Teksten van Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40159

Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin ()

Pastorie in traditionele bak- en zandsteenstijl, bestaande uit twee aaneensluitende parallelle vleugels waarvan het oostelijke volume dateert uit de 17de eeuw en het westelijke uit de 18de eeuw. Een grondige restauratie gebeurde in 1902 naar de plannen van architect Jules Barbier, leerling van J.J. Van Ysendyck. De pastorie is omgeven door een tuin van 55 are met sporen van een 18de-eeuwse, regelmatige lusttuin met vijver en paviljoen; de tuin werd gedeeltelijk heraangelegd als parkeerterrein rond 1960.

Historiek

Ten tijde van pastoor Stroobants (1578-1584) was de pastorie van de Sint-Martinusparochie zeer bouwvallig en onbewoonbaar geworden, ten dele door beschadigingen tijdens de godsdiensttroebelen. Voortgaande op archiefstukken bewoonde toenmalig pastoor De Boeck in het begin van de 17de, eeuw, meer bepaald in 1604, een pastorie die hij had opgetrokken; of het ging om een restauratie of een nieuw gebouw is niet geheel duidelijk.

Christophorus Outers (1613-1647), abt van de norbertijnenabdij van Grimbergen, gaf in 1646 zijn goedkeuring voor herstellingswerken en de vergroting van de pastorie van Meise. De uitvoering van de werken gebeurde in 1648 onder abt Karel Fernandez de Velasco (1647-1665). Deze werken betroffen de oostelijke vleugel van de vandaag nog bestaande pastorie.

Een figuratieve kaart uit het kaartboek van de bouwheer, de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Jan van Acoleyen in 1690, toont de pastorie nog in haar oorspronkelijke gedaante. Ze vormde het middelpunt van een langs twee zijden ommuurde tuin, die aan de westzijde (rechts op de kaart) begrensd werd door een langwerpige, rechthoekige vijver. Over het concrete uitzicht en gebruik van de tuin geeft deze kaart geen verdere details, evenmin als een kaart uit 1717 van dezelfde landmeter (zie "Figuratieve Caertbladt der resterende goederen van dese Abdye [Grimbergen], getrocken uit de prochiemetinge van Meys, geschiet den jare 1717"). Een dienstvleugel met L-vormige plattegrond stond los van het hoofdgebouw en vormde er een naar de straatzijde geopend binnenpleintje mee.

In 1730 werd de dienstvleugel gesloopt en de pastorie merkelijk uitgebreid met een parallelle westelijke vleugel, eveneens in traditionele stijl, en dit op initiatief van prelaat August van Eeckhout, wiens wapen met de lijfspreuk 'ministerium tuum imple' (vervul uw opdracht) zichtbaar is boven de achterdeur; de eerstesteenlegging gebeurde op 6 juni 1730. De steile helling van het terrein achter de oorspronkelijke pastorie werd in de nieuwbouw opgevangen door een souterrain. De pastorie wordt in haar nieuwe gedaante afgebeeld op een niet gesigneerd, panoramisch schilderij, dat eertijds bewaard werd in de pastorie. Het dorp wordt er getoond in vogelperspectief vanuit het westen. De voorgrond wordt gevormd door een fictieve heuvel met een pittoreske bomengroep en drie norbertijnse 'witheren', twee ervan in gesprek met een voorname dame, vergezeld van een jongetje; de derde ontfermt zich over enkele toegelopen dorpsbengels. Aan de voet van de heuvel trekt een boerenkar met muzikanten en feestvierders voorbij. Op de achtergrond zien we de dorpskerk omringd door huizen, dreven en kouters; aan de horizon tekent zich de toren van de abdijkerk van Grimbergen af. Het middenplan wordt ingenomen door – van rechts naar links – het kasteel van Boechout, dat van Meise en de pastorie in zijn verdubbelde vorm.

