De watermolen, zogenaamd ‘Binnenmolen’ of ‘Molen van Collier’ naar de 20ste-eeuwse molenaarsfamilie, is gelegen op de Grote Molenbeek. Hij werd al in de middeleeuwen vermeld, maar bewaart in zijn huidige vorm een traditionele kern uit de 17de eeuw. Na aanpassingen en een verhoging van het volume met één bouwlaag tijdens de 19de en 20ste eeuw, werd het pand ingrijpend gerestaureerd in de jaren 1990. Het werd toen herleid tot het historische uitzicht met één bouwlaag en herbestemd tot restaurant. De moleninrichting werd hierbij bewaard.
De oudste vermelding van de Binnenmolen zou teruggaan tot 1269. De molen, die vlakbij de Merchtemse kerkvijver en Burcht is gelegen, was op dat moment in gebruik als banmolen onder de Hertogen van Brabant. Circa 1400 werd de molen afgestaan aan de Pipenpoys, heren van Merchtem. Tijdens de 15de eeuw was de graanwatermolen eveneens in gebruik als drafmolen. In 1689 verloren de Pipenpoys, na een jarenlange strijd van de bevolking, hun banrechten en werd de molen verkocht.
In de 19de eeuw was de molen in het bezit van de familie Van Roy. De bebouwing bestond op dat moment uit twee parallelle, rechthoekige volumes aan weerszijden van de beek. Het kadaster benoemde in 1865 het volume ten westen van de beek als huis met watermolen. Het volume op de oostelijke oever deed dienst als branderij, zie ook de vermelding op de kaart van Vandermaelen als ‘Distillerie’. Het kadaster registreerde toen onder landbouwer Joannes Baptiste Van Roy een vergroting van het molenaarsgebouw en de bouw van een "moulin à rapeur". Het volume werd zo aan de achterzijde uitgebreid met een haaks volume over de beek, dat benoemd werd als ‘vuurmolen’. Volgens de kadastergegevens gebeurde deze aanpassing minstens enkele jaren eerder. Dit komt overeen met de vermelding als ‘Vuermolen’ op de Popp-kaart. De branderij op de andere oever werd op dat moment gesloopt en er kwam een kleiner landgebouw tot stand op dat deel van het hof. Naar verluidt werd er omstreeks 1868 een stoommachine geplaatst, maar er werd ook nog steeds op waterkracht gemalen. In het laatste kwart van de 19de eeuw was de molen eigendom van Livien Jacobus De Boeck.
In 1902 verving de nieuwe eigenaar, molenaar Jean Philip Collier (schoonbroer van De Boeck), het toenmalige rad door een turbine voor drijfkracht. Deze zogenaamde Francisturbine, geproduceerd door de firma Schneider-Jacquet uit Neudorf bij Straatsburg, is heden nog steeds bewaard in de radarput. Naar verluidt werd het woonhuis verbouwd in 1913 om het omvangrijke gezin van Collier te kunnen huisvesten. Bij de molen hoorde behalve het woonhuis ook een boomgaard en overige gronden, evenals een stal ten zuiden van de molenaarswoning, kadastraal geregistreerd in 1902. Het goed bleef gedurende de 20ste eeuw in familiehanden, en werd in 1939 overgenomen door Karel Victor Collier. In 1940 registreerde het kadaster de afbraak van het landgebouw ten oosten, dat toen benoemd was als bakhuis, en kwam de huidige stal tot stand. Ten tijde van de eerste inventarisatiecampagne in 1975, omvatte de woning nog twee bouwlagen en acht traveeën, rechts geflankeerd door een aanbouw. De met schijnvoegen gecementeerde voorgevel van de molenaarswoning werd geopend door rechthoekige muuropeningen onder ijzeren I-balken, eveneens verwijzend naar de aanpassingen tijdens de vroege 20ste eeuw.
Na het overlijden van Collier in 1981 werd het goed beheerd door zijn zus Sylvie. Toen de molen omstreeks 1993 werd verkocht, werd het exterieur van het pand gerestaureerd naar voorbeeld van de oudere toestand. Ook het interieur werd aangepast en herbestemd tot restaurant De Passerel. De moleninstallatie is wel bewaard.
Een gekasseide aftakking van Reedijk leidt naar de zuidoosten daarvan gelegen watermolen. Deze bevindt zich op de Grote Molenbeek, en kijkt ten westen uit op de Burcht van Merchtem met omringende walgracht. Tussen de woning en de gekasseide oprit is er een recent terras aangelegd.
