is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Inkendael
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Inkendael
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalig "Kasteel Inkendael", neoclassicistisch landhuis opklimmend tot het midden van de negentiende eeuw, doch naderhand uitgebreid en aangepast. Vanaf 1949 ingericht als "Ziekenhuis De Bijtjes" en heden uitgegroeid tot een gespecialiseerd revalidatiecentrum zogenaamd "Ziekenhuis Inkendaal". Het vroegere domein van het landgoed besloeg het grootste gedeelte van de driehoek begrensd door de Postweg, de Kamstraat en de Inkendaalstraat. Een deel van het omringende park met landschappelijke aanleg moest echter wijken voor de nieuwe ziekenhuisinfrastructuur uit de jaren 1990.
De oudste vermelding van Inkendaal klimt op tot de vijftiende eeuw. In 1474 is er immers sprake van een huis met aanhorigheden te Inkendaal, in handen van een zekere Jan Andries; tegelijkertijd wordt er melding gemaakt van een "borchtgrecht" en een omringende heuvel, mogelijk een verwijzing naar een oudere middeleeuwse motte. Het is op deze heuvel dat vermoedelijk in de zestiende eeuw een kasteel werd gebouwd, toegeschreven aan François de Paepe. Zijn dochter Anne huwde in 1561 met Jean Triboulet, waardoor het goed in handen kwam van deze familie, die bij een telling in 1686 nog steeds als eigenaar vermeld wordt. Het oude leen van Inkendaal werd naderhand gesplitst en vermoedelijk op het einde van de zeventiende eeuw voorzien van een tweede huis van plaisantie, voorloper van het huidige landhuis.
De eigendommen waren bij het begin van de negentiende eeuw door erfenis en aankoop opnieuw samengevoegd en zelfs nog uitgebreid toen in 1809 alles werd aangekocht door Louis Robijns. Het oude kasteel van de familie Triboulet werd gesloopt circa 1815; het overblijvende landhuis was volgens kadastergegevens circa 1830 eigendom van François Robyns en omgeven door een halve hectare "lustgrond", omschreven door de oude slotgracht, die gevoed werd door de Vleze; in de onmiddellijke omgeving lagen boomgaard-, bos-, en weidepercelen; twee kleine hoeven vervolledigden het geheel.
In het begin van de jaren 1860 werd het bestaande kasteel, op dat ogenblik eigendom van Ludovicus Robyns, afgebroken en vervangen door het huidige, iets verder naar het westen. Aangezien de volledige afbraak pas in 1864 geregistreerd werd op het kadaster en het nieuwe kasteel al in 1862, bleef het oude kasteel vermoedelijk in gebruik tot het nieuwe kasteel volledig voltooid was. Voortgaande op oude foto's en het huidige neoclassicistische uitzicht, blijkt het gebouw einde jaren 1920 nog te zijn uitgebreid en aangepast, zie ook mutatieschetsen van 1930; een foto van circa 1880 toont trouwens een strak neoclassicistisch gebouw van slechts vijf traveeën, een souterrain + drie bouwlagen onder schilddak; ter hoogte van de centrale inkomtravee is de kroonlijst gebroken in de vorm van een pseudo-fronton; deuren en vensters zijn rechthoekig.
Enkele jaren later werden ten zuidwesten van het kasteel twee parallelle dienstgebouwen opgetrokken, zijnde een koetshuis en stallen; ze werden kadastraal ingetekend in 1873. De volgende eigenaar Henri Bollinckx, fabrikant van stoommachines, liet op het einde van de negentiende eeuw een portierswoning bouwen op de hoek van de Postweg en de Kamstraat, Postweg nummer 231. De woning werd door een holle dreef verbonden met het kasteel en de slotgracht werd gewijzigd in de huidige serpentinevijver, ook het grootste deel van de huidige beplanting dateert uit deze periode.
In 1910-1911 werd Inkendaal aangekocht door Albert Richir, notaris te Brussel, die het complex industrieel wilde uitbaten; grote stallen en een bijhorende melkerij "Het Witte Kruis" werden opgericht; het betreft het huidige L-vormige gebouwencomplex ten zuidwesten van het kasteel, kadastraal ingetekend in 1930; het bestaande koetshuis en de stallen werden hierbij geïntegreerd, zie gedeelte met ten dele gedichte rondboogarcade.
Het interieur van het kasteel werd aangepast naar ontwerp van zoon architect Ernest Richir, die ook verantwoordelijk was voor de uitwendige aanpassingen aan de eretrap en het buitenterras. In 1946 verkocht de laatste privé-eigenaar Albert Richir het hele domein aan de v.z.w. "Les Abeilles".