De grotendeels ommuurde pastorietuin strekt zich uit voor en naast de pastorie. De hoofdingang tot het goed bevindt zich aan de oostzijde, pal tegenover de kerk. Van het poortje in de muur langs de kerkzijde loopt een lijnrecht, door haagjes afgezoomd pad langs de zuidgevel van de pastorie naar het westelijke uiteinde van de formele tuin. De tuin ten zuiden van de pastorie wordt ontsloten door een centraal, door drie dwarswegen gekruist pad. Hij is verdeeld in grote rechthoekige parterres, sommige afgelijnd met buxushaagjes en versierd met in kegel gesnoeide taxusboompjes. In vergelijking met andere landelijke pastorietuinen, was die van Meise een bijzonder luxueus specimen, getuige onder meer de siervazen op de muren van de voortuin. Waar de meeste pastorietuinen 'nut en sier' verenigden, groenten en siergewassen combineerden, is hier het nutsaspect weinig opvallend, misschien omdat de schilder de opvulling van de parterres niet in detail heeft weergegeven. Het nutsgedeelte (fruit- en moestuin) was wellicht gesitueerd in het voorste gedeelte van de tuin (tussen de pastorie en het kerkplein), waar geen snoeiboompjes of haagjes worden afgebeeld. Kleurschakeringen op de muren rond die voortuin suggereren begroeiing, hoogstwaarschijnlijk leifruit. De twee bedden aansluitend bij het souterrain achter de pastorie, waarin vermoedelijk de keuken was ondergebracht, lijken eveneens als moestuin in aanmerking te komen; dit tuintje wordt van het vijvergedeelte gescheiden door een houten hek.

Het formele tuinterras met de versierde parterres strekt zich op het schilderij uit naast de pastorie, tot aan een heuveltje met een grote boom – misschien een zomereik – aan de rand van de vijver, waar de omheiningsmuur ook fungeert als keermuur. Een door hoge vierkante pilaren geflankeerde opening in de muur met aansluitend een brede stenen trap van elf treden vormt de doorgang naar het lager gelegen tuingedeelte met de vijver. De schilder laat ons in het ongewisse over dit gedeelte. Een onbestemde groenige kleur met bruine vlekken geeft de plaats aan waar de vijver zou moeten liggen. Werd het schilderij vervaardigd op het ogenblik dat de benedentuin werd heraangelegd? De muur, die dit gedeelte langs de noordzijde afbakende, werd geflankeerd door een lage aanbouw met een lessenaarsdak, wellicht een schuurtje of een varkenshok. Daarnaast bevond zich een grote inrijpoort. De omheiningsmuur eindigde in de noordwesthoek van de tuin. Langs de west- en de zuidranden worden geen muren afgebeeld. Rechts van de trap, langs de zuidrand, was er nog een derde gebouw, ditmaal met een zadeldak en een door palen gestut afdakje – mogelijk een schuurtje en/of het verblijf van de knecht of tuinman.

De Primitieve kadasterkaart, opgesteld door J.P. Bastendorff in 1821, toont de pastorie aan de noordrand van de 'pastortuin', perceel nummer 91 volgens de bijbehorende legger. Dit perceel stemt precies overeen met het formele tuinterras op het schilderij. Het grootste, achterliggende perceel (nummer 93) wordt in de Primitieve kadastrale legger omschreven als een 'lusttuin', die de vijver (nummer 96) omvat. De vijver is niet meer rechthoekig zoals op de kaart van Acoleyen, maar heeft naar het zuiden toe een boogvormige uitstulping, die grotendeels wordt opgevuld door een halfrond eilandje. Deze eigenaardige configuratie was in de 18de eeuw wellicht een getrapte spiegelboog, een geliefd motief in barokke en classicistische ontwerpen. Het vierkante bakstenen paviljoen met zijn geknikt leien tentdak aan de rand van het talud tussen de vijver (nummer 95), dat als een 'gloriette' over de vijver uitkijkt, versterkt de indruk dat het gaat om relicten van de formele, regelmatige lusttuin, die na de uitbreiding van de pastorie in 1730 werd aangelegd. De monumentale, maar zwaar mishandelde en daardoor kwijnende hulstboom (Ilex aquifolium f. heterophylla) achter de pastorie, een kampioenboom voor België, had een overblijfsel kunnen zijn van de 18de-eeuwse beplanting, maar het gaat hier om een vorm met gaafrandige bladeren, die pas op het einde van de 18de-eeuw in omloop werd gebracht.

