Pastorie van de Sint-Jan-de-Doperparochie, naar verluidt gebouwd in 1758 door pastoor J. Montana (confer bewaarde, gedemonteerde gevelsteen), gelegen in een omstreeks 1850 in landschappelijke stijl aangelegde tuin.
De pastorie werd ingeplant aan de oude Opperzelestraat (heden de as Osselstraat – Kasteelstraat), die vertrok vanaf de heirbaan Brussel-Merchtem en door Ossel, over Amelgem naar Meise liep. Door de aanleg van de Brusselsesteenweg werd het wegenpatroon doorsneden en werd de pastorie fysiek gescheiden van de ten oosten gelegen kerk. De pastorie beantwoordt aan het klassieke model van de 18de-eeuwse pastorieën, waarbij ook de schikking typisch is voor de 18de-eeuwse landelijke herenhuizen en pastorieën, namelijk het principe van 'vivre entre cour et jardin', met een grote achtertuin (24 are) en een kleine voortuin (7 are), die oorspronkelijk door twee kleine dienstgebouwen werd geflankeerd. Deze gebouwen werden later afgebroken en vervangen door de huidige aanbouwtjes.
18de-eeuwse pastorie, opgevat als een dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (leien, nok evenwijdig aan de straat) met klokkentorentje en drie houten dakkapellen onder leien schilddakjes bekroond met een piron. Het hoofdvolume wordt geflankeerd door twee éénlaagse bijgebouwtjes van twee traveeën, rechts onder pannen zadeldak (vergroot), links onder half schilddak (leien). Verankerde baksteenbouw met een vernieuwde onderbouw in breuksteen, ter vervanging van de oorspronkelijke ijzerzandsteen. Steekboogvensters in een met negblokken verrijkte kalkzandstenen omlijsting met vernieuwde lekdrempels van blauwe hardsteen; op de tweede bouwlaag gecementeerde omlijstingen. De vensters op de benedenverdieping waren oorspronkelijk beluikt (zie bewaarde luikduimen); het schrijnwerk is vernieuwd. Spiegelboogdeur in een brede geprofileerde omlijsting van blauwe hardsteen verfraaid met neuten, imposten, sluitsteen en bekronende druiplijst; bovenlicht van de deur ingevuld met decoratief glas in lood.
Zijgevels met links gecementeerde aandaken met een bewaard schouderstuk. Achtergevel met gelijke gevelopbouw als de voorgevel met op de gelijkvloerse verdieping getoogde muuropeningen in een kalkzandstenen omlijsting met negblokken en bewaarde luikduimen bij de vensters. Volledig gecementeerde bovenverdieping.
Typische plattegrond van een dubbelhuis met centrale gang tussen voor- en achtergevel. De inkomhal bewaart de oorspronkelijke tegelvloer in zwarte en witte marmer, evenals de met een marmerimitatie beschilderde houten trap. De leefruimte aan de rechterzijde van de hal is voorzien van een parketvloer en een bewaarde vleugeldeur in een classicerende omlijsting. Aan de linkerzijde verdeelt een gang de ruimte tussen voor- en achtergevel in meerdere kamers. In de kamer aan de tuinzijde bevindt zich een bewaarde schouw met op de schouwboezem de passiesymbolen en een schilderij van de gekruisigde Christus, afkomstig uit de kerk van Ossel. Onder deze kamer bevindt zich een via een natuurstenen trap bereikbare, kelder met tongewelf van één travee. Op de bovenverdieping enkele bewaarde houten vloeren, deuren met imitatiemarmerbeschildering, schouwen en stucwerk. Zolderverdieping onder bewaard dakgebinte met telmerken en pen- en gatverbindingen.
De tuin bestaat uit een ruime achtertuin en een kleine voortuin, die oorspronkelijk een door dienstgebouwen geflankeerd ere-erf vormde. De tuin is aan de straatzijde afgesloten door een beukenhaag en een giet- en smeedijzeren hekken. De inventarisatie van de tuin dateert van 2007, maar de geregistreerde elementen waren anno 2015 bewaard.
De voortuin bestaat uit gazon met een blauwe spar (Picea pungens 'Glauca') en enkele struikmassieven, onder meer geel gevlekte aucuba (Aucuba japonica 'Variegata'), schuin doorsneden door een pad van cementtegels, en een kleine met grind verharde parking.
