Teksten van Parochiekerk Sint-Laurentius en Sint-Gorik met omringend kerkhof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40189

Parochiekerk Sint-Laurentius en Sint-Gorik ()

De georiënteerde longitudinale kruiskerk, waarvan de ingebouwde vroeggotische toren opklimt tot de 13de eeuw, is gelegen op een hoogte ten westen van het Gemeenteplein, waardoor het dominerende effect in de dorpskern vergroot wordt. Ondanks het feit dat de diverse bouwonderdelen uit verschillende periodes dateren, biedt de kerk een vrij heterogeen uitzicht. De kerk is omgeven door een ommuurd, vandaag gedesaffecteerd kerkhof. Het toegangshekken bevond zich ten zuidoosten van de kerk.

Historiek

Voortgaande op de ligging op een heuvelhelling wordt de kerk in de literatuur vaak aanzien als een mottekerk, later uitgegroeid tot een zelfstandige parochie. Sedert 1155 was de Sint-Laurentiusparochie afhankelijk van de premonstratenzerabdij van Dielegem (Jette). Van dan af en dit tot aan de Franse Revolutie werd de kerk bediend door de witheren van Dielegem.

Het oudst bewaarde deel is de westtoren die opklimt tot de 13de eeuw. Het laatgotische transept, het koor en de sacristie werden gebouwd in het begin van de 16de eeuw.

Pastoor Mangelschots die in 1833 verantwoordelijk werd voor de parochie beschreef de erbarmelijk staat waarin de kerk zich toen bevond; onder zijn impuls werden grondige restauratiewerken uitgevoerd waarbij een neoclassicistische middenbeuk en zijbeuken werden opgericht ter vervanging van het bouwvallig geworden, overzolderd schip dat verlicht werd door kleine spitsboogvensters. Deze uitbreiding, waarbij de zware steunpijlers ter hoogte van toren en koor gedeeltelijk werden hergebruikt, werd in 1834 gerealiseerd naar ontwerp van provinciaal architect Louis Spaak (1803-1893). De werken werden uitgevoerd door Joseph Caluwaerts, aannemer uit Londerzeel.

In het begin van de 20ste eeuw werden restauratiewerken uitgevoerd onder leiding van architect Florent Van Roelen (Brussel).

Beschrijving

Door de lange bouwhistoriek biedt de kerk momenteel een vrij heterogeen uitzicht. De plattegrond ontvouwt een neoclassicistisch driebeukig schip van drie traveeën (1834) met een ingebouwde vierkante westtoren uit de 13de eeuw, een laatgotisch transept van een travee met rechte sluiting, een koor van drie traveeën met een driezijdige sluiting (begin 16de eeuw en latere aanpassingen) en een tegen de noordzijde van het koor aangebouwde rechthoekige sacristie, vermoedelijk uit de 15de eeuw.

Het geheel is overwegend opgetrokken uit kalkzandsteen, het schip dat in de loop van de 19de eeuw herbouwd en verbreed werd in baksteen, alles onder leien bedaking. Vrij zware en verankerde westtoren door omlopende cordons verdeeld in drie, in hoogte variërende geledingen onder een ingesnoerd tentdak, licht overkragend op natuurstenen consoles. De eerste geleding met hoge afgeschuinde plint, wordt begrensd door versneden hoeksteunberen waartussen een rechthoekige deur met een spitsboogveld voorzien van een drielob, ingeschreven in een omlijsting met driekwartzuiltjes voorzien van een knoppenkapiteel. Bekronend spitsboogvenster met ijzeren roeden. De tweede geleding wordt geopend door een oculus onder druiplijst met gestrekte uiteinden en de derde geleding vertoont aan elke zijde een of twee rondbogige galmgaten. Voor de ingang liggen nog hardstenen grafplaten onder de asfaltlaag.

Sober aandoend neoclassicistisch schip opgetrokken uit baksteen op een onderbouw van kalkzandsteen met kwartholle aflijning. Zichtbare muurankers en eenvoudige rondboogvensters met imposten en sluitsteen van witsteen. In de westgevels van het schip is de aanzet van de oude constructie duidelijk zichtbaar door het verschil in materiaal; aan deze zijde is er telkens een klein rechthoekige venster met hardstenen latei en lekdrempel. Eronder telkens een ingemetselde gedenkplaat verwijzend naar de werken ten tijde van pastoor Mangelschots, inmiddels nagenoeg onleesbaar geworden. De sluitingen van de ongelijke transeptarmen zijn opgevat als puntgevels op schouderstukken, gevat tussen steunberen, overhoeks aan de zuidzijde. Deze gevels worden vandaag geopend door een rondboogvenster in een kwarthol geprofileerde omlijsting maar de sporen van de vroegere spitsboogvensters onder omlopende druiplijst zijn nog duidelijk zichtbaar. In de oostgevel van de zuidelijke transeptarm bevindt zich nog een ingemetselde grafplaat van 1787.

