Het zogenaamde godshuis, bestaande uit twee tegen elkaar gebouwde parallelle vleugels in traditionele bak- en zandsteenstijl, respectievelijk van 1660 (of 1662) en 1773, was in oorsprong de pastorie van de Sint-Laurentiusparochie die afhankelijk was van de abdij van Dielegem. Ten tijde van de eerste inventariscampagne was ze in gebruik als ouderlingentehuis. Vandaag is het administratief centrum van het OCMW hier gevestigd.
Volgens de gevelsteen werd in 1660 in Wolvertem een pastorie gebouwd door de premonstratenzerabdij van Dielegem (Jette) die op dat ogenblik verantwoordelijk was voor de zielenzorg van de parochie. De werken werden uitgevoerd onder prelaat Martinus Heckius de Jonge (1646-1662). Tot de restauratie in 1903 onder leiding van architect V. Dumortier was de inkom bekroond door het wapenschild van de prelaat en de abdij. Hoewel het jaar 1660 wordt weergegeven op de gevelsteen boven de deur, halen diverse literatuurbronnen 1662 aan als bouwjaar; in de 'Geschiedenis van Wolvertem' is er trouwens sprake van een gevelsteen 1662 in de geveltop.
Op vraag van pastoor Clemens Stoefs werd de pastorie in 1773 vergroot door abt Van den Da(e)le. Dit gebeurde door tegen de westzijde een parallelle vleugel te bouwen. Zoals blijkt uit de Ferrariskaart van 1770-1778 was de pastorie in oorsprong gelegen binnen een rechthoekige omgrachting, die zeker tot omstreeks 1930 bewaard bleef (zie topografische kaart van dat jaar). Een brug met gekasseid wegdek leidde naar de inkom, zie oude foto's.
Tijdens de Franse Revolutie werd het goed aangeslagen maar omdat het op dat ogenblik in gebruik was als school en onderwijzerswoning werd de verkoop uitgesteld en in 1802 werd het gebouw teruggegeven aan de kerk. De pastorie, op dat ogenblik voorzien van een 19de-eeuwse bepleistering, werd in 1903 min of meer in haar oorspronkelijke toestand hersteld. De bepleistering werd weggenomen evenals de wapensteen van de abt van Dielegem. Voortgaande op de briefwisseling van de KCML zou dit gebeurd zijn onder toezicht van de provinciale architect Valère Dumortier. De plannen werden opgemaakt door architect Florent Van Roelen.
Toen rentenierster Anne Marie van Hoorick stierf in 1908, liet zij haar bezittingen voor het grootste deel na aan de gemeente Wolvertem op voorwaarde dat er een godshuis werd opgericht voor behoeftige wezen, ouderlingen en gehandicapten. Het Bureel der Godshuizen werd opgericht onder voorzitterschap van pastoor Finoulst en fusioneerde in 1925 met het Bureel der Weldadigheid waardoor de Commissie van Openbare Onderstand ontstond. Aansluitend nam de commissie de pastorie over om er het godshuis in te richten, aangezien deze pastorie te ver van de kerk was gelegen. Een nieuwe pastorie werd gebouwd aan de Oppemstraat en het tehuis werd geopend op 3 juli 1929.
Tegen elkaar gebouwde, verankerde bakstenen vleugels op een kalkzandstenen onderbouw.
De oudste vleugel van 1660 of 1662 telt zes traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak tussen zijtrapgevels (links zeven en rechts acht treden + topstuk); kleine dakruiter met bekronend ijzeren kruis en dakkapellen. Lijstgevel met dubbelhuisopstand, horizontaal gemarkeerd door kalkzandstenen muurbanden en een aflijnende houten kroonlijst op modillons. Kalkzandsteen werd ook gebruikt voor de hoekkettingen, steigergaten en kruiskozijnen. Het kleurverschil en graad van verwering als resultaat van herstellingswerken is duidelijk waarneembaar. De licht verhoogde begane grond is toegankelijk via een kleine steektrap en een rechthoekige deur met lateiconsoles en een bolkozijn als bovenlicht; erboven jaarsteen met vermelding 1660. Getrapt dakvenster in de as van de deurtravee. Zijtrapgevels met in de top kleine rechthoekige vensters in een omlijsting van kalkzandsteen.