Het huidige uitzicht van het molengebouw in een traditionele 17de-eeuwse bak- zandsteenstijl wordt bepaald door een ingrijpende restauratie tijdens de jaren 1990, waarbij het vroegere uitzicht werd hersteld. De traditionele kern van het volume bestaat momenteel uit zeven traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak (leien) met twee vernieuwde houten dakkapellen. De oorspronkelijke molenaarswoning situeert zich in de vijf linkse traveeën. Het rode baksteenparement in kruisverband, wordt verlevendigd met kalkzandsteen, onder meer gebruikt voor de hoekkettingen, neg- en hoekblokken rond de vensteropeningen, cordons en steigergaten. Ook de hoge, licht vooruitspringende plint met afschuining is opgebouwd uit kalkzandstenen blokken. De ankers met krul zijn bewaard.
De vensters in de vier linkertraveeën van de molenaarswoning zijn voorzien van hardstenen lekdrempels en dito lateien. Ook de rechthoekige deur tot de woning in de vijfde travee is gevat in een hardstenen omlijsting. Het houten schrijnwerk werd vernieuwd naar historisch model. De twee rechtertraveeën verwijzen naar het molengebouw. Een zandstenen gevelsteen dateert het "ANNO 1665 (?)". In de zesde travee is een bovenlicht bewaard in een kalkzandstenen omlijsting en met dito tussenstijl, afgesloten met traliewerk. In de uiterst rechtse travee bevindt zich een rechthoekig, getralied venster onder een bakstenen rollaag. De toegangsdeur in de zesde travee was anno 1975 nog rechthoekig, weliswaar met gedeeltelijk bewaarde zandstenen omlijsting. Heden werd de omlijsting aangevuld tot een rondboogvormige, kalkzandstenen omlijsting met imposten en sluitsteen onder een druiplijst. De deuropening bewaart een bewerkte hardstenen dorpel. Rechts ervan is in de plint een paardenring bevestigd.
De noordelijke zijgevel vertoont bakstenen vlechtingen in de geveltop en wordt daar geopend met een kloosterkozijn in een kalkzandstenen omlijsting.
De achterzijde, aan de zijde van de beek, bewaart nog een kalkzandstenen onderbouw. Ook de oorspronkelijke plaats van het waterrad is zichtbaar. Het volume dat zich uitstrekt over de Grote Molenbeek, is aan de noordzijde gerenoveerd naar analogie met de voorgevel van het molenhuis.
Het interieur van het molenhuis, dat heden aangepast werd tot restaurant, bewaart de draagstructuur met een houten roostering van moer- en kinderbalken, en bovenin een valluik. De maalzolder bevindt zich op halve hoogte, ondersteund door ijzeren zuiltjes. Op de benedenverdieping is de radarput bewaard met daarin de Francisturbine, die het oorspronkelijke waterrad verving. Het gietijzeren raderwerk staat in verbinding met de drie koppels maalstenen op de bovenverdieping; bewaarde houten galg.
De rechts aanpalende traveeën vormen een recentere aanbouw uit de 19de eeuw en werden verbouwd tot een bepleisterd volume, eveneens onder een zadeldak bedekt met leien. Op de oostelijke oever van de beek bevindt zich nog een recenter bakstenen bijgebouw onder een pannen zadeldak.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2019: Watermolen Binnenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298938 (geraadpleegd op ).
Zogenaamd "Binnenmolen", watermolen op de Molenbeek eertijds deel uitmakend van het domein dat de hertogen van Brabant circa 1400 afstonden aan de Pipenpoys, die er lang een slot bewoonden dat einde 16de eeuw werd platgebrand; het met een gracht omringd perceel achter de kerk wordt heden nog "de burcht" genaamd.
De huidige watermolen bewaart een traditionele kern uit de 17de eeuw doch werd in de 19de-20ste eeuw aangepast en verhoogd met één verdieping. Gecementeerde baksteenbouw met gebruik van zandsteen onder meer voor de hoekstenen (links) en de hoge, uitspringende plint met afschuining. Rechthoekige vensters met ijzeren lateien doch een oorspronkelijk(?) getralied venster. Rechthoekige deur van zandsteen met op een driehoekje doodlopend kwarthol profiel aan de posten en getralied bovenlicht met tussenstijl. Behouden vlechtingen van de vroegere dakhelling in de linker zijpuntgevel en een kloosterkozijn van zandsteen. Rechts, bijgebouw uit de 19de eeuw. Zandstenen onderbouw in de achtergevel.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Watermolen Binnenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40283 (geraadpleegd op ).