Ook het koor wordt geopend door eenvoudige, later ingebrachte rondboogvensters in een vlakke hardstenen omlijsting met uitzondering van de driezijdige sluiting waar spitsboogvensters onder omlopende druiplijst bewaard bleven en voorzien zijn van neogotisch maaswerk; ze zijn gevat tussen versneden steunberen. In de zuidzijde dichtgemetseld rondboogdeurtje met kruismotief in het boogveld (voormalig paradijspoortje?). Tegen de koorsluiting bevinden zich een Calvarie en twee grotere neogotische grafstèles uit de 19de eeuw.

De ruime rechthoekige sacristie met zware, versneden hoeksteunberen telt twee bouwlagen onder een steil zadeldak op natuurstenen consoles. De sterk verhoogde begane grond is toegankelijk via een hardstenen steektrap met ijzeren leuning. Op de benedenverdieping getraliede rechthoekige vensters in een vlakke hardstenen omlijsting; op de bovenverdieping eenvoudige steekboogvensters.

Interieur

Het bepleisterde en geschilderde interieur met zwart-witte natuurstenen bevloering vertoont rondboogarcaden op Toscaanse zuilen met abacus en bekronende pilasters met trigliefenmotief die de gordelbogen van het kruisribgewelf opvangen. Het koor heeft een tongewelf met pseudoribben die neerkomen op consoles die op hun beurt zijn opgenomen in de omlopende kroonlijst.

Mobilair

Schilderijen. Aanbidding der herders, altaarstuk, toegeschreven aan Theodoor Van Loon, 17de eeuw; Marteldood Heilige Laurentius, altaarstuk op doek, 2de helft 17de eeuw.

Meubilair. Neogotisch hoofdaltaar met retabel met voorstellingen van Abra¬ham en Melchisedek, Calvarie, Mannaregen en maaltijd Emmaüsgangers, eik en witte Franse steen, 1895, atelier Peeters, Antwerpen; barokke zijaltaren, 2de helft 17de eeuw met altaartafel, geschilderd hout, 3de kwart 18de eeuw; het noordelijke toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, het zuidelijke toegewijd aan de Heilige Laurentius. Koorgestoelte, eik, 1854, E. Van den Broeck, Groot Bijgaarden. Preekstoel met de bekering van de Heilige Hubertus, eik, 1861, Van Passel en gebroeders Goyers, Leuven. Biechtstoel (noordtransept) met beelden van Rouwende engelen, in de bekroning de Heilige Geest in de gedaante van een duif, eik, 17de eeuw. Biechtstoel (zuidtransept) naar model van de vorige, eik, 1850, E. Van den Broeck, Groot Bijgaarden met de twee engelfiguren van de hand van Van Passel, Leuven. Twee biechtstoelen van 1847, in de noordelijke zijbeuk met medaillon van Christus Zaligmaker, in de zuidelijke zijbeuk met medaillon van Maria Magdalena, eik, J.-B. Pontiart, Asse. Lambrisering, 1835, Jaak De Groeyze, Kapelle-op-den-Bos. Orgel, 1867, H. Vermeersch, Duffel met aanpassingen uit 1971, A. Van de Loo. Doopvont met maskers en vernieuwde voet en stam, hardsteen, 12de-13de eeuw. Glasramen met de voorstelling van diverse heiligen, 1893-1894, Louis Grossé (1840-1929), Brugge.

