Zeer landelijk en geïsoleerd gelegen nog functionele, gesloten hoeve.
In 1836 registreert het kadaster de verkoop van de gronden waarop later de Sint-Gertrudishoeve zal worden opgericht, door de Algemene Maatschappij van het Zoniënwoud aan Karl Lecocq uit Doornik.
De Sint-Gertrudishoeve wordt kadastraal geregistreerd in 1844 als nieuw gebouwd pachthof in eigendom van de 'Société Anonyme dite Raffinerie Nationale à Waterloo'. Deze maatschappij werd op 19 januari 1836 als 'Raffinerie nationale de sucre indigène et exotique' opgericht door enkele welgestelde zakenlieden en bankiers. Onder hen Charles Lecocq, die zijn grond in Sint-Genesius-Rode in de maatschappij inbracht. Op het grondgebied van Revelingen en Sint-Gertrudis had de maatschappij in totaal meer dan 383 bunder land en bos in handen. Op het grondgebied van Waterloo werd in allerijl een grote suikerraffinaderij gebouwd. Volgens gegevens uit de literatuur was de onderneming, die over een voor die tijd enorm startkapitaal van 4 miljoen frank beschikte, echter een totale mislukking. Het failliet werd uitgesproken in 1845.
De mutatieschets uit 1844 toont twee even lange gebouwen, parallel ten opzichte van elkaar, één met rechthoekig grondplan, het andere eveneens rechthoekig met een kleine centrale uitbouw op vierkant grondplan aan de erfzijde.
In 1864 is het geheel volgens het kadaster in handen van 'Goethals, de vrouw, Augustus Carolus Antonius'. Het gaat om Mathilde Engler, de echtgenote van baron Augustus Goethals, die op dat ogenblik ook het kasteel Revelingen bezat. Zij laat centraal op het erf een nieuwe constructie op T-vormig grondplan bouwen, die aangeduid wordt als stokerij. Ze laat de hoeve verder vergroten. Op de mutatieschets is te zien dat de vier erfzijden nu bebouwd zijn. Aan de oostkant is het poortgebouw toegevoegd dat bekend is uit de publicatie van Jean-Pierre Cluysenaar. Dwars op de noordelijke vleugel van de hoeve worden twee volumes op rechthoekig grondplan bijgebouwd. Aan de westkant één langgerekt volume. De zuidvleugel wijzigt weinig, mogelijk wordt de centrale uitbouw iets ingekort, al kan het hier ook om een kadastrale correctie gaan.
De stokerij verliest volgens het kadaster haar bestemming in 1909. Het geheel is dan na vererving in handen gekomen van de familie van graaf Lodewijk Joseph De Jonghe d'Ardoye - Goethals. Bij de laatste kadastrale mutatie - louter een grenswijziging - in 1941 is het in handen van de graaf Philippe De Jonghe d'Ardoye - Brugmann.
De grootschalige, gesloten hoeve ligt geïsoleerd te midden van de velden. Ze werd op het ogenblik van de herinventarisatie nog steeds uitgebaat. Een gekasseide toegangsweg met bijna gedempte poel aan de rechterkant leidt naar de poort met toren met duifhuis onder schilddak (kunstleien), gevat in de omheiningsmuur, met rondboogopening met ingeschreven poort onder houten latei, bekroond met een Sint-Gertrudisbeeld in een nis.
De gebouwen van baksteen onder zadeldak (pannen en kunstleien) zijn gegroepeerd rond het grotendeels gekasseide erf. De linker- en de rechtervleugel tellen twee bouwlagen, de stalvleugel van latere datum tegenover de poort, waarvan de linkerzijde vervangen is door een recente loods slechts één. Links, boerenhuis met twee verdiepingen en vijf traveeën onder een zadeldak (pannen), gevat tussen twee stalvleugels. De rechtervleugel werd ten tijde van de inventarisatie in 1975 omschreven als 'enorme dwarsschuur voorzien van drie poorten in elke langsgevel'. Aan de erfzijde wordt deze dwarsschuur nu grotendeels aan het zicht onttrokken door recente afdaken die als stapelplaats worden gebruikt. Het gebint van de schuur wordt gedragen door een centrale rij van vierkante pijlers.
Centraal op de binnenkoer, voorafgegaan door een kleine siertuin, bevindt zich de voormalige stokerij onder leien schilddak. Ten tijde van de inventarisatie in 1975 maakte dit bakstenen gebouw van vijf traveeën en twee bouwlagen een vrij gesloten indruk, met beluikte vensters op de bovenverdieping en enkele dichtgemetselde muuropeningen op de benedenverdieping. Het gebouw werd gerestaureerd in 2005 en herbestemd tot woonhuis. De luiken op de bovenverdieping werden ondertussen verwijderd en/of vervangen door ramen, de dichtgemetselde gevelopeningen werden geopend en van nieuw schrijnwerk voorzien.
Rondom de hoeve werden moderne loodsen opgericht.
Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Houwer V. 2015: Sint-Gertrudishoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/168888 (geraadpleegd op ).
Enorme semi-gesloten hoeve met gebouwen van baksteen onder zadeldaken (pannen en kunstleien), daterend van circa 1835 en gegroepeerd rondom de geplaveide binnenplaats.
Poort met duifhuis onder schilddak (kunstleien), gevat tussen de omheiningsmuur; rondboog met ingeschreven poort onder houten latei, bekroond met een Sint-Gertrudisbeeld in een nis. Links, boerenhuis met twee verdiepingen en vijf traveeën onder een zadeldak (pannen), gevat tussen twee stalvleugels. Derde stalvleugel tegenover de inrijpoort. Alle gevels geritmeerd door licht steekboogvormige vensters en deuren, die op de begane grond van de woning tot rechthoekige muuropeningen werden verbouwd. Op de vierde zijde, een enorme dwarsschuur voorzien van drie poorten in elke langsgevel; gebint gedragen door een centrale rij van vierkante pijlers. In het midden van het erf, bijgebouwen onder schilddak, voorheen distilleerderij, nu molen.
Mooie, geïsoleerde ligging te midden van de velden.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Sint-Gertrudishoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40614 (geraadpleegd op ).