Mogelijk lagen sommige nutsgedeelten, zoals een boomgaard, buiten de muren, want Karel Van Daelem, pastoor van 1880 tot 1920, vermeldt in de 'manuale pastoris' dat rond 1826 een groot deel van de tuin verloren ging – al wat tusschen onzen hof en de Krogstraat ligt en dat er niet veel meer dan een grote vijver overbleef. Op het voormelde schilderij is extra muros links van de pastorie een onbestemde leegte te zien met enkele struiken en een drietal personages met schapen. De 'Nieuwe Dreef ' (de huidige August Van Doorslaerlaan) wordt op de Primitieve kadasterkaart voor het grootste gedeelte nog in potlood aangegeven; de weg was waarschijnlijk nog niet afgewerkt, toen Bastendorff in 1821 zijn kaart voltooide. Aan de overzijde ervan lag inderdaad een vijver (perceel nummer 78), maar geen van de percelen ten noorden van de huidige pastorie hoorde bij het pastoorsgoed.

Toen pastoor Van Daelem in 1880 zijn ambt opnam, werd hij benaderd door een "vermaard architect van tuinen en parken", een zekere Louis Van Acker, met het voorstel om de pastorietuin onder handen te nemen. De werken – inclusief de bouw van serres – namen drie maanden in beslag en kostten 2500 frank. Het resultaat wordt getoond op een ansichtkaart van rond 1910, een foto met de vijver op de voorgrond. Links in beeld zien we, tegen de omheiningsmuur aan, het schuurtje van het 18de-eeuwse schilderij, maar nu met een zadeldak en geflankeerd door twee halve serres. De keermuren en de scherpe hoeken van de 18de-eeuwse aanleg zijn omgewerkt tot zachte glooiingen. De silhouetten van de boompjes rechts in beeld doen aan fruitbomen denken. De hoge, zuilvormige boom vlakbij de pastorie is waarschijnlijk de voormelde hulstboom; de meer piramidale boom dichter bij de vijver – mogelijk een taxus – is verdwenen. Beide bomen dateren uiteraard van vóór de heraanleg. Dat de ontwerper sterk beïnvloed was door de 'landschappelijke' modellen van de late 19de eeuw, blijkt ook uit het ovaal of rond perk met struiken op de bult links in beeld.

Het pastoriegebouw zelf onderging na de Franse Revolutie toch een aantal wijzigingen: de oorspronkelijke vensterkruisen werden uitgebroken en de pastoriegevels werden bepleisterd en gewit. Naar het einde van de 19de eeuw bevond de pastorie zich evenwel in een erbarmelijke toestand. In opdracht van de Commissie voor Monumenten moest de toenmalige pastoor Karel Van Daelem in 1902 de pastorie laten herstellen in haar oorspronkelijke toestand. De plannen werden opgemaakt door architect Jules Barbier, leerling van J.J. Van Ysendyck, zie gedenksteen in de straatzijde van de noordelijke omheiningsmuur van de voortuin 'Ecclesiam ac presbyterium/ restauravit/ meque construxit architectus/ Barbier/ cura parochi Van Daelem'. Aan de tuinzijde van de muur zit nog een cartouche met het jaartal 1902, verwijzend naar de toenmalige herstellingswerken. Bij de eerste inventariscampagne in de jaren 1970 werden de restauratiewerken verkeerdelijk toegeschreven aan architect V. Dumortier die in dezelfde periode verantwoordelijk was voor de restauratie van de pastorie van Wolvertem; dit blijkt uit de briefwisseling van de KCML. De werken werden uitgevoerd door aannemer Goffin.

In 1902 besliste de gemeenteraad om de pas gerestaureerde pastorie aan de oostzijde, tegenover de kerk, te omgeven door een muur. Het ging om een lage muur met daarop een ijzeren hek tussen pijlers. De voortuin werd in de lijn van de traditie voorzien van een padenkruis met een centrale rotonde; links daarvan lag een kleine boomgaard. Het lage gedeelte rond de vijver behield zijn functie van siertuin en de 3 meter hoge, bakstenen omheiningsmuur langs de August Van Doorslaerlaan bleef behouden. Deze aanlegcampagne heeft geen sporen nagelaten in de huidige beplantingen.

