Modernistisch geheel van twee eengezinswoningen en een appartement onder één dak, tussen 1951 en 1953 ontworpen door het architectenkoppel Jean-Pierre Blondel en Odette Filippone, volgens literatuurgegevens in samenwerking met Lucien Jacques Baucher, gegeven dat niet gestaafd wordt door de oeuvrelijsten van La Cambre. De dubbele villa is ingeplant op een licht hellend terrein in de Jonetlaan. De villa op nummer 9 was naar verluidt van 1953 tot 2003 de eigen woning van het echtpaar Blondel-Filippone en hun kinderen.

De dubbele villa werd ontworpen in opdracht van mevrouw Darras, zaakvoerster van een modehuis. Het gaat om een van de eerste gerealiseerde woningontwerpen van het architectenkoppel Blondel en Filippone. Beide architecten behoren tot de eerste generatie modernistische architecten die na de Tweede Wereldoorlog afstudeerde aan La Cambre. Samen bouwden ze verschillende woningen in Sint-Genesius-Rode (Villa Blondel-Bricoult, Villa Claude Blondel en Villa Colinet). Waar latere ontwerpen duidelijk uitgaan van een organisch architectuurconcept is de dubbele villa Darras ontworpen volgens een eerder functionalistische benadering. Het gaat om een eenvoudig ontwerp met een gedetailleerde en gevarieerde afwerking. Villa Darras trok de aandacht in architectuurmiddens en werd onder meer gepubliceerd in de architectuurtijdschriften La Maison en Architecture.

Villa Darras is vormgegeven als één strak geheel van twee bouwlagen onder een asymmetrisch zadeldak met kleine hellingsgraad (bedekt met grijze dakpannen). De in de jaren 1950 gepubliceerde plannen tonen een eenvoudige en rationele opbouw. Op het gelijkvloers bevinden zich de daggedeelten van de twee gezinswoningen. De indeling ervan is afgestemd op een maximale bezonning van de leefruimtes en maakt ook gebruik van het natuurlijk niveauverschil van het terrein. Achter de eerder gesloten noordgevel (straatzijde) bevinden zich de inkomhallen, de keukens en een dubbele garage. Vanuit de inkomhal daalt een trap af naar het lager gelegen gelegen leefgedeelte (woonkamer en eetkamer), dat met grote ramen opent op de zuidelijk gelegen tuin. Op de verdieping bevinden zich de slaapkamers en de badkamer. Tussen de nachtgedeelten van de twee gezinswoningen is een klein appartement geschoven, met woonkamer met terras (aan tuinzijde), slaapkamer en badkamer.

Volgens modernistische principes worden de indeling en de structuur van de woning vormelijk naar buiten toe uitgedrukt. Dragende muren zijn uitgevoerd in witgeschilderde baksteen. De vloerplaten (ribbenplaten in ter plaatse gestort gewapend beton) zijn zichtbaar in de gevel. Niet dragende wanden zijn als één paneel uitgevoerd, met een vrije gevelcompositie van raamvlakken en lichtgrijze sandwichpanelen in houten schrijnwerk (Kambala). Door het terugtrekken van de niet-dragende gevelvlakken tegenover de volle muurgedeelten, en het aanbrengen van blauwe, zwarte en rode kleuraccenten wordt een gevarieerde gevelopbouw verkregen.

Eenvoudige tweewoonst onder lessenaarsdak (golfplaten), 1951, architect Blondel.