De oprichting van "De Bijtjes" als liefdadigheidsinstelling gebeurde op 22 juni 1909 te Sint-Gillis door Emma Crousse-Washer; aantal jonge meisjes vervaardigden kledingstukken om zo arme families bij te staan; tijdens de Eerste Wereldoorlog werd ook een kantine voor kinderen en een opvangcentrum voor vluchtelingen voorzien. Voortdurend worden de "Bijtjes" uitgebreid en hervormd. Zo wordt op 31 mei 1921 een kindersanatorium voor de bestrijding en verzorging van rachitis geopend in het kasteel van Piètrebais in de provincie Namen; op 3 juli 1923 werd de instelling omgevormd tot V.Z.W. Een felle brand tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoestte echter het kasteel; het domein werd verkocht en samen met de opbrengst voor oorlogsschade werd in 1949 kasteel Inkendaal verworven, dat aansluitend werd ingericht als genees- en heelkundig centrum. Naar ontwerp van architect Hendrickx werden de bestaande paviljoenen verbeterd en nieuwe gebouwen opgericht; de inwijding gebeurde op 9 oktober 1950. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden de doelstellingen voortdurend bijgestuurd gepaard gaande met de noodzakelijke medische herstructurering en aanpassing en/op uitbreiding van de gebouwen.
Wegens de verouderde bouwfysische en functionele toestand van de gebouwen werd in 1990 aan het F.D.A. Architecten- en Ingenieursbureau opdracht gegeven een ontwerp te creëren waarin de patiënt, rolstoelgebruiker of bedlegerige, centraal staat. De werken werden uitgevoerd in verschillende fasen en gingen van start in het voorjaar van 1993. Voor de realisatie werd vertrokken van het dorpsconcept met een centrale, overkoepelde patio omgeven door verpleegpaviljoenen. De diverse verpleegeenheden zijn verbonden door een rondgang die de functie heeft van een binnenstraat en aansluiting geeft op het kasteel, de school en de ambulante zorg. Het bestaande kasteel werd geïntegreerd en na renovatie ingericht voor de administratie en directie.
Onderkelderd neoclassicistisch kasteel op rechthoekige plattegrond, heden zeven en drie traveeën en drie bouwlagen onder leien schilddak met dakkapellen voorzien van voluutvormige vleugelstukken en een bekronend driehoekig fronton, in kern opklimmend tot het begin van de jaren 1860, maar op het einde van de jaren 1920 uitgebreid en aangepast met onder meer frontons, een eretrap en omlopende terrassen met balusterleuningen naar verluidt naar ontwerp van architect Ernest Richir. Eveneens later toegevoegde aanbouwsels van twee bouwlagen onder platte daken op de zuidwestelijke en zuidoostelijke hoek.
Het geheel is opgetrokken uit baksteen met verwerking van breuksteen voor de onderbouw, blauwe hardsteen en zandsteen. De hoeken worden geaccentueerd door geblokte lisenen. De westelijke voorgevel wordt gemarkeerd door een middenrisaliet van drie traveeën, geflankeerd door geblokte lisenen onder een driehoekig fronton met oculus; de centrale, bepleisterde inkomtravee, voorafgegaan door een bordestrap, vertoont een rondbogig inkomportaal met Dorische zuilen die de zware gebogen kroonlijst schragen; gelijkaardig deurvenster op de bel-etage en rechthoekig deurvenster met balusterbalkon op de bovenverdieping. De overigens rechthoekige vensters, steekbogige in het souterrain, zijn gevat in een vlakke omlijsting van blauwe hardsteen en zijn voorzien van vernieuwd schrijnwerk. Het geheel wordt horizontaal geaccentueerd door waterlijsten, de aflijnende houten kroonlijst op klossen en de balusterleuningen van balkons en de omlopende terrassen op de begane grond en de eerste bouwlaag. Gelijkaardig uitgewerkte achtergevel met uitzondering van een aantal segmentbogige vensters en de sober gehouden inkomtravee. Ook het uitzicht van de zijgevels sluit hierbij aan. Interieur volledig aangepast aan de huidige functie.
Sterk verbouwde aanhorigheden, waaronder het voormalige koetshuis (circa 1873), in de vorm van een haaks aangebouwde, langgerekte vleugel, gemarkeerd door tuit- en klokgevels en kadastraal ingetekend in 1930. Verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen onder pannen zadeldak; overwegend rechthoekige, gedeeltelijk aangepaste vensters; gedeeltelijk bewaard schrijnwerk. De plaats van het vroegere koetshuis is nog zichtbaar in de rondboogarcade met bogen van gesinterde baksteen en imposten van blauwe hardsteen. Ook de verbinding tussen het kasteel en de dienstvleugel werd kadastraal ingetekend in 1930.
Ten oosten van het negentiende-eeuwse kasteel liggen de nieuwe ziekenhuisgebouwen uit de jaren 1990.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Park van het Kasteel Inkendael
Is gerelateerd aan
Portierswoning 't Huizeke van Toen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Inkendael [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40677 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.