Het voormalige kerkhof, vandaag met gras begroeid en voorzien van hagen, is langs de straat afgezet door een (vernieuwd) laag bakstenen muurtje. In de zuidelijke hoek beuk en een witgeschilderd beeld van Onze-Lieve-Vrouw op witstenen zuil met jaartal 1954 (Mariajaar). Van de oorspronkelijke toegang in de zuidoostelijke hoek resten nog de twee hekpijlers. Het betreft geblokte hardstenen pijlers met uitgespaarde hoeken en een bekronende siervaas met toorts, uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Rechts van de ingang witgeschilderd Heilig Hartbeeld (20ste eeuw) op vernieuwde bakstenen sokkel.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB002144, Sint-Laurentiuskerk: uitbreiding (PAESMANS G. 2000).
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Meise-Wolvertem, dossier Sint-Lambertuskerk.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • JANSEN J. & GEUKENS B. 1980: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant, kanton Wolvertem, 53-55.
  • LEFEVRE J., VERHASSELT L. & T’KINT J. 1978: Geschiedenis van Wolvertem, Affligem, 704-716.
  • S.N. s.d.: De kerk van Wolvertem Sint Laurentius, Bezoekersbrochure.

Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Laurentius en Sint-Gorik met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298279 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Heilige Laurentius en Heilige Gorik ()

De Sint-Laurentiuskerk, een voormalige afhankelijkheid van de abdij van Dielegem (Jette), is ingeplant op een heuvel te midden van een ommuurd (gedesaffecteerd) kerkhof, waarvan de toegang wordt gemarkeerd door geringde, hardstenen hekpijlers met bolbekroning (18de eeuw).

Historiek

De Sint-Laurentiuskerk kent een interessante bouwhistoriek waardoor ze haar huidige heterogeen uiterlijk heeft verkregen. Het oudst bewaarde deel is de westtoren die uit de 13de eeuw stamt. Het laatgotische transept, koor en sacristie werden in het begin van de 16de eeuw opgetrokken. De plattegrond van het schip wordt verder gekenmerkt door de drie neoclassicistische beuken, gerealiseerd in 1834. Deze opeenvolging van bouwperiodes en bijhorende verschillende stijlen maken wezenlijk deel uit van de Sint-Laurentiuskerk.

Beschrijving

De volledig in natuursteen opgetrokken vierkante westtoren, aan de westzijde geflankeerd door steunberen met dubbele versnijding, telt vier bouwlagen onder een leien tentdak op natuurstenen korbelen. Een hoge geprofileerde plint en omlopende cordonlijsten zorgen voor een opdeling in drie, in hoogte variërende registers. Het westportaal met vroeggotisch uitzicht wordt geflankeerd door driekwartzuiltjes met knoppenkapiteel waarboven een uitgewerkte spitsboog met omlopend halfrond archivolt en een ingeschreven driepas. Erboven een vermoedelijk gelijktijdig aangebracht spitsboogvenster met geprofileerd beloop, op zijn beurt bekroond met een klein oculus met druiplijst. De klokkenverdieping ten slotte is opengewerkt met rondbogige galmgaten: één in de westgevel afgelijnd door een halfrond archivolt op driekwartzuiltjes met vereenvoudigd kapiteel; de overige drie in de vorm van gekoppelde spitsboogjes steunend op een gelijkaardig deelzuiltje.

De neoclassicistische beuken zijn opgetrokken in baksteen op een natuurstenen plint en gevat onder één breed zadeldak. Eenvoudige rondboogvensters met hardstenen imposten en sluitsteen zorgen voor een strakke ritmering van de beukwanden. Volledig in natuursteen uitgewerkt en door steunberen geflankeerd laatgotisch transept met armen van ongelijke breedte die worden geritmeerd door waterlijsten en rondboogvensters met afgeschuinde hoek- en boogstenen respectievelijk een geprofileerd beloop. Deze vervangen de oorspronkelijke spitsboogvensters zoals bouwsporen duidelijk aantonen.

Ook in het eveneens volledig in natuursteen opgetrokken laatgotisch koor werden de spitsboogvensters vervangen door hoge rondboogvensters, in dit geval voorzien van een vlakke hardstenen omlijsting. In de driezijdige koorsluiting geritmeerd door hoge steunberen met versnijdingen bleven de spitsboogvensters bewaard: hooggeplaatste tweelichtvensters met afgeschuinde omlijsting en afzaat gevat tussen twee waterlijsten waarvan de bovenste de spitsboog volgt. Tegen de koorwand bevindt zich een calvariekruis en een twee neogotische grafplaten.

Aanleunend aan de noordzijde bevindt zich de in natuursteen opgetrokken en twee bouwlagen tellende sacristie,geflankeerd door zware steunberen en afgedekt met een steil zadeldak op natuurstenen korbelen. Zij is toegankelijk via een natuurstenen trap met ijzeren leuning en opengewerkt met getraliede, rechthoekige vensters in een hardstenen omlijsting op het gelijkvloers; kleine rechthoekige vensters met ontlastingsboogjes van een strekse steen op de verdieping.