De muur aan de voorzijde, nog te zien op oude prentkaarten, werd afgebroken in de vroege jaren 1960 en vervangen door een lage kalkzandstenen muur dichter bij de pastorie; het afgesplitste voorste deel van de pastorietuin werd toen ingericht als parkeerruimte, aangezien de pastorie vanaf 1962 en dit tot 2008 gebruikt werd als gemeentehuis.

Het padenkruis in de voortuin bleef in verkleinde vorm bewaard, nu met het borstbeeld van een plaatselijke notabele in de rotonde. De lusttuin rond de vijver evolueerde tot een klein natuurreservaat, in het voorjaar overwoekerd door daslook (Allium ursinum). Twee linden (Tilia x europaea), een hemelboom (Ailanthus altissima), twee treurwilgen (Salix alba 'Tristis') en een magnolia (Magnolia x soulangeana) dateren uit de tijd van de overname.

Herstellingswerken aan de pastorie werden uitgevoerd in de periode 1964-1968 onder leiding van architect A.G. Van Doren.

Beschrijving pastorie

De pastorie is ingeplant ten westen van de kerk en wordt omgeven door een tuin die nog grotendeels omgeven is door een muur. In de als siertuin aangelegde voortuin met geplaveid padenkruis staat centraal een bronzen beeld op een bakstenen sokkel met hardstenen dekplaat, Het gaat om de buste van Jan-Baptist Van Gysel (1885-1956) weldoener van de gemeente en schenker van de beiaard in 1951. De buste is gesigneerd 'Debonnaires 1953'. Volgens J. De Cuyper gaat het om een replica van een beeld dat binnen stond in de tijd dat de pastorie werd gebruikt als gemeentehuis (1962-2008). De replica werd geplaatst naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe beiaard. Langs de kant van de August Van Doorslaerlaan is het eerste deel van de omheiningsmuur uitgewerkt in kalkzandsteen, hier bevindt zich de gedenksteen die verwijst naar de restauratie van 1902. Erop aansluitend is er een bakstenen muur op een hoge kalkzandstenen onderbouw die overgaat in een trapgeveltje met rondboogdeur. Ten westen van de pastorie gaat het om een eenvoudige bakstenen muur. Ten zuiden van de pastorie staan een aantal gepersonaliseerde beiaardbanken, zie straatinleiding.

De vrijstaande pastorie heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit twee aaneengesloten parallelle volumes, opgetrokken uit bak- en kalkzandsteen onder twee parallelle leien zadeldaken tussen zijtrapgevels. De kalkzandstenen plint is merkelijk hoger in het oostelijke volume. De oostvleugel telt vijf traveeën en twee bouwlagen. Hoewel de voorgevel een dubbelhuisopstand vertoont is die toch asymmetrisch uitgewerkt met getrapte dakkapellen (twee treden + topstuk) in de tweede en vierde travee. Kalkzandsteen werd zoals gebruikelijk in de traditionele bak- en zandsteenarchitectuur aangewend voor de onderbouw, kruis- of kloosterkozijnen en hun omlijstingen, speklagen, hoekkettingen en steigergaten. De monelen werden opnieuw ingebracht bij de restauratie van 1902 nadat ze in de loop van de 19de eeuw verwijderd waren. De benedenvensters zijn getralied. Rechthoekige deur met bolkozijn als bovenlicht. De dakkapellen hebben rechthoekige muuropeningen met lateiconsooltjes.

Vrij gesloten zijtrapgevels met als topstukken uitgewerkte schoorstenen; in de zuidzijde enkele kloosterkozijnen, terwijl de noordgevels volledig blind zijn met uitzondering van een klein rechthoekig venster en een blind kloosterkozijn; een duidelijke bouwnaad tussen het oostelijke en het westelijke volume verwijst naar de bouwchronologie.

De westelijke achtergevel sluit qua uitzicht min of meer aan op de voorgevel maar wordt gekarakteriseerd door een symmetrische uitwerking; omwille van de terreinhelling werd in de westvleugel een souterrain voorzien. De vensters zijn eenvoudig rechthoekig maar wel gevat in een kalkzandstenen omlijsting. Het souterrain wordt geopend door kalkzandstenen bolkozijnen; centraal bevindt zich een segmentboogdeurtje in een kalkzandstenen omlijsting met sluitsteen en geprofileerde waterlijst; het geheel wordt bekroond door de hoger vermelde gevelsteen met het wapen en lijfspreuk van prelaat August van Eeckhout, die bouwheer was van deze vleugel. Uiterst links bijkomend ingebrachte deur, vermoedelijk ter vervanging van een oorspronkelijk venster.

