De Ketel ()

Winkelhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl gebouwd in opdracht van Hubert Elsen, naar ontwerp door de architecten August Cols en Alfried Defever uit 1903. Voor de heropbouw van de gevel verkreeg de bouwheer een toelage van de Stad Antwerpen. Vermoedelijk werd het bestaande pand op dit perceel volledig gesloopt voor de nieuwbouw. Het betrof een traditioneel diephuis met trapgevel mogelijk uit de 16de eeuw. “De Ketel” maakte in oorsprong samen met het aanpalende "Den gulden Treft" deel uit van het huis "Rodenborch", reeds vermeld omstreeks 1400, dat werd opgesplitst in het midden van de 15de eeuw. "De Ketel" was in het bezit van het Huidevettersambacht, dat in 1559 bouwwerken liet uitvoeren. Het huis dat vanaf 1678 eigendom was van het Schoenmakersambacht, werd in 1798 door het Franse bewind verkocht. Op 14 januari 1852 kwam hier de beeldhouwer Jef Lambeaux (Antwerpen, 1852-Brussel, 1908) ter wereld, als zoon van de koperslager en kachelsmid Thomas Lambeaux. Aan dit feit herinnert een witstenen gedenkplaat aangebracht in 1908, met als opschrift: “HIER WERD GEBOREN/ JEF LAMBEAUX/ BEELDHOUWER/ 1852-1908”, uitgevoerd in bronzen letters. Architect Luc Deleu richtte in 1973-1975 op de begane grond het café “de Skipper” in, waarvan het interieur echter niet meer bestaat.

August Cols en Alfried Defever, die van 1899 tot minstens 1912 een gezamenlijke praktijk voerden, lieten zich in hun beginjaren opmerken door een opvallende reeks burgerhuizen in Zurenborg, alle voor rekening van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier, waarbij zowel de art-nouveau-, neo-Grec- als neorococostijl op uitbundige wijze werden toegepast. Ook ontwierpen zij het kantoorgebouw in de Grotehondstraat waar de bouwmaatschappij zich vanaf 1902 vestigde. Tot hun meest omvangrijke opdrachten behoren het klooster van de Soeurs de l'Espérance uit 1903 in de Lamorinièrestraat en het pensionaat van de ‘Dames de Sion’ uit 1907-1909 in de Arthur Goemaerelei.

Breed rijhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak met kruisende nok (leien). De halsgevel heeft een levendig parement uit baksteenmetselwerk van gemengde tint (rood, oranje, geel), toegepast in kruisverband en verrijkt met smeedijzeren sierankers. Van witte natuursteen is gebruik gemaakt voor de pui, speklagen, waterlijsten, kozijnen, steigergaten, voluten, dekstenen en topstukken. De winkelpui is gevat in een brede korfboog met geprofileerde archivolt, hanenkam en diamantkopsleutel, op ingediepte pilasters met voluutkapiteel, wortelmotief en basement. Beide bovenverdiepingen worden geopend door registers van kruiskozijnen met kwartholle negblokken, druiplijsten en wigvormige ontlasting vanaf geprofileerde waterlijsten. Een gebroken, houten kroonlijst, waartussen een omlopende waterlijst, markeert de tweeledige geveltop. Deze wordt geflankeerd door voluten, en geleed door een entablement. Een drielicht doorbreekt de eerste geleding, samengesteld uit een lager geplaatst rondbogig middenluik met kwarthol beloop en diamantkopsleutel, en rechthoekige zijluiken met kwartholle negblokken, waarboven bolornamenten. De getrapte topgeleding van twee treden met overhoeks topstuk en bolornament, draagt een cartouche met bolle spiegel. Bewaard houten vensterschrijnwerk met glas-in-loodramen; het schrijnwerk van de pui, oorspronkelijk met terugwijkend zijportaal en bovenlicht is vernieuwd.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1903#1281.
  • ASAERT G. 2005: Honderd huizen aan de Grote Markt van Antwerpen. Vijf eeuwen bewoningsgeschiedenis, Zwolle en Antwerpen, 51-52.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2018: De Ketel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203887 (geraadpleegd op ).


Huis de Skipper ()

Voormalig huis "den Witte Ketel" (1454), nu "de Skipper". Geboorteplaats van Jef Lambeaux (witstenen gevelplaat met bronzen opschrift: "Hier werd geboren/ Jef Lambeaux/ beeldhouwer (1852-1908)".

Diephuis van drie traveeën, vier verdiepingen en zadeldak (leien), in een vrij geïnterpreteerde neorenaissancestijl van 1904. Halsgevel van bak- en natuurstenen. De gelijkvloerse verdieping wordt gemarkeerd door een brede korfboogvormige pui met rechthoekige middendeur en vensters, omspannen met arduinen hanenkamomlijsting op eenvoudig bewerkte pilasters. Stenen kruiskozijnen op tweede en derde bouwlaag; krullige ankers en steigergaten op de borstweringen. De tweeledige top is afgezet met vleugelstukken; in de onderste geleding drie vensters, verbonden door waterlijst en beschermd door uitstekende gekorniste druiplijst; de hals versierd met medaillons in vierkante lijst, loopt uit in een overhoeks topstuk met bolornament. Interessante recente café-inrichting naar ontwerp van architect Luc Deleu en andere, 1973-75. Gevel gereinigd begin 1976.


Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: De Ketel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4059 (geraadpleegd op ).