De neoclassicistische middenbeuk en zijbeuken vervangen een bouwvallig geworden, overzolderd schip dat verlicht werd door kleine spitsboogvensters. Deze uitbreiding, waarbij de zware steunpijlers ter hoogte van toren en koor gedeeltelijk werden hergebruikt, werd in 1834 gerealiseerd naar ontwerp van provinciaal architect Louis Spaak (1803-1893). De werken werden uitgevoerd door Joseph Caluwaerts, aannemer uit Londerzeel. Het witgeschilderde en bepleisterde interieur met hardstenen bevloering toont een pseudo-basilicale opstand met rondboogarcaden op Toscaanse zuilen met abacus en bekronende pilasters met trigliefenmotief die de gordelbogen van het pseudo-kruisribgewelf opvangen. Het koor met ingedrukt gewelf met houten bebording wordt afgelijnd met een gekorniste kroonlijst waarin de consoles zijn opgenomen.

Meubilair:
  • Neogotisch hoofdaltaar met retabel met voorstellingen van Abraham en Melchisedek, Calvarie, Mannaregen en maaltijd Emmaüsgangers, eik en steen, 1895, atelier Peeters, Antwerpen.
  • Zijaltaar (N): portiekaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw; altaarstuk met Aanbidding der herders, toegeschreven aan Theodoor Van Loon, 2de helft 17de eeuw. Altaartafel, gemarmerd en geschilderd hout, derde kwart 18de eeuw.
  • Zijaltaar (Z): portiekaltaar toegewijd aan de Heilige Laurentius; altaarstuk op doek met Marteldood Heilige Laurentius, tweede helft 17de eeuw. Altaartafel, gemarmerd en geschilderd hout, derde kwart 18de eeuw.
  • Koorgestoelte, eik, 1854, E. Van den Broeck, Groot Bijgaarden.
  • Biechtstoel (noordtransept) met beelden van Rouwende engelen, in de bekroning de Heilige Geest in de gedaante van een duif, eik, 17de eeuw.
  • Biechtstoel (zuidtransept) naar model van de vorige, eik, 1850, E. Van den Broeck, Groot-Bijgaarden. Engelfiguren, Van Passel, Leuven.
  • Biechtstoel (noordelijke zijbeuk) met bovenaan medaillon met buste Christus Zaligmaker, eik, 1847, J.-B. Pontiart, Asse.
  • Biechtstoel (zuidelijke zijbeuk) met bovenaan medaillon met buste Maria Magdalena, eik, 1847, J.-B. Pontiart, Asse.
  • Preekstoel met bekering Heilige Hubertus, eik, 1861, Van Passel en gebroeders Goyers, Leuven.
  • Lambrisering, 1835, Jaak De Groeyze, Kapelle-op-den-Bos.
  • Doopvont met maskers en vernieuwde voet en stam, hardsteen, 12de-13de eeuw, koperen deksel, 17de eeuw.
  • Glasramen met voorstelling van onder meer Jacobus de Meerdere, Sint-Hubertus, Sint-Laurentius, Melchisedek, Mozes, Judith en het H. Hart, 1893-1894, Louis Grossé (1840-1929), Brugge.
  • Orgel, 1867, H. Vermeersch, Duffel met aanpassingen uit 1971, A. Van de Loo, 1971.
  • DE HENS G. & MARTINY V.-G. 1992: Louis Spaak, Académie royale des Beaux-Arts de Bruxelles. Une école d'architecture. Des tendances, Brussel, 48.
  • LEFEVRE J., VERHASSELT L. & T'KINT J. 1978: Geschiedenis van Wolvertem, Tielt-Affligem.
  • VERBESSELT J. 1965: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, 4, Pittem.
  • WAUTERS A. 1972: Histoire des environs de Bruxelles, 4, Brussel, (anastatische herdruk van 1855).

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002144, Parochiekerk Sint-Laurentius met ommuurd kerkhof.
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Laurentius en Sint-Gorik met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187554 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Heilige Laurentius en Heilige Gorik ()

Inplanting op een heuvelhelling met omringend en ommuurd kerkhof, gemarkeerd door twee arduinen hekpijlers uit het vierde kwart van de 18de eeuw.