Interieur naar verluidt met bewaarde eiken trap en in de voorste kamer een schouw die zou dateren uit de bouwperiode (1648) evenals drie schilderijen toegeschreven aan Mathias Van Helmont (1623-1679).

Tuinprieel

Eenvoudig bakstenen tuinprieel op vierkante plattegrond onder leien tentdak, gelegen ten zuidwesten; het doorgaans 18de-eeuws gedateerd volume wordt geopend door rechthoekige muuropeningen onder hardstenen latei.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Meise, artikel 280, nummers 49-54, op naam van de gemeente Meise.
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Pastorie Sint-Martinus, Archiefnummer 4813.
  • BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH Ph. & VAN MEULDER J. 1992: Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Stichting Spoelberch Artois i.s.m. de Belgische Dendrologische Vereniging.
  • DE CUYPER J. 2001: Meise. Onder de toren van Sint-Martinus, Sint-Niklaas.
  • HEYVAERT J. 2005: Meise. Van oorsprong tot 1940, Meise, 128-132.
  • VAN HEMELDONCK L. 1983: De Pastorij van St.-Martinus Meise, Berla 1, 4-7.
  • VERBOUWE A. 1942: Iconografie van Vlaams-Brabant (IV), Kanton Wolvertem, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant.
  • WAGENAAR W.P. (red.) 1999: Caertboeck van de abdij van Grimbergen (II), Abdij van Grimbergen, kaart 23.

Auteurs:  Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & Kennes H. 2018: Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/297991 (geraadpleegd op ).


Restant van de 17de-eeuwse pastorietuin van de Sint-Martinuskerk ()

17de-eeuwse pastorie, gemeentehuis van 1962 tot 2008, omgeven door een tuin van 55 are; sporen van een 18de-eeuwse, regelmatige lusttuin met vijver en paviljoen; tuin gedeeltelijk heraangelegd als parkeerterrein rond 1960.

De pastorie van Meise bestaat uit twee delen – twee ongeveer even grote, overlangs aan elkaar gebouwde volumes met elk een leien zadeldak en evenwijdige nokken. Het oudste gedeelte werd opgetrokken in 1647 ter vervanging van een gebouw uit 1619. Het is nog herkenbaar als een 'dubbelhuis' van twee bouwlagen en vijf traveeën in traditionele bak- en zandsteenstijl, met zandstenen plinten, speklagen, steigergaten, negblokken, kruis- en kloosterkozijnen en met een steil zadeldak tussen getrapte puntgevels. Een figuratieve kaart uit het kaartboek van de bouwheer, de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Jan van Acoleyen in 1690, toont de pastorie nog in haar oorspronkelijke gedaante. Ze vormde het middelpunt van een langs twee zijden ommuurde tuin, die aan de westzijde (rechts op de kaart) begrensd werd door een langwerpige, rechthoekige vijver. Over het concrete uitzicht en gebruik van de tuin geeft deze kaart geen verdere details, evenmin als een kaart uit 1717 van dezelfde landmeter (zie "Figuratieve Caertbladt der resterende goederen van dese Abdye [Grimbergen], getrocken uit de prochiemetinge van Meys, geschiet den jare 1717"). De dienstvleugel met zijn L-vormige plattegrond stond los van het hoofdgebouw en vormde er een naar de straatzijde geopend binnenpleintje mee.

