erfgoedobject

Station Sint-Genesius-Rode

bouwkundig element
ID
40615
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40615

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het treinstation ligt aan een gekasseid voorplein. Het seinhuis en een betonnen afsluiting bleven eveneens bewaard.

In het midden van de 19de eeuw kende de architectuur van de stations van de Belgische Staat twee tegenstrijdige tendensen. De ene richting zocht inspiratie in het Grieks-Romeinse erfgoed, een andere groep greep terug naar eigen historische stijlen. In de periode tussen 1860 en 1870 voltooide A. Payen de laatste neoclassicistische stations. In dezelfde periode werden al diverse stations in neo-Vlaamserenaissance-stijl opgetrokken. De nieuwe stijl stond erg in contrast met het neoclassicisme. Van witbepleisterde stations met zuilen, frontons en arcades evolueerde de stationsarchitectuur abrupt naar gebouwen uit baksteen waarbij overvloedig gebruik werd gemaakt van trapgevels. Na bijna dertig jaar spoorweggeschiedenis had men nog geen oog voor functionalisme en bleef men de symmetrie handhaven.

Bij de aanleg door de Staat van de lijn Brussel-Charleroi (Luttre) werd langs de hele lijn een typestation in neo-Vlaamserenaissance-stijl opgericht, met name te Vorst-Oost, Ukkel-Stalle, Ukkel-Kalevoet, Sint-Genesius-Rode, Waterloo, Eigenbrakel, Lillois, Baulers en Obaix-Buzet. Verder werd dit ontwerp in 1878 gebruikt bij de aanleg van de Antwerpse fortenlijn voor de stations Hoboken en Wilrijk. Op het einde van deze periode bouwde de Staat nog eens zes stations, met name te Quaregnon-Wasmuel (1877), Haren-Noord (1880), Buizingen (1880), Bascoup-Chapelle (1880), Floreffe en Flénu Produits, waarbij de trapgevels door arduinen dekstenen vervangen werden. Het ontwerp met de trapgevels werd ook voorgeschreven voor spoorweglijnen die in concessie werden gegeven en nadien door de Belgische Staat werden geëxploiteerd. Van het typestation in neo-Vlaamserenaissancestijl bleven in het Vlaams Gewest de stations van Sint-Genesius-Rode en Hoboken-Polder bewaard.

Het station van Sint-Genesius-Rode werd kadastraal geregistreerd in 1874 als een constructie op T-vormig grondplan. Aan de overzijde van het spoor, centraal tegenover het stationsgebouw is een kleinere constructie, eveneens op T-vormig grondplan ingetekend, waarvan de functie verder niet geduid wordt. In de loop der jaren is er verschillende keren spraken van een uitbreiding (1879, 1887, 1901), maar het lijkt daarbij telkens te gaan om bijgebouwen (onder meer een nu verdwenen wachtershuis aan de overzijde van het spoor) die worden opgericht, niet om een uitbreiding van het stationsgebouw zelf.

In 1888 wordt het seinhuis kadastraal geregistreerd, in 1939 wordt het qua volume bijna verdubbeld, hoewel het kadaster dan alleen een 'opmetingsfeil' vermeldt. In 1982 zijn zo goed als alle bijgebouwen verdwenen en wordt de voetgangerstunnel aangelegd.

Beschrijving

Het nu witbepleisterde stationsgebouw bestaat uit vijf delen met centraal een hoger gedeelte van twee bouwlagen en vijf traveeën met middenrisaliet en aflijnende vlakke kolossale pilasters aan weerszijden, onder zadeldak (vezelcementleien).

Het centrale deel wordt geflankeerd door vleugels van één bouwlaag en één travee onder zadeldak, aan beide zijden verlengd met een éénlaagse vleugel van twee traveeën met plat dak, alle eveneens voorzien van gevelhoge aflijnende pilasters op de uiteinden.

De steekboogvormige muuropeningen zijn op de benedenverdieping van het centrale deel en de zijvleugels en in het middenrisaliet voorzien van steekboogvormige waterlijsten. Aanvankelijk moeten (volgens een oude postkaart) alle gevelopeningen in het centrale deel en in de flankerende vleugels deuropeningen geweest zijn. Nu is dit nog het geval bij de linker zijvleugel en bij de vierde travee van het centrale deel.

De gevels worden licht horizontaal geaccentueerd door ten dele doorlopende cordonlijsten uit pleisterwerk (op baksteen) of in hardsteen. Een kenmerkend detail zijn de fraaie, smeedijzeren gevelankers.

Aan de perronzijde bewaart het station het centrale deel van de oorspronkelijke perronoverkapping, een luifel met houten dak op sierlijke smeedijzeren kolommen. Oorspronkelijk (zoals te zien op oude postkaarten) strekte deze luifel zich ook voor de flankerende vleugels uit.

Volgens oude postkaarten was het stationsgebouw aanvankelijk veel rijker uitgewerkt. Veel voor de neo-Vlaamsrenaissance-stijl typerende details als de zijtrapgevels en de dakkapel met trapgevel die het middenrisaliet bekroonde, gingen verloren, net als enkele ornamenten in smeedijzer en de verschillende schoorstenen die de daken verlevendigden. De oorspronkelijke dakbedekking bestond uit zink en werd vervangen door kunstleien en pannen. Ook werden de gevels, aanvankelijk uit zichtbare baksteen, bepleisterd. De gevelindeling van de uiterst rechtse aanbouw werd gewijzigd, naast de reeds hoger aangehaalde wijzigingen aan de gevelindeling van het centrale deel en de flankerende vleugels.

Het stationsgebouw werd in 2003 bedreigd door de verbreding van de spoorlijn. Als- naast het station van Hoboken-polder- enige bewaarde voorbeeld van het stationstype in neo-Vlaamserenaissance-stijl in het Vlaamse Gewest, werd het in 2004 als monument beschermd.

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, beschermingsdossier DB002229.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Genesius-Rode, eerste afdeling, 1874/1, 1879/2, 1883/2, 1887/3, 1888/4, 1898/2, 1901/2, 1939/1, 1982/11.

Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Station Sint-Genesius-Rode [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40615 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.