Watermolen van Volsem, oorspronkelijk gelegen op de Zuunbeek en opklimmend tot 1553, sinds het einde van de jaren 1960 verkocht en inmiddels ingericht als restaurant. De watermolen met inbegrip van de sluis en de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, de kasseiweg voor de molen, de kasseiweg op de andere oever van de Zuunbeek en het brugdeel met leuningen over de Zuunbeek werden beschermd als monument bij Besluit van 15 oktober 2003, de onmiddellijke omgeving als dorpsgezicht bij Besluit van dezelfde datum.
Circa 1100 zou deze aan alle zijden omgrachte, driehoekige site een geïsoleerde verblijfplaats geweest zijn voor melaatsen. Doorheen de geschiedenis brandde de leprozerie echter meermaals af, ze werd telkens heropgebouwd. Vanaf de zestiende eeuw is er sprake van een molen op deze plaats.
Oorspronkelijk telde de heerlijkheid Sint-Pieters-Leeuw drie watermolens: de privémolen van de kloosterlingen van Klein-Bijgaarden, Klein-Bijgaardenstraat nummer 27A, en twee banmolens waar het graan van de ingezetenen diende gemalen te worden, namelijk de banmolen van Eisingen en deze van Volsem. Laatstgenoemde werd opgericht in 1553 als eigendom van de heren van Leeuw; in 1680 is er sprake van "... een waeterbantmolen gelegen beneden de kerck tot Volsen op de rivier de Zuene, metten huyse ende halle...".
In de negentiende eeuw staat hij vermeld als: "een molen met twee draeywerken en vier paar molenstenen welke niet gelyckertyd kunnen werken. Hij is wel gebouwd, in goede staat maar het ontbreekt hem bij zomertijden aan water". De molen draaide met een dubbel rad tot 1934, nadien werd hij uitgerust met een hydraulische turbine, maar in 1953 werd alle maalactiviteit stilgelegd; in de jaren 1970 werd de bedding van de Zuunbeek verlegd en werd een groot wachtbekken aangelegd om het overstromingsgevaar in de stroomafwaarts gelegen woonkernen te beperken; inmiddels is ook het dubbele waterrad (onderslagraderen) verdwenen; de turbine en het binnenwerk werden verwijderd; het sluiswerk bleef gedeeltelijk intact. De grote nu nog aanwezige vijver tegenover de molen was het vroegere spaarbekken.
Het huidige ensemble van verankerde bakstenen gebouwen is gelegen beneden het straatniveau en omvat de centraal gelegen molenaarswoning, rechts geflankeerd door het haakse molenhuis en links door een inmiddels aangepast, twintigste-eeuws schuurtje van twee traveeën, kadastraal ingetekend in 1906; eigenaar op dat ogenblik was Vanderdilft de Borchvliet Gerickx d'Herwijnen comte Antoine Victor (sic). Molenaarswoning en molenhuis klimmen in hun huidige vorm op tot de achttiende eeuw, maar hebben vermoedelijk nog een oudere kern. Onderkelderde molenaarswoning van vier traveeën en één bouwlaag op rechthoekige plattegrond onder een hoog leien schilddak, overkragend op modillons en voorzien van een dubbele rij dakkapellen. Lijstgevel op natuurstenen plint met zichtbare steigergaten en beluikte steekboogvensters in een rechthoekige omlijsting van streekeigen arkose, een grijsgroene zandkalksteen; vernieuwd schrijnwerk. Het uitzicht van de deuren en de vensters in de achtergevel sluit hierbij aan. Het interieur behield de oorspronkelijke balkenstructuur met in de ruimte links naast de ingang een rode tegelvloer, een Vlaamse haard van gesinterde baksteen en een binnendeur met authentiek ijzerbeslag, een ingegraveerd radmotief en de initialen ID. In de tweede ruimte rest enkel de rode tegelvloer. Bewaarde dakconstructie.
Het haaks aangebouwde molenhuis onder leien zadeldak vertoont aan de straat een puntgevel met aandak, schouderstukken en herbouwde top; voorts een later ingebrachte rechthoekige poort met rechtstanden van blauwe hardsteen onder houten latei en brede ontlastingsboog; voormalig laadluik in de top, naar verluidt met bewaarde lui op zolder. De rechtse zijgevel wordt gemarkeerd door lange muurankers en sporen van kalkzandsteen en arkose in de onderbouw, vermoedelijk als verwijzing naar een oudere constructie; de voorheen getraliede, rechthoekige vensters zijn gevat in een vrij zware omlijsting van blauwe hardsteen. Tegen deze gevel ligt het uit grote blokken natuursteen opgebouwde sluiswerk van de vroegere moleninfrastructuur met in de richting van de straat de rondboogbrug met smeedijzeren leuningen over de vroegere bedding van de Zuunbeek.
Op het ogenblik van de inventarisatie was de verbouwing van de schuur aan de gang met onder meer het inbrengen van rechthoekige muuropeningen in de voorheen nagenoeg gesloten langsgevels; inwendig vertoont deze constructie een troggewelf.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2008: Watermolen van Volsem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/90812 (geraadpleegd op ).
Watermolen uit de tweede helft van de 18de eeuw, dieper gelegen dan het straatniveau. Eénlaags molenaarshuis van vier traveeën afgedekt met een hoog schilddak (leien), op uitgesneden daklijstbalkjes en voorzien van een dubbele rij dakkapellen. Baksteenbouw. Ingeschreven steekboogvensters van arkose en gelijkaardige deur.
Haaks molenhuis onder zadeldak (leien), op uitgesneden modillons. Getraliede rechthoekige vensters aan de waterzijde (verdwenen scheprad). Zijgevel met vernieuwde top, voorzien van een rechthoekige poort met houten latei onder bakstenen ontlastingsboog op stijlen van arkose. Recenter langsschuurtje
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Watermolen van Volsem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40636 (geraadpleegd op ).