Teksten van Hoeve Groot Amelgem

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40179

Hoeve Groot Amelgem ()

De hoeve Groot Amelgem bestaat uit los verspreide bestanddelen uit de 17de-18de eeuw: een boerenwoning uit de 17de eeuw, gelegen ten westen van het aarden erf en een 18de-eeuwse stalvleugel ten noorden, de alleenstaande langsschuur (1636) - de zogenaamde Duivelsschuur - ligt ten zuidoosten van het erf en het bakhuis ten oosten. De hoeve bevindt zich in een bewaarde landbouwcontext en is nog steeds in bedrijf.

Historiek

Volgens J. Verbesselt is het gehucht Amelgem een typisch voorbeeld van een domein dat door de eeuwen heen - op een korte onderbreking na - zijn oorspronkelijke eenheid en structuur behield. Aan de basis van het huidige gehucht lag - nog steeds volgens dezelfde auteur - een Gallo-Romeinse villa, uitgebouwd tegen de zuidflank van de west-zuidwest - oost-noord-oost georiënteerde leemrug die de waterscheiding vormt tussen het Zennebekken en het Rupelbekken. De aanwezigheid van een heirbaan op de kruin van deze heuvelrug en op ongeveer 700 meter van het gehucht versterkt de waarschijnlijkheid van een Gallo-Romeinse origine, te meer omdat deze weg ongeveer op de lijn ligt van Asse naar Elewijt. Verbesselt verwijst bovendien naar de indeling van het domein in drie velden of "campa" van ongeveer identieke oppervlakte, die samen 148 bunder of 12 "mansi" vormden.

In de vierde eeuw wordt de Frankische stamhouder Amalhari als bezitter van het domein geciteerd, maar of het domein van Amelgem mag vereenzelvigd worden met de "villa de Amolringeheim", die vermeld wordt in de polyptiek van 868-869 van de abdij van Lobbes, kan niet met zekerheid worden uitgemaakt, maar is wel waarschijnlijk.

In de feodale periode verbrokkelt Amelgem tot enkele min of meer uitgestrekte allodiale bezittingen met Wouter van Campenhout en het Sint-Goedelekapittel van Brussel als voornaamste eigenaars. In de loop van de 12de en 13de eeuw weet de pas opgerichte (1128) norbertijnenabdij van Grimbergen door aankoop en schenkingen het versnipperde domein te herenigen.

Het centrum van de exploitatie van de abdij was het Hof van Amelgem, nu "Groot Amelgem", in 1554 beschreven als "thoff van Amelgem metten schueren, stallen, ende andere edificien daer op staende, met allen de winnenden landen, beempden, wateren, vijveren, opgaende boomen, bosschen ende allen zynen anderen toebehoirten, groot tsamen badt dan hondert ende twintich bunderen winnents lants, gelegen in drye velden; ende die weyden oft meerschen, groot bat dan vijfthien bunderen". Volgens de abdijkroniek werden de gebouwen heropgebouwd onder abt Ch. Outers (1613-1647) na de verwoesting tijdens de troebelen op het einde van de 16de eeuw. Het landbouwareaal met een oppervlakte van ongeveer 135 hectare vormde één aaneengesloten blok, in het noorden begrensd door de Heirbaan, in het zuiden door de Molenbeek. De oude veldindelingen met namen als vijverblock, lindevelt, grote cabbeeck, kleine cabbeeck en lang eussel leven nog altijd door in de kadastrale bescheiden.

Op de Ferrariskaart van 1770-1778 wordt de hoeve weergegeven als een ruim L-vormig volume met ten noordoosten, ter plaatse van de huidige stal een vrijstaand rechthoekig volume en twee kleinere volumes op het centrale erf dat aan drie zijden omsloten wordt door hoger vermelde volumes. In de Atlas van de Buurtwegen zijn de twee eerstgenoemde volumes met elkaar verbonden, waardoor het geheel een grosso modo in de breedte uitgerekte, U-vormige plattegrond ontstond, geopend naar het oosten. Tijdens de Franse Revolutie werd de hoeve die tot dan eigendom was van de abdij, aangeslagen als kerkelijk goed en verkocht. Het volledige domein Amelgem werd toen aangekocht door de familie d’Hoogvorst die het via openbare verkoop opnieuw verkocht in 1894. Vandaag bestaat de hoeve uit verspreide losse bestanddelen.

Beschrijving

Groot Amelgem is ingeplant op een heuvel, op ongeveer 250 meter ten westen van de barokke kapel van Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte. De vandaag verspreide losse bestanddelen omvatten een 17de-eeuwse boerenwoning, gelegen ten westen van het aarden erf, en een door een latere opslagplaats verbonden 18de-eeuwse stalvleugel ten noorden. De alleenstaande langsschuur (1636), de zogenaamde Duivelsschuur, ligt ten zuidoosten van het erf en het bakhuis ten oosten. Op het erf, ten noorden van de schuur, ligt vandaag een drinkpoel, niet aangeduid op historisch kaartmateriaal.

Complexe boerenwoning uit de eerste helft van de 17de eeuw gevormd door een twee bouwlagen hoog breedhuis onder een zeer steil, geknikt zadeldak (pannen), overkragend op geprofileerde houten modillons en een links aanleunend en lager dwarshuis, eveneens met zadeldak (pannen). Witgekalkte en verankerde baksteenbouw met kalkzandstenen hoekkettingen in groot en regelmatig verband.

Weinig of geen sporen van de oorspronkelijke muuropeningen, tenzij een kalkzandstenen deuromlijsting met negblokken en kwarthol profiel. Erfgevel afgewerkt met hoge rechthoekige vensters met 19de-eeuws schrijnwerk, op het gelijkvloers voorzien van luiken. Rechter topgevel met aandak, vlechtingen en schouderstukken met consooltjes in de vorm van een gebeeldhouwd mensenhoofd. Dwarsbouw eveneens afgewerkt met vlechtingen en meer bescheiden schouderstukken. In de achtergevel een dichtgemetseld venster met negblokken. Verder recente muuropeningen.

