het bezit van keizerin Charlotte.

In 1937 werd de molenaarsfamilie De Waet eigenaar, waarna de molen in 1954 uitgerust werd met een elektrische motor. In 1959 kocht handelaar Jan Steenackers-Stevens de molen, hij verwijderde het waterrad en maalde tot 1980 enkel met de elektromotor. De molen was tot 1980 in gebruik, vandaag is het geheel sterk aangepast en omgevormd tot woning.

Beschrijving

Haaks op de Meisebeek ingeplante, verankerde bakstenen constructie van één bouwlaag op een lage kalkzandstenen onderbouw onder doorlopend, op daklijstbalkjes overkragend zadeldak (pannen). Oorspronkelijk waren van links naar rechts de volgende functies opgenomen: molenhuis, molenaarswoning en stapelplaats. Vandaag zijn de gebouwen witgeschilderd. Ten opzichte van de eerste inventariscampagne in de eerste helft van de jaren 1970 werden de muuropeningen in het molengedeelte en de opslagplaats grondig gewijzigd, getuige hiervan de foto’s die toen werden gemaakt.

Molenhuis opklimmend tot de 18de eeuw momenteel getypeerd door een rechthoekige deur geflankeerd door twee bijna vierkante vensters met hardstenen onderdorpels; deze openingen werden ingebracht ter vervanging van een rechthoekige poort, zie foto’s uit de eerste inventariscampagne en de bouwnaad. Links boven in de gevel zit er een gevelsteen met vermelding “BDM 1835”. De noordelijke zijgevel aan de waterkant met hoge kalkzandstenen onderbouw en gecementeerd bovendeel, heeft drie rechthoekige vensters, waarvan twee getralied en voorzien van een kwarthol geprofileerde kalkzandstenen omlijsting. De aanpalende strekdam en resten van sluismuren zijn nog aanwezig, alsook een molensteen op het volledig gekasseide erf ten westen van het molencomplex.

De molenaarswoning is voorzien van hoge rechthoekige beluikte vensters met T-vormig schrijnwerk en hardstenen lekdrempels. Gewijzigde deuropening met afgeschuinde en hergebruikte hoek- en negblokken in kalkzandsteen en een steekbooglatei van blauwe hardsteen met gebeiteld wapenschild van de familie Vander Linden d’ Hooghvorst en het jaartal 1766. Het meest rechtse venster werd ingebracht na de eerste inventariscampagne, zie oude foto’s.

De opslagruimte is toegankelijk via een rechthoekige poort onder ijzeren I-latei waarboven een rechthoekig laadvenster onder zadeldakje; de twee kleine rechthoekige vensters werden later ingebracht, zie foto’s eerste inventariscampagne. Naar verluidt voorheen met troggewelfjes tussen ijzeren I-liggers.

Het ertegenover gelegen wagenhuis met pannen zadeldak en drie bakstenen rondbogen in de voorgevel (19de eeuw) nog opgenomen in de inventaris van 1975 en te zien op oude postkaarten, is gesloopt.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten, Meise, afdeling I (Meise), 1886/26, 1904/51, 1954/36.
  • JACOBS A. 2003: Wind- en watermolens te Meise, Berla 71, 13-22.

Auteurs:  Van Damme, Marjolijn; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Damme M. & Kennes H. 2018: Watermolen De Waet of Meysemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/297979 (geraadpleegd op ).


Watermolen ()

Watermolen op de Kelkebeek. Eénlaagse constructie van baksteen op een onderbouw van zandsteen, afgedekt met een zadeldak (pannen); behouden oudere kern doch sterk gewijzigd in 19de-20ste eeuw: gevelsteen "BDM 1835" links aan de beekkant. De zijgevel aan de waterkant met zandstenen onderbouw en gecementeerd bovendeel, bewaart twee getraliede rechthoekige venstertjes met kwartholle stijlen van zandsteen.

In de voorgevel, twee beluikte rechthoekige vensters met lekdrempels (19de eeuw) en een ingekaste deur: afgeschuinde negblokken van zandsteen en hergebruikte (?) steekbooglatei van arduin met gebeitelde wapensteen (zie Drytorenhof) en jaartal 1766. Overigens recente muuropeningen; rechts, in de stapelplaats, troggewelfjes met ijzeren liggers. Ertegenover, karrenhuis met zadeldak (pannen), en drie bakstenen rondbogen in de voorgevel (19de eeuw).


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Watermolen De Waet of Meysemolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40150 (geraadpleegd op ).