Het Hof ten Steene was voorheen een middelgrote gesloten hoeve met een typerende donjon, die mogelijk opklimt tot de 12de of 13de eeuw. Vermoedelijk refereert de benaming 'Ten Steene' naar het eerste in steen opgetrokken gebouw in deze omgeving. Het huidige gebouwenbestand, met uitzondering van de donjon, klimt op tot de 17de en 18de eeuw, hoewel de woning grondig werd verbouwd in 1926. De hoeve is tot vandaag één van de dominante factoren binnen de gehuchtskern.
Volgens de literatuur lag het nu verdwenen hof van Ophem dat zich ten westen van de Sint-Stefanuskerk bevond (ter plaatse van de huidige school) aan de basis van de ontwikkeling van Oppem. Als leengoed van Groot-Bijgaarden was het in bezit van het oude riddergeslacht van Ophem waarvan al vertegenwoordigers worden vermeld in het cartularium van de abdij van Grimbergen (1132-1243). Later werd het hof van Ophem opgesplitst in verschillende hoven met het latere Sterckxhof achter de kerk en het Hof ten Steene dat in de 14de eeuw in het bezit was van Gielis van Ophem. De oudste beschrijving van het Hof ten Steene dateert van 1413 toen Walraven van Berghe, die het hof had aangekocht van de kinderen van Gielis van Ophem, zijn goederen overmaakte aan de familie van der Balct die gedurende twee eeuwen eigenaar bleef. Het testament vermeldt een ...steenhuysen ende bogaerden, d’water daer achter gelegen ende de wyngaert daer vore ....
Uit 1532 dateert een meer gedetailleerde omschrijving als een winhof met huizen, schuren, stallen edificien te Ophem geheten t’Hoff te Steene met een areaal bestaande uit 24 bunders land, 4 bunders weiden, een wijngaard van 3 dagwand en een vijver van 1 bunder.
Tijdens de godsdienstoorlogen aan het einde van de 16de eeuw werden de hoevegebouwen vernield zoals blijkt uit een akte van verdeling uit 1582, opgemaakt na het overlijden van Willem Matens en Ursula van der Balckt. De toren en de stenen waterput op het erf waren enkel beschadigd. Nadien werd de hoeve heropgebouwd. Of de donjon ingevolge de schade tijdens de godsdienstoorlogen op het einde van de 16de eeuw ook werd heropgebouwd, is niet bekend.
Opmerkelijk is de vermelding als speelhuys ... geheeten de Steen: 2 schouwen in een telling van 1621, wat wijst op een omvorming tot 'landhuis'.
In 1623 werd ten Steene bij openbare verkoop aangekocht door Peeter van der Schueren, pachter afkomstig van het hof van Amelgem. De koop omvatte een steenen hoff mette messie, huysen, schueren, stallen, coolhove, metten gebruycke van de steenen borreputte daerachter aen gelegen – 95 roeden groot ... palende oigstwaerts aen de straete, suytwaerts aen het steenuyssel aldaer, westwaerts aen de vijverdam oft gracht aldaer en noordwaerts aen den boomgaert gemeenlijk geheeten den steenen boomgaert.
Begin 19de eeuw kwam het hof met 30 bunders land en weide in het bezit van Marie Madeleine Popelaire, echtgenote van Augustin Succa, die het hof in 1834 aan de familie Verhaegen verpachtte. Volgens de kadastrale gegevens besloeg het hof in 1835 een oppervlakte van 23 hectare 13 are. Rond 1850 verwierf de familie J. van Male de Ghorain het Hof ten Steene waarna het in het bezit kwam van de voormalige pachters, de familie Verhaegen.
Kaart 33 in het Caertboeck van de abdij van Grimbergen (1699) geeft een schematische voorstelling van het Hof ten Steene, ingeplant ten noorden van de kerk, ter hoogte van een driesvormige structuur. De vrijstaande, rechthoekige woontoren met leien zadeldak domineert een hoevecomplex gevormd door twee L-vormig aaneengesloten volumes en een vrijstaand volume, die samen een rechthoekig erf belijnen. Achter de hoeve, aan de westzijde, liggen twee, door een aftakking van de Molenbeek gevoede vijverblokken verwijzend naar het al in 1413 vermelde water, waarvan de herinnering nog steeds doorleeft in de benaming van de aangrenzende Blokvijverstraat.
Op de Ferrariskaart van 1770-1778 is de hoeve geëvolueerd tot een nagenoeg gesloten vierkantstructuur, nog deels geopend in de noordoostelijke hoek aan de straat. Het complex is aan de noord- en westzijde omsloten door een grote boomgaard en moestuinpercelen. De vijverblokken zijn evenwel verdwenen.
