Groot traditioneel burgerhuis met 16de-eeuwse kern en latere uitbreiding gelegen ten noorden, bovenaan, de dorpskern van Overijse. De woning is vooral bekend omdat het in de 16de eeuw in het bezit was van de humanist Justus Lipsius (1547-1606). Bij het huis hoort een grote ommuurde en hellende tuin die uitgeeft en ook toegankelijk is vanop het Just. Lipsiusplein.
Bovenaan ten noorden van de site ingeplant U-vormig complex. Ten zuiden ervan ligt de tuin die loopt tot tegen het Just. Lipsiusplein en Kardaan. Het complex bestaat uit gebouwen gegroepeerd rond een binnenkoer. De voormalige dienstgebouwen van dit complex ten noorden en oosten werden vervangen door nieuwe vleugels, met aansluitend ten zuiden de L-vormige woonvleugel, het eigenlijke Justus Lipsiushuis. De binnenkoer wordt van de straat afgesloten met een bakstenen muur, vandaag op de pijlers voorzien van een nieuwe steen met het opschrift: "Moribus" en "Antiquis" (ter vervanging van oudere stenen met hetzelfde opschrift), de lijfspreuk van Justus Lipsius. Tot de jaren 1970 was er in deze muur een poortdoorgang afgedekt met een dakje. De huidige parking van de binnenkoer was tot voor de aanpassingen in de jaren 1990 deels aangelegd met kasseien en groener.
De eigendom, sinds 1536 in het bezit van de familie van Justus Liptius, zou rond 1548 afgebrand zijn en werd terug opgebouwd tussen 1550 en 1552. Deze nieuwbouw werd voor het eerst beschreven in 1558 als "nieuwen steynen huyse". De kern van dit huis bestaat nog steeds en komt overeen met het westelijk deel van de zuid- of woonvleugel, evenwijdig met de straat. Dit huis is niet het geboortehuis van Joost Lips (Justius Liptius), die wel geboren is in Overijse. Vanaf 1590 zal hij er wel veel verblijven. Omdat Joost zelf geen nakomelingen had, kwamen de goederen later in handen van zijn zus, Maria Lips (begraven in de Sint-Martinuskerk) en werd het langs vrouwelijke kant overgeërfd tot in 1826 waarna het werd bewoond door lokale notabelen.
Op een figuratieve kaart uit de 18de eeuw van het centrum van Overijse zien we voor het eerst een afbeelding van het huis als een L-vormig volume, zonder dat er andere bijgebouwen zijn weergegeven. De 16de-eeuwse straatvleugel werd waarschijnlijk al kort na de bouw of in de 17de eeuw uitgebreid met een dwarse vleugel. Op basis van de verspringende daklijnhoogte dateert de inventaris van de jaren 1970 de vleugel evenwijdig met de straat in de 16de eeuw en de haakse vleugel in de 18de eeuw, deze vleugel stond al weergegeven op de 18de-eeuwse kaarten en werd dus kort na de bouw in de 16de eeuw of 17de eeuw gebouwd. Op de Villaretkaart uit midden 18de eeuw zijn de zuidelijke woonvleugel en een oostelijke dienstvleugel weergegeven. Op de Ferrariskaart (1771-177!) is zichtbaar dat het complex U-vormig was, met de bijkomende noordelijke vleugel, geopend naar het westen zoals vandaag. De zuidelijke vleugel, het woonhuis, stond op beide kaarten niet weergegeven als een L-vormige vleugel, maar als een rechthoekig volume loodrecht op de straat. Mogelijk gaat het hier om een niet nauwkeurige weergave, waarbij het oudste stuk van het woonhuis evenwijdig met de straat niet werd ingetekend. Het is waarschijnlijk tijdens de 18de eeuw dat het toen al L-vormige huis werd uitgebreid in oostelijke richting met twee extra traveeën.
De oudste gedetailleerde afbeelding van het L-vormige huis is een lithografie van 1823 gepubliceerd door Dewasme et cie verschenen in "Collection des principales vues des Pays-Bas". Hierop is de vleugel evenwijdig met de straat zichtbaar evenals de uitbreiding met een dwarse vleugel van vier traveeën. Tegen deze laatste staat ook de latere 18de-eeuwse aanbouw, die op een volgende afbeelding gepubliceerd in het in 1855 verschenen "Histoire des environs de Bruxelles" van A. Wauters voorzien is van een extra bouwlaag. Op een andere 19de-eeuwse prent zien we dat de gevels bepleisterd waren.
