In kern traditioneel diephuis in 1546-1547 opgetrokken door het Kleermakersambacht, dat hier gevestigd was van 1543 tot de inbeslagname door het Frans bewind in 1796. Het pand gaat in oorsprong terug op de huizing “De Mortier”, die tijdens de 15de eeuw werd opgesplitst in de “De groote Mortier” en “De cleyne Mortier”. Eigenaar Bavais liet het pand in 1833 in neoclassicistische stijl aanpassen met een lijstgevel, naar een ontwerp door de architect Ferdinand Berckmans. Daarbij verdween de geveltop voor een bijkomende verdieping. De bouwheer valt mogelijk te identificeren met de suikerraffinadeur en confiseur Jean Jacques Bavais (°Beauvechain, 1785). In 1879 liet de banketbakker Beliën-Verstrepen de vensters verbouwen tot winkelpui, naar een ontwerp door de architect Ferdinand Hompus.
”De cleyne Mortier” behoort tot de weinige gekende privé-projecten van de architect, die in 1834 in dienst trad van de provincie Antwerpen, en het ambt van provinciaal architect voor het arrondissement Antwerpen vervulde tot zijn overlijden in 1854. Hij geldt als een pionier van de neogotiek in Antwerpen, door de vroege toepassing van deze stijl voor kerken, waaronder de gesloopte Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuwkerk (1838-1844) in Borgerhout. Voor burgerlijke gebouwen als gemeentehuizen, pastorieën en gemeentescholen, paste hij zowel het neoclassicisme als de neogotiek toe, volgens een gelijkaardige compositorische opbouw.
Rijwoning met enkelhuisopstand van vier traveeën en vijf bouwlagen onder een afgesnuit zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema. Oorspronkelijk werd de pui met plint in de linker travee gemarkeerd door een rechthoekige koetspoort, gevat in een vlakke, vermoedelijk hardstenen omlijsting met gestrekte waterlijst. De compositie legt de klemtoon op de hoge bel-etage, die zich onderscheidt door rondboogvensters vanaf de puilijst, met geprofileerde booglijsten op doorgetrokken imposten. Het gietijzeren balkon boven de poort, en de gietijzeren borstweringen in de overige traveeën, hebben een voor de bouwperiode typisch patroon van rozetten, voluten en palmetten. De hogere verdiepingen vormen verkleinende registers van rechthoekige en in de topgeleding haast vierkante vensters op individuele lekdrempels, met voluutconsoles op de tweede verdieping en geprofileerde onderdorpels hogerop. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, met een houten kroonlijst op voluutconsoles, waartussen rozetten op gekruist paneelwerk. De koetspoort uit de bouwperiode, en de klassieke winkelpui met middenportaal, pilasters en entablement uit 1879, zijn verbouwd. Achtergevel: puntgevel met een zandstenen parement in traditionele stijl uit het tweede kwart van de 16de eeuw.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: De cleyne Mortier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203891 (geraadpleegd op ).
Diephuis van vier traveeën en vier en een halve verdieping, onder afgewolfd zadeldak (leien), met oudere kern. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel in stijlvolle empire, in de eerste helft van de 19de eeuw te dateren. Hoofdverdieping geritmeerd door rondboogvormige deurvensters met geprofileerde booglijsten, onderling verbonden door de imposten. Voorts, rechthoekige vensters met lekdrempels, onder meer op gesculpteerde natuurstenen consoles op de derde bouwlaag. Merkwaardige gevelbekroning: daklijst gedragen door modilons waartussen rozetten op gekruist paneelwerk. Recente pui (1971) in pseudo-Engelse "old-inn" trant. Achtergevel: puntgevel met zandstenen parement in traditionele stijl uit de tweede helft van de 16de eeuw.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: De cleyne Mortier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4061 (geraadpleegd op ).