erfgoedobject

Priorij van Klein Bijgaarden

bouwkundig element
ID
40655
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40655

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voormalige Priorij van Klein Bijgaarden, heden rusthuis van de congregatie van Scheut. U-vormig ingeplant, heden gedecapeerd kasteel in neoclassicistische stijl, van 1865-1866, kadastraal geregistreerd in 1868.

Historiek

De oorsprong van een benedictinessenpriorij op deze plaats klimt op tot omstreeks 1251, toen Godfried van Leuven het kort voordien gestichte bernardienenklooster op de Varenberg te Pepingen (1235) een nieuwe vestigingsplaats toewees aan de oevers van de Zuunbeek in Sint-Pieters-Leeuw. De priorij kreeg de regel van Benedictus opgelegd en werd onder bescherming geplaatst van de heren van Gaasbeek. De zusters draineerden de moerassige gronden waardoor vruchtbare velden tot stand kwamen; het aanvankelijk bescheiden klooster groeide geleidelijk uit tot een indrukwekkend complex met bijhorende hoeve en watermolen op de Zuunbeek. Het toenmalige ensemble werd tijdens de godsdiensttroebelen in de tweede helft van de zestiende eeuw echter zwaar beschadigd, maar in de eerste decennia van de zeventiende eeuw geleidelijk heropgebouwd en ommuurd. De oudst gekende afbeelding van het geheel, een gravure in de "Chorographia sacra Brabantiae" van Sanderus (1726-1727), toont ons het klooster toegankelijk aan de noordzijde en bestaande uit vier aaneengesloten vleugels met pandgang rondom een binnenplaats. De kleine, éénbeukige kapel ligt in de noordoostelijke hoek terwijl de rest van de noordelijke vleugel wordt ingenomen door het kwartier van de abdis; dit deel vertoont een centrale inkom met getrapte top. Het geheel is omringd door enkele geometrische sier- en moestuinen en boomgaarden; ten noordwesten liggen een aantal bijgebouwen waaronder schuren, stallen, een wagenhuis en de portiersloge rondom een binnenplaats met duiventoren. In de tweede helft van de achttiende eeuw, onder meer na de zware brand van 1745, werden belangrijke bouwwerken uitgevoerd: zo werd op 3 juni 1769 machtiging gegeven voor een bedrag van 18000 gulden voor het heropbouwen van kapel, sacristie, kapittelzaal...

Tijdens de Franse Revolutie werd het klooster opgeheven, de goederen werden aangeslagen en de kloosterzusters werden verdreven (11-24 november 1796). Een plattegrond opgemaakt in 1798 door A. Cornelis naar aanleiding van de openbare verkoop en bewaard in het Rijksarchief te Brussel, vertoont het klooster nog steeds als een geheel van vier vleugels rondom het binnenhof met de kapel in de noordoostelijke hoek; de bijgebouwen zijn echter sterk uitgebreid in de vorm van een L-vormige constructie, het huidige nummer 21, ten noorden van het klooster en twee vleugels ten noordwesten en ten westen (ter plaatse van het huidige nummer 27 aan de overzijde van de straat). Het noordelijke deel van het kloosterdomein werd bijna volledig ingenomen door een grote boomgaard; de omgrachting, een aftakking van de Zuun, is duidelijk zichtbaar. Het geheel met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, waaronder het klooster met kerk, pachthof, stallingen, schuur..., werd opgekocht door Guillaume Wittouck tijdens de openbare verkoop van 18 mei 1800. Het grootste deel der gebouwen werd nadien gesloopt of aangepast; de neerhofgebouwen werden heringericht als alcoholstokerij en olieslagerij, Klein-Bijgaardenstraat nummers 21 en 27. De boomgaard bleef behouden en de watermolen aan de Zuun, gelegen ten zuiden van het klooster, deed dienst als oliemolen met de oude ringgracht als molenreservoir.

Bij de opmaak van de primitieve kadasterkaart in 1826 was de westelijke helft van het klooster afgebroken; de voormalige kloosterkapel, de oostvleugel en een stukje van de zuidelijke vleugel waren ingericht als residentie van de familie Wittouck met het voormalige kloosterhof als erekoer. Het geheel was omgeven door een rudimentair landschappelijk park en een omgrachting. Op de fundamenten van de vroegere priorij werd in 1865-1866 het neoclassicistische "Kasteel Wittouck" gebouwd. Deze werken, uitgevoerd door Felix-Guillaume (1812-1898), werden kadastraal geregistreerd als "reconstruction totale / nouvelle construction" in 1868. Het bestaande parkje werd uitgebreid tot een "rivierlandschap" van bijna 15 hectare; het boomgaardperceel, de beemden ten noorden en ten oosten werden samen met de lusthof van het klooster verenigd tot één groot park dat zich uitstrekte langs de Bergensesteenweg en twee gesloten hoeves omvatte. De oude grachtarm ten oosten van het kasteel werd verbreed tot de nu nog gedeeltelijk bestaande vijver, kadastraal pas ingetekend in 1898. In 1932 werd domein Wittouck aangekocht door een vastgoedmaatschappij; een groot deel van de gronden werd verkaveld en verkocht. Het kasteel met gereduceerd park werd in 1941 eigendom van de Congregatie van Scheut en ingericht als noviciaat voor de vorming van priesters-missionarissen, in 1971 als rusthuis van de congregatie.