Bij aanvang van het primitief kadaster rond 1825 was het domein in handen van Jean François Poot. Het noordelijke deel van het domein werd verkocht in 1832, tot voor kort stond hier een cottagevilla. Volgens Van San had de katholieke vrije jongens- of meisjesschool van Overijse zijn voorlopig onderkomen in het Justus Lipsiushuis tussen 1879 en 1882 (?). In 1880 werd genoteerd dat het huis nog maar weinig aanpassingen kende sinds de bouw ervan.
Begin 20ste eeuw, onder eigenaar Jules Poot – Taylmans, werden er verbouwingen en verfraaiingswerken uitgevoerd aan het complex. Op het erf bevond zich tot begin 20ste eeuw nog een dienstgebouw dat afgebroken werd. Het torentje tegen de noordgevel van de woning werd kadastraal geregistreerd in 1907 evenals de bouw van een schuur ten noordoosten van de bijgebouwen. Begin 20ste eeuw werden er in de zuidelijke gevel van de oostelijke aanbouw van het huis ook muuropeningen op de verdieping gemaakt. In het interieur zal men onder andere de hal verfraaien met een marmeren lambrisering. Tijdens het interbellum zullen er nog een aantal wijzigingen plaatsvinden in het interieur. Er bestaan van het Justus Lipsiushuis verschillende postkaarten uit het begin van de 20ste eeuw. Hieruit is af te leiden dat de woning geen grote wijzigingen onderging tijdens het verdere verloop van de 20ste eeuw.
Tot begin jaren 1970 kende het gebouw verschillende eigenaars tot het door de gemeente werd gekocht in 1972, die er de technische diensten onderbracht. Begin jaren 1980 werden er dringende instandhoudingswerken uitgevoerd. In 1984 verhuisde de Rijksmuziekacademie Overijse naar het gebouw. De (noordelijke) bijgebouwen werden afgebroken en vervangen door nieuwbouw eind jaren 1990. Het woonhuis zelf wacht op restauratie en een bestemming.
De woonhuisvleugel bestaat uit een 16de-eeuwse en mogelijks 17de-eeuwse kern met een 18de-eeuwse aanbouw en begin 20ste-eeuwse toren. Verankerd bak- en zandstenen L-vormig gebouw van twee bouwlagen onder schild- en zadeldaken bedekt met leien. Boven de gevels zijn er enkele houten dakvensters aanwezig ter vervanging van oudere dakvensters met trapgeveltjes. De gevels zijn gecementeerd waardoor niet alle bouwsporen zichtbaar zijn, wat het gebouw moeilijk dateerbaar maakt. De kalkzandstenen elementen van de cordons, hoekstenen, steigergaten, kroonlijsten, omlijstingen en hoge afgeschuinde sokkel zijn grotendeels vrijgelaten van een cementlaag.
De straat- of westgevel van de oudste vleugel evenwijdig met de straat heeft een zeer hoge zandstenen sokkel en is voorzien van rechthoekige muuropeningen waaronder één bewaard kruiskozijn, met diefijzers. De latei van het kruiskozijn is opgenomen in de cordon en het middenkalf springt uit. De lateien van de rechthoekige vensters op de tweede bouwlaag zijn opgenomen in de cordon. Trapgevel aan de zuidzijde (van vijf treden en een topstuk) met drie cordons waarin eveneens de lateien van de rechthoekige muuropeningen zijn opgenomen.
De haakse vleugel van het zuidelijk woonhuis (nok loodrecht op de straat) bestaat uit vier traveeën, later vergroot met twee extra traveeën in oostelijke richting. De oude trapgevel (van vijf treden en een topstuk) tussen het oude en nieuwe deel bleef behouden. Buiten 19de-eeuwse rechthoekige muuropeningen met een omlijsting is Euvillesteen, waarvan de lekdrempels zijn opgenomen in de cordon, telt de zuidgevel nog een geprofileerde kalkzandstenen korfboog met rechthoekige deur en bovenlicht met houten tussenstijl. In de later toegevoegde traveeën nog een rechthoekige deur met een rondboogvormig bovenlicht met een gecementeerde omlijsting, uit het begin van de 20ste eeuw.