In 1730 werd de dienstvleugel gesloopt en werd in de bak- en zandsteenstijl van het 17de-eeuwse gebouw een tweede volume toegevoegd. De steile helling van het terrein achter de oorspronkelijke pastorie werd in de aanbouw opgevangen door een souterrain. De kruiskozijnen, die in het oudste gedeelte bewaard bleven, werden later verwijderd. De pastorie wordt in haar nieuwe gedaante afgebeeld op een niet gesigneerd, panoramisch schilderij, dat bewaard wordt in het pastoriegebouw. Het dorp wordt getoond in vogelperspectief vanuit het westen. De voorgrond wordt gevormd door een fictieve heuvel met een pittoreske bomengroep en drie norbertijnse 'witheren', twee ervan in gesprek met een voorname dame, vergezeld van een jongetje; de derde ontfermt zich over enkele toegelopen dorpsbengels. Aan de voet van de heuvel trekt een boerenkar met muzikanten en feestvierders voorbij. Op de achtergrond zien we de dorpskerk omringd door huizen, dreven en kouters; aan de horizon tekent zich de toren van de abdijkerk van Grimbergen af. Het middenplan wordt ingenomen door – van rechts naar links – het kasteel van Boechout, dat van Meise en de pastorie in zijn verdubbelde vorm (de kastelen zijn niet zichtbaar op het hier getoonde fragment).

De grotendeels ommuurde pastorietuin strekt zich uit voor en naast de pastorie. De hoofdingang tot het goed bevindt zich aan de oostzijde, pal tegenover de kerk. Van het poortje in de muur langs de kerkzijde loopt een lijnrecht, door haagjes afgezoomd pad langs de zuidgevel van de pastorie naar het westelijke uiteinde van de formele tuin. De tuin rechts (ten zuiden) van de pastorie wordt ontsloten door een centraal, door drie dwarswegen gekruist pad. Hij is verdeeld in grote rechthoekige parterres, sommige afgelijnd met buxushaagjes en versierd met in kegel gesnoeide taxusboompjes. In vergelijking met andere landelijke pastorietuinen, was die van Meise een bijzonder luxueus specimen, getuige onder meer de siervazen op de muren van de voortuin. Waar de meeste pastorietuinen 'nut en sier' verenigden, groenten en siergewassen combineerden, is hier het nutsaspect weinig opvallend, misschien omdat de schilder de opvulling van de parterres niet in detail heeft weergegeven. Het nutsgedeelte (fruit- en moestuin) was wellicht gesitueerd in het voorste gedeelte van de tuin (tussen de pastorie en het kerkplein), waar geen snoeiboompjes of haagjes worden afgebeeld. Kleurschakeringen op de muren rond die voortuin suggereren begroeiing, hoogstwaarschijnlijk leifruit. De twee bedden aansluitend bij het souterrain achter de pastorie, waarin vermoedelijk de keuken was ondergebracht, lijken eveneens als moestuin in aanmerking te komen; dit tuintje wordt van het vijvergedeelte gescheiden door een houten hek.

Het formele tuinterras met de versierde parterres strekt zich op het schilderij uit naast de pastorie, tot aan een heuveltje met een grote boom – misschien een zomereik – aan de rand van de vijver, waar de omheiningsmuur ook fungeert als keermuur. Een door hoge vierkante pilaren geflankeerde opening in de muur met aansluitend een brede stenen trap van elf treden vormt de doorgang naar het lager gelegen tuingedeelte met de vijver. De schilder laat ons in het ongewisse over dit gedeelte. Een onbestemde groenige kleur met bruine vlekken geeft de plaats aan waar de vijver zou moeten liggen. Werd het schilderij vervaardigd op het ogenblik dat de benedentuin werd heraangelegd? De muur, die dit gedeelte langs de noordzijde afbakende, werd geflankeerd door een lage aanbouw met een lessenaarsdak, wellicht een schuurtje of een varkenshok. Daarnaast bevond zich een grote inrijpoort. De omheiningsmuur eindigde in de noordwesthoek van de tuin. Langs de west- en de zuidranden worden geen muren afgebeeld. Rechts van de trap, langs de zuidrand, was er nog een derde gebouw, ditmaal met een zadeldak en een door palen gestut afdakje – mogelijk een schuurtje en/of het verblijf van de knecht of tuinman.