Tijdens rioleringswerken in 1977 vond men ter hoogte van het oude klooster sporen van kelders en een vluchtgang. In de periode 1994-1996 werd het kasteel grondig aangepast en gerenoveerd door de paters zelf; bij deze werken kwam men tot de ontdekking dat de binnenmuren van de kapel nog van het oude klooster zijn, hoewel het geheel werd geregistreerd als "nouvelle construction"; vandaag is het geheel nog steeds in gebruik als rusthuis van de congregatie. Het park waarin enkele monumentale bomen van de negentiende-eeuwse aanleg bewaard bleven heeft nu nog een oppervlakte van 3,5 hectare.

Beschrijving

Sterk gerenoveerd, neoclassicistisch kasteel op U-vormige plattegrond, voorafgegaan door een grotendeels beklinkerde voortuin met bloemenperken. Deze voortuin wordt van de straat gescheiden door een gebogen, heropgebouwde bakstenen muur met balusterbekroning, aan weerszijden geflankeerd door een ijzeren hek. Ten noorden en ten zuiden van de voortuin liggen twee gelijkaardige, éénlaagse paviljoenen, waarvan het zuidelijke, voorheen de paardenstallen, werd verbouwd in 1974-1975.

Het hoofdgebouw is nu een gedecapeerde baksteenbouw met verwerking van blauwe hardsteen voor onder meer venster- en deuromlijstingen en hoekblokken, laatstgenoemde sporadisch van zandsteen; ook de elementen, gebruikt voor de decoratieve uitwerking van de inkomtraveeën zijn uitgevoerd in blauwe hardsteen. Het geheel telt twee bouwlagen, achteraan gedeeltelijk opgetrokken tot twee en een halve, onder gecombineerde leien bedaking. Horizontaal geaccentueerde lijstgevels door het gebruik van muurbanden en een cordon van blauwe hardsteen. Aan de westzijde wordt de begane grond geopend door rondboogvensters, elders zijn de muuropeningen rechthoekig.

Het schrijnwerk werd overal vernieuwd bij de jongste restauratie. Aflijnend hoofdgestel gemarkeerd door panelen met muizentand. Neoclassicistisch uitgewerkte en uitspringende inkompartij, uitlopend op een centraal dakvenster met gebogen pseudo-fronton en jaarstenen "anno/ 1866", als verwijzing naar de bouwperiode; de voorheen flankerende dakkapellen met driehoekig fronton verdwenen eveneens bij de jongste restauratie. De dakkapellen in de oostzijde bleven wel bewaard. Ook de centraal gelegen inkom in de achtergevel is uitgewerkt in neoclassicistische stijl en vertoont een rechthoekige deur in een entablementomlijsting met guirlande op de fries. De overige gevels zijn vrij eenvormig van uitzicht; in de noordoostelijke hoek bleef de apsisvorm van de oude kloosterkerk zichtbaar.

De paviljoenen sluiten qua uitzicht aan bij het hoofdgebouw, maar worden gemarkeerd door segmentboogvensters en een centrale poortdoorgang, bestaande uit een rondboogpoort, geflankeerd door driekwartzuilen die voorheen een driehoekig fronton droegen, sinds de jongste restauratie herleid tot een siermotief in het metselwerk; de sluitstenen worden geflankeerd door het bouwjaar "1865".

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling I, 1868/2, 1898/1.
  • DENEEF R. (onder leiding van) 2005: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Provincie Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwesten van Vlaams-Brabant, (Monumenten en Landschappen, cahier 11), Brussel, 238-243.
  • DIRIKEN P. 1993: Geogids Centraal Pajottenland, Gooik - Lennik - Sint-Pieters-Leeuw, s.l., 104.
  • ROEYKENS A. 1973: De abdij Heilige-Mariaberg te Pepingen. Stichting en verhuizing naar Sint-Pieters-Leeuw 1234-1253, in Het oude land van Edingen en omliggende, jaargang 1, 3-4, 181-185; jaargang 2, 1, 43-53.
  • SCHEPPERS H. 2000: Kroniek van de kloosters van St. Pieters-Leeuw, s.l., 3-146, 165-174.
  • VAN DEN WEGHE M.-J. 1931: Eene bijdrage tot de geschiedenis van Sint-Pieters-Leeuw, Wetteren, 78-98.
  • VAN MIEGHEM R. 1979: Beschrijving van de jongste ontdekkingen in de ondergrond van de aardeweg vóór het klooster van Klein-Bijgaarden, in Hallensia, juli-september, jaargang 1, 3, 32-40; 4, 31-33.

Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Park van de Priorij van Klein Bijgaarden

  • Is gerelateerd aan
    Industrieel complex

  • Is gerelateerd aan
    Neerhof van de priorij Klein Bijgaarden


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Priorij van Klein Bijgaarden [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40655 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.