De Atlas van de Buurtwegen en de Poppkaart (circa 1860) tonen een inmiddels volledig gesloten vierkantstructuur, zoals bewaard tot het einde van de 20ste eeuw toen de ingestorte westelijke stalvleugel werd vervangen door een nieuwbouw.
Alhoewel op het terrein verdwenen, zijn de vijverblokken kadastraal nog duidelijk herkenbaar onder de nummers 272 en 274. Op de huidige kadastrale legger wordt het perceel 272 nog steeds als vijver geïdentificeerd. Het bij de hoeve horende areaal is momenteel herleid tot circa 1,5 hectare.
In het begin van het tweede millennium, stortte een deel van de zuidelijk wand van de donjon in, wat eveneens schade berokkende aan de aangrenzende stal.
Van de eertijds gesloten hoeve rest vandaag nog het centrale erf met de omstreeks 1926 aangepaste boerenwoning ten noorden en ten noordoosten ervan de donjon; ten zuiden van het erf ligt de monumentale schuur. De westzijde wordt ingenomen door nieuwe stallen. Aan de oostzijde is het erf afgesloten door een gewitte bakstenen muur op gepikte plint, waartegen voorheen ook stallen en/of andere nutsgebouwen waren gelegen, die inmiddels grotendeels zijn verdwenen.
De donjon van Oppem is ingeplant tegen de zuidoostelijke flank van de Molenbeekvallei, ten noordwesten van de kerk en maakt deel uit van Hof ten Steene.
De woontoren met een nagenoeg vierkante plattegrond (8,23 x 8,16 meter) en een muurdikte variërend van 0,95 tot 1,08 meter is opgetrokken uit baksteen met een parement in zandhoudende kalksteen in middelgroot en regelmatig verband voorzien van een omlopende druiplijst. Momenteel telt hij twee niveaus afgedekt met een zadeldak (rode Vlaamse pannen). Volgens Doperé en Ubregts omvatte de donjon oorspronkelijk vier mogelijk zelfs vijf niveaus.
Oorspronkelijk was het kelderniveau enkel toegankelijk via een val in de zuidgevel die nadien werd vervangen door een rondboogdeur (sinds de gedeeltelijke instorting verdwenen). De met een gedrukt bakstenen tongewelf overkapte ruimte is voorzien van twee kleine vierkante vensters, respectievelijk in de zuid- en noordwand waarvan één met bewaard ijzeren traliewerk. In de oostwand uitgespaard bevindt zich een grote rondboognis geflankeerd door twee kleinere rechthoekige nissen. Het ontvangstniveau dat mogelijk ook een residentiële functie bezat, is toegankelijk langs de noordzijde via een rechthoekige deur met smalle monolietlatei, gedrukte ontlastingsboog en klembalk. De aangepaste linkerdeurstijl wijst op een versmalling van de doorgang. Twee sleuven in de stijlen voor de deurvleugel suggereren een verdwenen scherm. Een houten roostering vervangt een kruisribgewelf waarvan de aanzetsporen met gewelfconsole met dropmotief bewaard bleven. Tegen de noordwand bevindt zich een bakstenen haard met houten haardbalk en resten van een schouwpenant met keellijst en octogonaal profiel met rechts ernaast een driehoekige muurnis. De ontlastingsboogjes en negblokken in de zuidgevel verwijzen naar twee, momenteel dichtgemetselde lichtopeningen. Het eiken kapgebint van het zadeldak werd grotendeels vernield bij de recente, gedeeltelijke instorting. Het venstertje in de oostwand is wellicht een latere toevoeging.
Ten zuiden van de woontoren bevindt zich de in kwadraatstructuur opgestelde hoeve waarvan de algemene configuratie minstens opklimt tot 1699, jaar van de oudste voorstelling in het kaartboek van de abdij van Grimbergen. Het nagenoeg vierkante erf, was toegankelijk via een houten benagelde poort in de oostelijke stalvleugel. De fraai gebeeldhouwde, barokke makelaar met verweerd jaartal 1653 of 1635 wijst vermoedelijk op hergebruik. Bij de herinventarisatie in 2015 lag de poort op het erf onder het afdak tegen de schuur. Aan de noordzijde van het erf bevindt zich de boerenwoning, een verankerd bakstenen gebouw van vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak van mechanische pannen en de nok loodrecht op de straat. Het werd in 1926 gebouwd met hergebruik van de, vandaag witgeschilderde natuurstenen venster- en deuromlijstingen van het afgebroken woonhuis. De twee identieke korfboogdeuren met kwarthol profiel, negblokken, uitspringende imposten en sluitsteen met bekronende druiplijst alsook de vensterstijlen met kwarthol beloop en negblokken verwijzen naar een 17de of vroeg-18de-eeuwse origine. In een aantal negblokken zijn onder de beschildering nog telmerken zichtbaar. De oostelijke zijgevel vertoont twee rechthoekige vensters onder houten latei. De muuropeningen in de achtergevel werden aangepast.