De noordgevel is bijna geheel gesloten, uitgezonderd een kloosterkozijn en een rondboogdeur met imposten en sleutel. Het torentje tegen de gevel uit begin 20ste eeuw heeft een vierkante basis en een achtzijdige bovenbouw onder een naaldspits bekroond met windwijzer. De toren is voorzien van rechthoekige muuropeningen en een kloosterkozijn.
In het interieur zijn nog veel historische elementen bewaard. Het oudste deel aan de straatzijde herbergt een kelder met tongewelf. Er zijn verschillende deuren met historisch beslag bewaard en in de inkom een keramische vloer van rode en grijze tegels, een bordestrap uit de 18de eeuw en in het oudste deel zijn er nog oorspronkelijke balksleutels bewaard. In het interieur werden doorheen de tijd ook verschillende elementen toegevoegd zoals bijvoorbeeld schouwmantels, marmeren lambriseringen in de inkomhal, granito vloeren in de hal en oude keuken en parket in de eetkamer. Verder zijn er nog stucwerklijsten van de plafonds bewaard.
De eenlaagse bijgebouwen zijn volledig opnieuw opgebouwd waarbij de volumes gerespecteerd werden. Links in het oostelijke volume aansluitend bij het Justus Lipsiushuis zit een rondboogopening naar analogie met een verdwenen rechthoekige deur met rondboogvormig bovenlicht en tussenstijl. Deze deur werd net als vandaag geflankeerd door twee smalle rechthoekige muuropeningen. Verder zijn er nog muuropeningen van het oude gebouw hernomen bij de nieuwbouw. Een jaarsteen "J.B.P./ M.C.D.W./ANNO/1785" verdween bij de werken. Volgens Denayer bevatte deze steen de initialen van Jan-Baptist Poot (1724-1789) en Maria-Carolina De Wint (1730-1802). In de poortdoorgang is een gedenkplaat uit de jaren 1980 of 1990 aangebracht.
De tuin is langs de P.I. Taymansstraat ommuurd. Aan de zijde van het Just. Lipsiusplein is er eveneens een ommuring aanwezig met een trap die toegang geeft tot de tuin via een ijzeren hekken tussen bakstenen pijlers. De tuin is ook ontsloten in de richting van Kardaan via trappen.
De tuin is de enige groene zone uitgevend op het just. Lipsiusplein. In 2006 werd er een nieuw ontwerpplan uitgewerkt door Frederic Charlier. Dit ontwerp is gebaseerd op oude foto’s en prentkaarten van de tuin en op brieven van Justus Lipsius.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verwinnen K. 2019: Justus Lipsiushuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/148924 (geraadpleegd op ).
Genoemd naar de bewoner tijdens de 16de eeuw, wiens vader in 1536 een woning had gekocht die hij in 1558 moest heropbouwen; sedertdien werd het gebouw aangepast en vergroot in 1762 en in de loop van einde 19de en 20ste eeuw.
L-vormige constructie met twee bouwlagen en zadeldak (leien) met verspringende noklijn, zodat mogelijk slechts het gebouw aan de straatkant (nok evenwijdig) uit de 16de eeuw dateert, en het haaks gedeelte uit de 18de eeuw? Voorts moeilijk te ontleden wegens het cementeren der gevels met uitsparing van de zandstenen elementen; bijvoorbeeld de hoge zandstenen sokkel aan de straatzijde, de omlijstingen, hoekstenen, steigergaten, uitspringende cordons en de kroonlijsten. Voormalige kruisvensters van zandsteen met in het uitstekend cordon opgenomen lateien; in de straatgevel, een behouden kruiskozijn met uitspringend middenkalf. Hoge rondboogdeur aan de tuinkant. Gecementeerde zijtrapgevel (5 treden en topstuk) geleed door cordons.
Het haaks gedeelte van vier traveeën werd in 19de en 20ste eeuw vergroot met een bijgebouw echter met behoud van de trapgevel (5 treden en top). Bakstenen torentje (19de-20ste eeuw) tegen de achtergevel, en recentere dienstgebouwen aan de binnenplaats.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Justus Lipsiushuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40472 (geraadpleegd op ).