In zijn huidige vorm, heterogeen gebouw op volgende plattegrond: ingebouwde westtoren (13de eeuw), driebeukig schip van drie traveeën (1834 en 1872), laatgotisch transept en koor van drie traveeën met driezijdige sluiting (16de eeuw en latere aanpassingen). Rechthoekige noordsacristie (15de eeuw?).

Zandsteenbouw voor de oudste onderdelen en bak- en zandsteen en ook hardsteen voor deze uit de 19de eeuw. Westtoren in overgangsstijl, op de westzijde gestut door twee steunberen met dubbele versnijding; hoge geprofileerde plint en indeling in drie registers door middel van omlopende cordons. Blijkbaar ingekast westportaal met vroeg-gotisch(?) uitzicht: uitgewerkte spitsboog met omlopend halfrond archivolt en ingeschreven driepas, steunend op de imposten van twee driekwartzuiltjes met knoppenkapiteel; erboven, een gelijktijdig aangebracht spitsboogvenster met geprofileerd beloop (bouwnaden). Klein oculus met druiplijst in de westelijke bovenpartij. Oorspronkelijke rondboogvormige galmgaten, een in de westgevel en twee in de overige, afgelijnd door een halfrond archivolt steunend op driekwartzuiltjes met vereenvoudigd kapiteel; de noord-, zuid- en oostelijke zijn ingedeeld door gekoppelde spitsboogjes steunend op een gelijkaardig deelzuiltje. Kroonlijst op stenen korbelen en leien tentdak met windwijzer.

Neoclassicistisch getinte noord- en zuidgevels van baksteen op een zandstenen plint, geritmeerd door eenvoudige rondboogvensters met imposten en sluitsteen van arduin; metalen harnas, daterend van de aanpassing van 1872 (zie gevelsteen); een breed leien zadeldak over midden- en zijbeuken.

Uitspringend laatgotisch transept; noordtranseptarm gestut door zware, haakse steunberen met versnijdingen en blijkbaar bredere zuidelijke arm gestabiliseerd door overhoekse steunberen; de noordarm vertoont twee waterlijsten, waarvan de hoogste trapsgewijze opliep en overging in druiplijst; sporen van het bovenaan gedicht spitsboogvenster en verbouwd tot rondboogvenster met afgeschuinde hoek- en boogstenen.

Gelijkaardige aanpassing van de zuidpuntgevel die slechts een waterlijst vertoont, onderbroken ter hoogte van de stompe, nu gedichte spitsboog van het hooggeplaatst venster; heden een rondboogvenster met geprofileerd beloop (19de eeuw ?); volledig dichtgemetseld spitsboogvenster in de oostgevel.

Aangepaste ordonnantie van de rechte koortraveeën, geritmeerd door drie hoge rondboogvensters in vlakke omlijstingen van arduin (18de-19de eeuw?).

Dichtgemetseld smal en hoog zuidelijk rondboogdeurtje in de eerste westkoortravee: omlopende torus en kruismotief in het boogveld.

Behouden apsis geritmeerd door hoge steunberen met versnijdingen (terreinhelling). Hooggeplaatste tweelichtvensters met afgeschuinde inlijsting en afzaat, gevat tussen twee waterlijsten waarvan de hoogste de spitsboogrug volgt.

Interieur. Neoclassicistische middenbeuk (1834) en zijbeuken (vergroot 1872), (zie gevelstenen), als vervanging van een bouwvallig overzolderd schip; verlicht door middel van kleine stompe spitsboogvensters en gemarkeerd door zware pijlers aan toren- en koorzijde. Pseudo-basilicale opstand; rondboogarcaden op Toscaanse zuilen met abacus, en bekronende pilaster met trigliefenmotief die de gordelbogen van het pseudo-kruisribgewelf opvangen.

Ingedrukt gewelf met houten bebording en ribben boven het koor, afgelijnd met een gekorniste kroonlijst waarin de consoles worden opgenomen.

Mobilair. Barokschilderijen, onder meer een Aanbidding der Herders in Van Loon-stijl, 17de eeuw (noordaltaar);

Barok meubilair, onder meer zijaltaren; biechtstoelen circa 1700; neobarokke preekstoel met Sint-Hubertusverhaal; romaanse doopvont 12de-13de eeuw.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Laurentius en Sint-Gorik met omringend kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40189 (geraadpleegd op ).