Een kwart van de achtertuin wordt door halfstammige appel- en kersenbomen in beslag genomen. De rest is open gazon. Deze achtertuin trekt de aandacht niet alleen door zijn fraaie, goed onderhouden borders van struiken en vaste planten, met bijvoorbeeld contrasten tussen bruinbladige weigela (Weigela florida 'Purpurea') en geelbladige Japanse kardinaalsmuts (Euonymus japonicus 'Aureus'). Ooit is er aan het microreliëf gesleuteld. Het centrale gedeelte werd lichtjes concaaf gelegd en met de uitgeschulpte grond werden in de zuidwesthoek van de tuin twee heuveltjes aangelegd, waarop twee bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') werden geplant. Dit is een uiterst bescheiden variant op de 19de-eeuwse landschappelijke stijl. Een concaaf terrein lijkt groter dan eenzelfde bolle of vlakke oppervlakte en deze techniek werd tot een stuk in de 20ste eeuw veelvuldig geprezen en toegepast. Te oordelen naar de stamomtrekken van de beuken (respectievelijk 384 en 372 cm) dateert deze aanleg van rond 1850. In het jaar 2007 verkeerden deze beuken reeds in een vergevorderde staat van aftakeling.
Auteurs: Deneef, Roger; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Verhelst J. 2017: Pastorie van de Sint-Jan-de-Doperparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195355 (geraadpleegd op ).
Tuin in landschappelijke stijl van 24 are aangelegd circa 1850 achter een 18de-eeuwse pastorie; met een voortuin van 4 are, oorspronkelijk een door dienstgebouwen geflankeerd ere-erf; twee bruine beuken als relict van de oorspronkelijke beplanting.
De rond 1750 gebouwde pastorie van het gehucht Ossel beantwoordt aan het klassieke model van de 18de-eeuwse pastorieën: een bakstenen 'dubbelhuis' van twee bouwlagen onder een leien zadeldak, vijf traveeën breed, met de voor- en achterdeuren in het midden. De versiering is hier beperkt tot de zandstenen omlijstingen van de steekboogvensters en de sterk geprofileerde arduinen Lodewijk XV-omlijsting van de voordeur. De zijgevels en het bovenste gedeelte van de achtergevel zijn gecementeerd en rond 1960 werd onder de voorgevel een lelijke breukstenen plint geschoven. Ook de schikking is typisch voor de 18de-eeuwse landelijke herenhuizen en pastorieën – 'vivre entre cour et jardin', met een grote achtertuin (24 are) en een kleine voortuin (7 are), die oorspronkelijk door twee kleine dienstgebouwen werd geflankeerd. Deze gebouwen werden later afgebroken en vervangen door de huidige aanbouwtjes.
De voortuin bestaat momenteel uit gazon met een blauwe spar (Picea pungens 'Glauca') en enkele struikmassieven, onder meer geel gevlekte aucuba (Aucuba japonica 'Variegata'), schuin doorsneden door een pad van cementtegels, en een kleine met grind verharde parking. Een kwart van de achtertuin wordt door halfstammige appel- en kersenbomen in beslag genomen. De rest is open gazon. Deze achtertuin trekt de aandacht niet alleen door zijn fraaie, goed onderhouden borders van struiken en vaste planten, met bijvoorbeeld contrasten tussen bruinbladige weigela (Weigela florida 'Purpurea') en geelbladige Japanse kardinaalsmuts (Euonymus japonicus 'Aureus'). Ooit is er aan het microreliëf gesleuteld. Het centrale gedeelte werd lichtjes concaaf gelegd en met de uitgeschulpte grond werden in de zuidwesthoek van de tuin twee heuveltjes aangelegd, waarop twee bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') werden geplant. Dit is een uiterst bescheiden variant op de 19de-eeuwse landschappelijke stijl. Een concaaf terrein lijkt groter dan eenzelfde bolle of vlakke oppervlakte en deze techniek werd tot een stuk in de 20ste eeuw veelvuldig geprezen en toegepast. Te oordelen naar de stamomtrekken van de beuken (respectievelijk 384 en 372 centimeter) dateert deze aanleg van rond 1850. In het jaar 2007 verkeerden deze beuken in een vergevorderde staat van aftakeling.
Bron: DENEEF, R., 2011. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Noordwestelijk Vlaams-Brabant: Affligem, Asse, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Wemmel, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. 2011: Pastorie van de Sint-Jan-de-Doperparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202311 (geraadpleegd op ).
Naar verluidt in 1758 gebouwd door pastoor J. Montana, van de kerk gescheiden door een brede baan. Omheind dubbelhuis van vijf traveeën met twee verdiepingen en zadeldak (leien) met dakkapellen, geflankeerd door twee éénlaagse bijgebouwtjes.
Baksteenmetselwerk met een op onesthetische wijze vernieuwde onderbouw van natuursteen. Steekboogvensters in een met negblokken verrijkte zandstenen omlijsting met vernieuwde lekdrempels van arduin. Spiegelboogdeur in een brede geprofileerde omlijsting van arduin verfraaid met neuten, imposten, sluitsteen en bekronende druiplijst. Gecementeerde zijgevels met links een schouderstuk. Bijgebouwtjes onder pannen zadel- (vergroot) of driezijdig schilddak (leien) met steekboogvensters.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Pastorie van de Sint-Jan-de-Doperparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40321 (geraadpleegd op ).