De witgeschilderde, eveneens verankerde bakstenen langsschuur telt twee beuken en is zes traveeën lang, afgedekt door een zadeldak van Vlaamse pannen. Ze is voorzien van een natuurstenen, uitspringende onderbouw. Beide kopgevels zijn opengewerkt met een uilengat met bekronend, gekalkt afweerkruis (aan de straatzijde) en een rechthoekige inrijpoort onder houten latei en bakstenen ontlastingsboog, aan de straatzijde geflankeerd door een rondboognis met Mariabeeld. Een natuurstenen rondboogdeuromlijsting met sluitsteen en uitspringende imposten zorgt voor een directe verbinding met het erf; bij de herinventarisatie was het deurtje grotendeels uitgebroken. Een bakstenen muur scheidt de dorsvloer van de stapelruimte. De eiken spanten met toognagelverbinding tonen aanpassingen die wijzen op een lichte verhoging van de dakhelling. Diverse inscripties waaronder 'JFR/ 1881/ TVH/ 1889.
Aan de straatzijde lag ten tijde van de bescherming nog een langgerekte, uit twee onderscheiden volumes samengestelde stalvleugel met natuurstenen onderbouw, als oostelijke begrenzing van het erf. Eiken spanten met houten toognagelverbinding, waaronder een muurspant, droegen het pannen zadeldak. Bij de herinventarisatie was de stal door instorting grotendeels verdwenen.
Auteurs: Kennes, Hilde; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. & Paesmans G. 2018: Hoeve Hof ten Steene [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298395 (geraadpleegd op ).
Hof ten Steene of Hof te Oppem, zou de kern zijn van waaruit het gehucht is ontstaan; na verwoestingen van einde 16de eeuw heropgebouwd; heden is het een middelgrote gesloten hoeve met geplaveide binnenplaats, grosso modo daterend uit de 17de-18de eeuw doch de voormalige donjon uit de 12de-13de eeuw(?). Rechthoekig gebouw heden met twee bouwlagen en een zadeldak (pannen), opgetrokken uit zandsteenblokken in middelgroot en vrij regelmatig verband op een hoge, met afschuining afgezette onderbouw. Kelderverdieping met bakstenen gewelf, toegankelijk langs een rondboogdeur in de langszijde. In de korte gevel, geeft een primitief rechthoekig deurtje met dunne monolietlatei en een ontlastingssysteem van verticaal geplaatste zandstenen toegang tot de tweede bouwlaag, met binnenin een bakstenen schouw; boven de rondboogdeur, een met zandsteen dichtgemaakte oorspronkelijke muuropening met monolietlatei en een gelijkaardig ontlastingssysteem als boven de rechthoekige deur.
Eénlaags boerenhuis met zadeldak (mechanische pannen), in 1926 gebouwd mits hergebruik van de zandstenen deur- en vensteromlijstingen afkomstig van het afgebroken woonhuis. Verhoogde begane grond met twee identieke rondboogdeuren (17de-18de eeuw) met kwarthol profiel, negblokken, uitspringende imposten, sluitsteen en druiplijst. Rechthoekige vensters met zandstenen stijlen verrijkt met kwarthol beloop en negblokken.
Haaks dienstgebouw met een zandstenen onderbouw verstevigd met een steunbeer van baksteen, afgedekt met een afgesnuit zadeldak (pannen), en voorzien van rechthoekige muuropeningen met houten lateien.
Ertegenover, rechthoekige inrijpoort met houten latei, benagelde oorspronkelijke poort (gedeeltelijk hersteld) en fraai gebeeldhouwde renaissance-makelaar (verweerd jaartal 1635?), opgenomen in de flankerende dienstgebouwen; baksteenmetselwerk op een zandstenen onderbouw en afgedekt met een zadeldak (pannen), met een kern uit de 17de-18de eeuw; witgekalkt baksteenmetselwerk op een uitspringende plint van zandsteen; rondboogdeurtje met negblokken en uitspringende imposten in de erfzijdegevel; straatgevel voorzien van een rechthoekige inrijpoort met houten latei en een rondboogkapelletje ernaast. Binnenin, gemerkte dakspant en een versteviging van beton.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoeve Hof ten Steene [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40184 (geraadpleegd op ).