Traditioneel diephuis, waarvan de naam “De Regenboghe” voor het eerst wordt vermeld in 1395, en dat in kern mogelijk opklimt tot de 16de eeuw. Het pand werd vermoedelijk in de late 18de of de vroege 19de eeuw in laatclassicistische stijl aangepast. Benediktus Van Opstal-Braeckmans (Kapellen, 188-Antwerpen, 1868) liet in 1868 door de aannemer Jacobus Franciscus Lega een nieuwe kroonlijst en een dakkapel met voluten en gebogen fronton toevoegen. Het huidige gevelfront in neo-Vlaamserenaissance-stijl werd heropgebouwd in opdracht van H. Dam-Beuckeleers, naar een ontwerp door de architecten Jan Frans Sel-Caluwaerts en zijn zoon Jan Sel uit 1912, voltooid in 1913 (gevelinscriptie). Aanvankelijk betrof de ingreep slechts een nieuwe winkelpui, een bescheiden gevelverfraaiing en een volledige herinrichting van de begane grond. Na onderhandelingen met de Stad Antwerpen werd de eigenaar bereid gevonden de gevel volledig te reconstrueren. Hiervoor kreeg hij een toelage ten bedrage van 60 % van de bouwkosten uit het legaat Robert Joostens, bedoeld voor de gevelreconstructies op de Grote Markt. Voor het ontwerp lieten de architecten zich inspireren door de gevels van “Den Engel” en ‘De Mouwe”, die in 1900-1902 door de architect Eugène Geefs waren heropgebouwd.
Jan Frans Sel-Caluwaerts beëindigde zijn architectuurstudies in 1881 en werkte toen al in dienst van het provinciebestuur van Antwerpen, aanvankelijk onder leiding van Leonard Blomme en vanaf 1899 Louis Gife. In 1920 zou hij zelf worden benoemd, tot provinciaal architect voor het arrondissement Antwerpen, een functie die hij vervulde tot 1928. Vanaf midden jaren 1886 tot de Eerste Wereldoorlog combineerde Sel-Caluwaerts zijn ambt met een bloeiende privé-praktijk, die talrijke burgerhuizen opleverde. In 1892 won hij samen met Frans Truyman de architectuurwedstrijd voor het Hoger Handelsgesticht in de Schildersstraat, zijn meest gekende realisatie. Sel-Caluwaerts' architectuur evolueerde van een monumentaal, plastisch eclecticisme, met discrete invloeden van de art nouveau na 1900, naar een rijk geornamenteerde, klassieke beaux-artsstijl omstreeks 1910. Jan Sel die pas in 1913 afstudeerde, deelde vóór de Eerste Wereldoorlog de praktijk met zijn vader.
Diephuis van vier traveeën en drie bouwlagen, onder een tweedelig zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien en pannen). Bij de gevelreconstructie in 1912-1913, behield het pand grotendeels zijn oude structuur, samengesteld uit een hoofdvolume met een getuit aandak aan de achterzijde, en een lager achterhuis afgesloten door een trapgevel van acht treden.
De verhoogde halsgevel heeft een rijk bewerkt parement uit witte natuursteen, opgehoogd met vergulding, op een winkelpui uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed beantwoordt de opstand aan een drieledig schema, opgebouwd uit de winkelpui, de twee hoofdverdiepingen en de drieledige geveltop. De door geblokte pilasters geritmeerde pui is samengesteld uit een zijportaal en een brede vitrine, die worden overspannen door ijzeren I-balken met rozetten. Beide bovenverdiepingen vormen registers van gekoppelde, rechthoekige kozijnen, geleed door brede entablementen. De eerste verdieping wordt gemarkeerd door het gevelbreed balkon met voluutconsoles en balustrade, waarvan postamenten diamantkoppen en bolornamenten dragen. De kozijnen hebben een gedeeld bovenlicht en een tussendorpel op korbelen. De tweede verdieping met kruiskozijnen, onderscheidt zich verder door een entablement met leeuwenkoppen, en een borstwering met trigliefen en rolwerkcartouches, beide op wortelmotieven. Van de drieledige door voluten, entablementen en waterlijsten gemarkeerde geveltop, wordt het eerste register geritmeerd door pilasters met wortelmotief. Het drielicht bestaat uit een kruiskozijn tussen kloosterkozijnen, waarvan het bovenlicht is gevuld met een rolwerkcartouche. Het tweede register waarvan de voluten zijn verrijkt met wortelmotieven en obelisken, wordt geopend door een rondboogluik met een sluitsteen en een geprofileerde archivolt op pilasters. De topgeleding met bolornamenten op de voluten, draagt een rolwerkcartouche met het bouwjaar “1913”, en wordt bekroond door een driehoekig fronton, waarop het vergulde beeld Heraut door Alphonse Van Beurden. Fraaie smeedijzeren inkomdeur met waaier, houten vensterschrijnwerk met glas-in-loodramen, en een houten luik met spijkerbeslag.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: De Regenboghe [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203881 (geraadpleegd op ).
Huis eertijds zogenaamd den Reegenboghe. Heropbouw in neorenaissancestijl in 1913 (jaartal in cartouche in geveltop) naar ontwerp van bouwmeesters Frans en Jan Sel (gesigneerd hoekpijler rechts).
Diephuis, vier traveeën en drie bouwlagen, onder zadeldak (leien). Natuurstenen parement met in- en uitgezwenkte top waarvan de omtrek afgelijnd en verlevendigd wordt door middel van klauwstukken. Obelisken, sierbollen en driehoekig fronton waarop het beeld van "de Heraut" door A. Van Beurden. Hoofdverdieping gemarkeerd door doorlopend balkon op consoles; de opeenvolging van balusters wordt per travee onderbroken door postamenten met sierbollen. Sterk geornamenteerd gevelfront: vergulde beslag- en wortelmotieven, leeuwenkoppen, cartouches met rolwerk, laatstgenoemde op de borstwering van derde verdieping. Strikte reconstructie, ondanks de toepassing van moderne constructiemiddelen door het gebruik van ijzeren balken met rozetten (bevestigingsbouten) als lateien boven de muuropeningen van de begane grond.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: De Regenboghe [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4040 (geraadpleegd op ).