De Primitieve kadasterkaart, opgesteld door J.P.Bastendorff in 1821, toont de pastorie aan de noordrand van de 'pastortuin', perceel nr. 91 volgens de bijbehorende legger. Dit perceel stemt precies overeen met het formele tuinterras op het schilderij. Het grootste, achterliggende perceel (nr. 93) wordt in de Primitieve kadastrale legger omschreven als een 'lusttuin', die de vijver (nr. 96) omvat. De vijver is niet meer rechthoekig zoals op de kaart van Acoleyen, maar heeft naar het zuiden toe een boogvormige uitstulping, die grotendeels wordt opgevuld door een halfrond eilandje. Deze eigenaardige configuratie was in de 18de eeuw wellicht een getrapte spiegelboog, een geliefd motief in barokke en classicistische ontwerpen. Het vierkante bakstenen paviljoen met zijn geknikt leien tentdak aan de rand van het talud tussen de vijver (nr. 95), dat als een 'gloriette' over de vijver uitkijkt, versterkt de indruk dat het gaat om relicten van de formele, regelmatige lusttuin, die na de uitbreiding van de pastorie in 1730 werd aangelegd. De monumentale, maar zwaar mishandelde en daardoor kwijnende hulstboom (Ilex aquifolium f. heterophylla) achter de pastorie, een kampioenboom voor België, had een overblijfsel kunnen zijn van de 18de-eeuwse beplanting, maar het gaat hier om een vorm met gaafrandige bladeren, die pas op het einde van de 18de-eeuw in omloop werd gebracht.

Mogelijk lagen sommige nutsgedeelten, zoals een boomgaard, buiten de muren, want Karel Van Daelem, pastoor van 1880 tot 1920, vermeldt in de 'manuale pastoris' dat rond 1826 een groot deel van de tuin verloren ging – "al wat tusschen onzen hof en de Krogstraat ligt" en dat er niet veel meer dan een grote vijver overbleef. Op het voormelde schilderij is extra muros links van de pastorie een onbestemde leegte te zien met enkele struiken en een drietal personages met schapen. De 'Nieuwe Dreef ' (de huidige August Van Doorslaerlaan) wordt op de Primitieve kadasterkaart voor het grootste gedeelte nog in potlood aangegeven; de weg was waarschijnlijk nog niet afgewerkt, toen Bastendorff in 1821 zijn kaart voltooide. Aan de overzijde ervan lag inderdaad een vijver (perceel nr. 78), maar geen van de percelen ten noorden van de huidige pastorie hoorde bij het pastoorsgoed.

Toen pastoor Van Daelem in 1880 zijn ambt opnam, werd hij benaderd door een "vermaard architect van tuinen en parken", een zekere Louis Van Acker (ons verder onbekend), met het voorstel om de pastorietuin onder handen te nemen. De werken – inclusief de bouw van serres – namen drie maanden in beslag en kostten 2500 frank. Het resultaat wordt getoond op een ansichtkaart van rond 1910, een foto met de vijver op de voorgrond. Links in beeld zien we, tegen de omheiningsmuur aan, het schuurtje van het 18de-eeuwse schilderij, maar nu met een zadeldak en geflankeerd door twee halve serres. De keermuren en de scherpe hoeken van de 18de-eeuwse aanleg zijn omgewerkt tot zachte glooiingen. De silhouetten van de boompjes rechts in beeld doen aan fruitbomen denken. De hoge, zuilvormige boom vlakbij de pastorie is waarschijnlijk de voormelde hulstboom; de meer piramidale boom dichter bij de vijver – mogelijk een taxus – is verdwenen. Beide bomen dateren uiteraard van vóór de heraanleg. Dat de ontwerper sterk beïnvloed was door de 'landschappelijke' modellen van de late 19de eeuw, blijkt ook uit het ovaal of rond perk met struiken op de bult links in beeld.

In 1902 werd de pastorie grondig gerestaureerd door architect Valère Dumortier. Van de historiserende aanpak getuigde een door een trapgeveltje omlijst rondboogdeurtje in de muur langs het dorpsplein, die met de helft werd verlengd en bekroond met een smeedijzeren hek tussen vierkante stenen pilaren op een plint van grotendeels witte zandsteen. De voortuin werd in de lijn van de traditie voorzien van een padenkruis met een centrale rotonde; links daarvan lag een kleine boomgaard. Het lage gedeelte rond de vijver behield zijn functie van siertuin en de 3 m hoge, bakstenen omheiningsmuur langs de August Van Doorslaerlaan bleef behouden. Deze aanlegcampagne heeft geen sporen nagelaten in de huidige beplantingen.