Stalvleugel, opgetrokken uit baksteen op een kalkzandstenen plint en afgedekt met een afgesnuit zadeldak (pannen). Vrij gaaf bewaarde traditionele spanten. In de erfgevel een steekboogdeur met kwarthol profiel (één stijl in baksteen) en een rechthoekige deur in een omlijsting van negblokken, waarboven een latei met lateiconsoles.

Alleenstaande Duivelsschuur, in een hergebruikte sluitsteen van de poort in de westgevel 1636 gedateerd, maar later ingekort waarbij de westgevel heropgebouwd werd met afbraakmateriaal, volgens Heyvaert in 1923. Tweebeukige langsschuur opgetrokken uit bak- en kalkzandsteen onder een pannen zadeldak gedragen door drie spanten. De westelijke kopgevel met hoge natuurstenen onderbouw en een met speklagen verrijkte bovenbouw, is opengewerkt met een gedrukte rondboogpoort in een kalkzandstenen omlijsting. De oostelijke kopgevel daarentegen is volledig van kalkzandsteen en voorzien van een identieke rondboogpoort maar met gemetselde boog en kleine rechthoekige vensters (dichtgemetseld) in een onregelmatige omlijsting van negblokken. In de noordelijke langsgevel, verstevigd met steunberen, een fraaie, gotisch geprofileerde korfboogdeur met versierde sluitsteen.

Vrijstaand tweeledig bakhuis opgetrokken uit baksteen met muurvlechtingen en zadeldak (pannen).

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB002052, Groot en Klein Amelgem en omgeving (DENEEF R. & PAESMANS G. 1996).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • HEYVAERT J. 2005: Meise, Van oorsprong tot 1940, Meise, 196.
  • VERBESSELT J. 1964: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. 2: Tussen Zenne en Dender 1, Pittem.

Auteurs:  Deneef, Roger; Kennes, Hilde; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Kennes H. & Paesmans G. 2018: Hoeve Groot Amelgem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/297989 (geraadpleegd op ).


Hoeve Groot Amelgem ()

Hoeve "Groot Amelgem", in de loop van de 12de en 13de eeuw (1246) verwierf de abdij van Grimbergen geleidelijk een belangrijk domein (oorspronkelijk een gallo-romeins(?) en in de 4de eeuw een Frankisch goed) dat door de feodaliteit verbrokkeld was. Aanvankelijk verenigd in een hof met een eigenkerk en twee watermolens, werd de uitbating einde 17de eeuw gesplitst in twee boerderijen. Samen met de hogerop gelegen kapel, het in de diepte gelegen "Klein Amelgem" en het ten zuiden gesitueerde "Neerhof" (Wemmel), een merkwaardig ensemble dat in een ongerept heuvellandschap bewaard is gebleven.

"Groot Amelgem", zelf ingeplant op een heuvelrug, omvat een boerenhuis uit de 17de eeuw, een stalvleugel uit de 18de eeuw, de ietwat verder gebouwde zogenaamde "Duivelschuur" van 1636 en een alleenstaand bakhuisje.

Complex boerenhuis met een twee verdiepingen hoge langsvleugel met zeer steil en mank zadeldak (pannen) op geprofileerde houten modillons en een ertegen aanleunend dwarsgebouw met zadeldak (pannen), vermoedelijk begin 17de eeuw opgetrokken (ten tijde van het prelaatschap van Ch. Outers 1613-1647) na de verwoesting tijdens de troebelen van einde 16de eeuw. Witgekalkte baksteenbouw met zandstenen hoekstenen. Weinig of geen sporen van de oorspronkelijke muuropeningen. Wel resten van een zandstenen deuromlijsting met negblokken en kwarthol profiel. Rechterzijpuntgevel met vlechtingen en grote schouderstukken met consooltjes in de vorm van een gebeeldhouwd mensenhoofd, zeer goed bewaard aan de achtergevelzijde. Dwarsgedeelte met zijpuntgevels afgewerkt met vlechtingen en eenvoudige schouderstukken; in de achtergevel een dichtgemetseld venster met negblokken.

Stallingsvleugel met afgesnuit zadeldak (pannen), uit de 18de eeuw; baksteenbouw op een zandstenen plint; links, een steekboogdeur met kwarthol profiel (een bakstenen stijl) en rechts een rechthoekige deur met negblokken en consoolprofiel onder de latei.

Alleenstaande schuur met zadeldak (pannen), zogenaamd "Duivelschuur" wegens de legende die eraan verbonden is, en daterend van 1637 doch naar verluidt ingekort(?) en gedeeltelijk heropgebouwd in de 19de eeuw mits hergebruik van het afbraakmateriaal. Bak- en zandsteenbouw. Westzijpuntgevel met een hoge onderbouw van zandsteen en een met speklagen verrijkte bovenbouw; afgeschuinde rondbooginrijpoort met negblokken en jaartal 1636 op de middelste boogsteen. Oostzijpuntgevel van zandsteen met een gelijkaardige poort doch de boog van zeer kleine baksteentjes; erboven, een dichtgemetseld vierkant venster met posten en negblokken van een soort ijzerzandsteen. In de van steunberen voorziene noordlangsgevel, een zeer fraai, nog gotisch geprofileerd rondboogdeurtje met consooltjes en een uitgewerkte sluitsteen.

Alleenstaand bakhuisje van baksteen met zadeldak (pannen) afgewerkt met vlechtingen.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoeve Groot Amelgem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40179 (geraadpleegd op ).