De vleugel van 1773 telt eveneens zes traveeën en twee bouwlagen onder een leien schilddak met dakkapellen onder afgewolfd zadeldakje. Deze vleugel is evenwel lager en eenvoudiger van uitwerking, onder meer rechthoekige vensters in plaats van kruiskozijnen. Ze zijn gevat in een vlakke omlijsting met verwerking van gesinterde baksteen en negblokken van kalkzandsteen. De benedenvensters waren voorheen beluikt, zie bewaarde luikduimen. De rechthoekige deur met rondbogig bovenlicht is gevat in een hardstenen omlijsting met sluitsteen en imposten onder een geprofileerde kroonlijst. De straalvormige ijzeren roeden van het bovenlicht bleven bewaard. Flankerende gevelplaten, links met vermelding Ioes Bapta/ van den Dale/prelaet van Diligem 1773 (zie oude foto, momenteel verweerd en niet langer leesbaar). Jan Baptist Van den Dale was abt van de abdij van Dielegem in Jette in de periode 1771-1789. Rechts de vermelding Clemens Stoefs/ pastoor/ tot Wolvertem/ 1773. Omlopende houten kroonlijst als gevelbeëindiging. Een derde gedenkplaat met vermelding Me a° 1903 prstnum/ in statum rstuit/ J. Smits past. bevindt zich links in de onderbouw van de voorgevel van de oudste vleugel.
Deels bewaarde tuindecoratie in cementrustiek in de vorm van een paddenstoel en een waterput.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2018: Pastorie van de Sint-Laurentiusparochie, later Godshuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298280 (geraadpleegd op ).
Zogenaamd Godshuis, eertijds pastorie, afhankelijk van de abdij van Dieligem (Jette), doch heden ouderlingentehuis. Uit twee duidelijk herkenbare delen bestaand geheel, het ene daterend van 1660 en het andere, dat tegen de achtergevel van het eerste aanleunt, van 1773, doch gerestaureerd zoals een gevelsteen aantoont "Me A 1903 PRSTNUM/ IN STATUm RSTUIT/ J. SMITS PAST.".
Het oudste gedeelte omvat een twee verdiepingen hoog dubbelhuis in traditionele bak- en zandsteenstijl boven de ingangsdeur gedateerd 1660; sommige der zandstenen delen zijn in voor restauraties veelvuldig gebruikte Franse kalksteen. Leien zadeldak gevat tussen twee trapgevels (acht trappen) en voorzien van een Vlaams venster met trapgeveltje. Hoge met profiel afgezette onderbouw van zandsteen. In de voorgevel, kruisvensters met uitspringend middenkalf en een in het cordon opgenomen wigvormig ontlastingssysteem. Rechthoekige deur voorzien van een bovenlicht met tussenstijl.
Tweede gebouw erachter afgedekt met een schilddak (leien) met dakkapellen en in twee gevelstenen aan weerszijden van de deur gedateerd 1773: "IOES BAPTA/ VAN DEN DALE/ PRELAET VAN/ DILIGEM 1773" en "CLEMENS STOEFS/ PASTOOR/ TOT WOLVERTEM/ 1773". Baksteenbouw op een zandstenen plint. Rechthoekige vensters met onderdorpels van arduin doch lateien en posten van gesinterde baksteentjes, verrijkt met hoekstenen van natuursteen. Slanke rondboogdeur ingeschreven in een vlakke arduinen omlijsting met weinig uitspringende imposten en sleutel, en bekroond met een druiplijst. In het verlengde, moderne bijgebouwen.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Pastorie van de Sint-Laurentiusparochie, later Godshuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40193 (geraadpleegd op ).