In 1962, toen de pastorie in dienst werd genomen als gemeentehuis (tot 2008), was de voortuin al gevoelig ingekrompen; de muur met het hekwerk van Dumortier was net voordien gesloopt en vervangen door een lage zandstenen muur dichter bij de pastorie. Het kruispad bleef in verkleinde vorm bewaard, nu met het borstbeeld van een plaatselijke notabele in de rotonde. De rest van de voortuin werd omgevormd tot een parkeerterrein, dat mettertijd zijn tentakels ook tot achter de pastorie uitstrekte in de vorm van een verharde, met geel geverfde lantaarnpalen afgebakende weg. De lusttuin rond de vijver evolueerde tot een klein natuurreservaat, in het voorjaar overwoekerd door daslook (Allium ursinum). Twee linden (Tilia x europaea), een hemelboom (Ailanthus altissima), twee treurwilgen (Salix alba 'Tristis') en een magnolia (Magnolia x soulangeana) dateren uit de tijd van de overname.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Meise, art. 280 nrs. 49-54, op naam van de gemeente Meise.
  • BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH Ph. & VAN MEULDER J., Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Stichting Spoelberch Artois i.s.m. de Belgische Dendrologische Vereniging, 1992.
  • DE CUYPER J., Meise. Onder de toren van Sint-Martinus, Sint-Niklaas, Het Streekboek, 2001.
  • DE CUYPER J., Register Meises erfgoed nr. 14 Pastorij, in Blog Seniorennet, Erfgoed Meise, laatst geraadpleegd op 29 maart 2013.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 783.
  • HEYVAERT J., Meise, van oorsprong tot 1940, Cultuurraad Meise, 2005, p. 132.
  • VAN HEMELDONCK L., De pastorij van St.-Martinus Meise, in Berla, 1983 nr. 1, p. 4-7.
  • VERBOUWE A., Iconografie van Vlaams-Brabant (IV), Kanton Wolvertem, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1942.
  • WAGENAAR W.P. (red.), Caertboeck van de abdij van Grimbergen (II), Abdij van Grimbergen, 1999, kaart 23.

Bron: DENEEF, R., 2011. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs:  Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Cuyper, Jef; Heyvaert, Jef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & De Cuyper J. & Heyvaert J. 2011: Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/299038 (geraadpleegd op ).


Pastorie Sint-Martinusparochie ()

Heden gemeentehuis. Ruim gebouw van bak- en zandsteen, eertijds gelegen in een zeer ruime tuin met vijver, waarvan een groot deel heden wordt ingenomen door een parkeerterrein. Gedenkstenen in de omheiningsmuur herinneren aan de restauratie van 1902 door Dumortier; heden (1971) zijn eveneens herstellingswerken aan de gang. De pastorie bestaat uit twee delen met een duidelijke naad in de straatgevel; het oudste deel uit de 17de eeuw, werd in de loop van de 18de eeuw naar achter toe met een even breed gedeelte vergroot; gekoppelde zadeldaken (leien), gevat tussen vier trapgevels en gemarkeerd door dakkapellen met trapgeveltjes.

Beide delen opgetrokken uit baksteenmetselwerk met speklagen van zandsteen en met gebruik van "Franse" steen (Mecrin of Euville) voor de gerestaureerde delen. Voorgevel (17de eeuw) met twee bouwlagen en een uitspringende met profiel afgezette plint van zandsteen; kruisvensters en centrale rechthoekige deur met bolkozijn, voorzien van een wigvormig ontlastingssysteem opgenomen in de cordons. In beide met speklagen verrijkte zijgevels, kloosterkozijnen. Achtergevel (bijgebouwd gedeelte) met drie bouwlagen wegens de inplanting op een hellend terrein; eveneens een met profiel afgezette plint en speklagen van zandsteen; eertijds kruisvensters en op de begane grond bolkozijnen, waarvan het uiterst linkse tot bijkomende deur werd aangepast (klein bakstenen ontlastingsboogje erboven). Centrale steekboogdeur in zandstenen omlijsting met kwarthol- en riemprofiel, uitspringende sleutel en geprofileerde druiplijst; bekronende wapensteen (abt van Grimbergen) met leus "Ministerium . . . umimple".

In de tuin, een oude hulst en achteraan een tuinhuisje uit eind 18de eeuw.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40159 (geraadpleegd op ).