Traditioneel diephuis met trapgevel van vier traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, pannen), uit de tweede helft van de 16de of de eerste helft van de 17de eeuw. In 1850 liet het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen de ordonnantie van de eerste verdieping aanpassen tot twee rechthoekige vensters met lekdrempel. Het pand werd in opdracht van Albert Werkers gerestaureerd onder leiding van de architect L. Theo Van Looij, naar een ontwerp uit 1974, uitgevoerd in 1976-1977. De werken betroffen het ontpleisteren, herstellen en aanvullen van het bak- en zandsteenparement, de reconstructie van de korfboogdeur, de ordonnantie van de bovenverdieping, de kruiskozijnen en de treden van de trapgevel.
Trapgevel van negen treden met een overhoeks topstuk, in bak- en zandsteenbouw met speklagen, wigvormige ontlasting en kwartholle negblokken, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. De opstand is opgebouwd uit registers van gekoppelde kruiskozijnen met druiplijsten, op een sokkel waarin een kelderluik. In de rechter travee korfboogdeur met een bolkozijn als bovenlicht, waarboven een nis met een leeuwenbeeldje. De tweeledige door waterlijsten gemarkeerde geveltop wordt in het eerste register geopend door een rechthoekige drielicht: rechthoekig middenluik met latei op kraagstenen, geflankeerd door kloosterkozijnen met getralied bovenlicht; erboven een rechthoekig luikgat en een balkgat.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1850#678 en 18#56976.