Kantoorgebouw in neogotische stijl heropgebouwd naar een ontwerp door de architect Frans Van Dijk uit 1906. Opdrachtgever was Eugène Kreglinger (1840-1914), weduwnaar van Marie Grisar (1850-1884), en hoofd van de firma G. & C. Kreglinger. Het betrof de archeologische reconstructie van het voormalige gildehuis van het Meerseniersambacht, een gebouw in laatgotische stijl uit de eerste helft van de 16de eeuw, waarvan enkel de geveltop bewaard was.
De oorsprong van “Den Arend” klimt op tot vóór 1354, jaar waarin het pand voor het eerst wordt vermeld. Documenten uit 1387 en 1391 situeren “Den Arend als buurpand van respectievelijk “De Spiegel” en “De Pauw”. Later komen de benamingen “Den gulden Arend” (1428) en “Den Zwarten Arend” (1667) voor. In gebruik als wijnhuis in 1400, kwam het pand in 1422 in het bezit van de familie Sanders. “Den Arend” werd in 1456 verkocht aan het Kuipers- en Schrijnmakersambacht, die het tot 1496 als gildehuis gebruikte. In 1529 verwierf het Meerseniersambacht het gildehuis, dat in 1591 samen met “Spaengien” omschreven als “principaelste” van de Grote Markt. Sinds 1577 bekroonde een Maria met Kind het topstuk van de gevel, als dank voor de vrijwaring van brand tijdens de Spaanse Furie, dat in 1763 door de beeldhouwer Joannes Cosijns werd vernieuwd. Het gildehuis bleef in hun bezit van het Meerseniersambacht, tot het in 1798 door het Franse bewind werd geconfisqueerd en als nationaal goed verkocht.
Zo kwam “Den Arend” in het bezit van de Duitse koopmansfamilie Kreglinger, die ook de aanpalende panden “Spaengien” en "De Spieghel” verwierf. Georg Friedrich Kreglinger (1756-1821), in 1809 gehuwd met Anna Magdalena Schlösser (1780-1856), liet datzelfde jaar de gevel in laatclassicistische stijl aanpassen, tot een vlak bepleisterd en beschilderd front, met registers van rechthoekige en op de bel-etage rondboogvensters. De laatgotisch geprofileerde geveltop bleef behouden, hoewel het gevelontwerp voorzag in de vervanging door een vijfde bouwlaag. Uit het bouwdossier van deze ingreep vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Volgende eigenaars waren de winkelier en muziekmeester Jan Nicolaas Odufré in 1880 en de industrieel Louis Lysen-Van den Bergh in 1893, die beiden de begane grond lieten aanpassen tot respectievelijk een muziekwinkel en een café. Vervolgens kwam “Den Arend” in het bezit van Eugène Kreglinger, die het pand volledig liet slopen en heropbouwen naar een ontwerp door de architect Frans Van Dijk uit 1906. Het gevelfront werd daarbij op basis van de nog aanwezige bouwsporen in zijn oorspronkelijke staat gereconstrueerd, bekroond door nieuwe beelden waarvan de maker niet gekend is. Het gebouw dat onder meer dienst deed als bankkantoor, werd in 1996 verkocht aan de Stad Antwerpen, en huisvest sinds 2005 de Stadswinkel. Deze werd in 2011 heringericht door het Brusselse architectenbureau Lhoas & Lhoas.
De broers Georg Friedrich en Christian Emmanuel Kreglinger (1770-1813), afkomstig uit Karlsruhe, richtten in 1797 de handelsfirma G. & C. Kreglinger op, gevestigd in het vroegere gildehuis “Spaengien” op de Grote Markt. Actief in de import en handel van wol, schaapsleder, tabak en koffie, kende het bedrijf naar het einde van de 19de eeuw toe een wereldwijde expansie met vestigingen in Latijns-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. In 1935 werd de financiële activiteiten ondergebracht in de Bank Kreglinger. Eugène Kreglinger, als kleinzoon van Christian Emmanuel behorend tot de derde generatie Kreglingers in Antwerpen, trad toe tot de firma in 1867 en nam de leiding in 1875. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Albert Kreglinger (1874-1953). Deze kwam na het overlijden van twee van zijn achterneven en zijn eigen zoon Eugène (1899-1933), alleen aan het hoofd van het bedrijf, dat hij tot aan zijn dood in 1953 zou leiden.
De reconstructie van “Den Arend” behoort tot het rijpere oeuvre van Frans Van Dijk, die al vroeg in zijn loopbaan, omstreeks 1880, naam maakte als medeontwerper van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten aan de Leopold De Waelplaats. Omstreeks de eeuwwisseling deed hij zich verder opmerken met enkele van de meest opvallende huizengroepen in de wijk Zurenborg waaronder "Boudewijn met de IJzeren Arm" en "Scaldis" in de Cogels-Osylei, en het imposante Grand Hôtel Métropole op de hoek van Leysstraat en Kipdorpvest. Als een van de uitverkoren architecten van de Antwerpse elite, de financiële wereld en het bedrijfsleven, beoefende hij zijn carrière lang een monumentaal architectuuridioom van eclectische signatuur. In opdracht van Eugène Kreglinger had Van Dijk in 1892-1893 al de restauratie uitgevoerd van het gildehuis “Spangien”, en in 1903-1904 de heropbouw van het gildehuis “De Spieghel”, de buurpanden van “Den Arend” aan de noordzijde van de Grote Markt. Onder leiding van zijn zoon Henri Van Dijk werden In 1947-1949 ook de aanpalende panden “De Pauw” en “Den bonte Mantel” heropgebouwd, in opdracht van Albert Kreglinger.
Diephuis met enkelhuisopstand van vier traveeën en drie bouwlagen met insteekverdieping onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien). De monumentale puntgevel, die volledig is opgetrokken uit witte natuursteen, onderscheidt zich door een sterk gearticuleerde skeletstructuur, rijke profileringen en een sculpturaal decor. Nadrukkelijk horizontaal geleed is de opstand opgebouwd uit drie gestapelde registers, met een driehoekige geveltop als bekroning. De registers worden gemarkeerd door geajoureerde borstweringen met laatgotisch maaswerk volgens een alternerend patroon van driepassen op de eerste, en visblazen op de tweede verdieping. Verticaal berust de traveeënindeling per register op fijne colonnetten met een kapiteel en polygonale basis. De pui met insteek en de eerste verdieping worden geritmeerd door sterk geprofileerde korfbogen, ingevuld met kruiskozijnen die oplopen in spitsboogtweelichten met driepasmaaswerk. In de rechter travee is het steekboogportaal met gedeeld bovenlicht geïntegreerd. Kruiskozijnen vormen de tweede verdieping. Een ondiep, gevelbreed balkon, eveneens met laatgotisch maaswerk in de geajoureerde borstwering, markeert de drieledige geveltop. Deze is afgewerkt met een sterk geprofileerde deklijst vanaf kraagstenen, waarop bewerkte hogels, overhoekse fioelen met maaswerk en een kruisbloem als topstuk. Vergulde beeldjes van ambachtslui bekronen de fioelen en een adelaar de kruisbloem. De beeldjes verbeelden verschillende beroepsgroepen van het Meerseniersambacht: een smid, een schilder, een maaier en een schipper. De indeling van het driehoekige gevelveld van de top berust op een klimmende structuur van geprofileerde waterlijsten en archivolten volgens het principe van de Brugse travee. Deze omlijst de vensters en luiken, en is verder ingevuld met maaswerk en decoratieve reliëfs. De eerste geleding bestaat uit twee korfboogvensters met maaswerk tussen rechthoekige deurtjes, de tweede geleding uit een spitsboogluik tussen korfboogluiken, en de topgeleding is ingevuld met een tondo. Het houten schrijnwerk van de deuren en luiken met smeedijzeren beslag en de vensters met glas-in-loodramen is bewaard.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Grote Markt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Den Arend [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4037 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.