is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Groenenberg
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel Groenenberg
Deze vaststelling was geldig van tot
Gelegen in een mooi domein, gedeeltelijk op Vlezenbeek, gedeeltelijk op Gaasbeek en aansluitend op het historische domein van Gaasbeek. Het domein, heden met een oppervlakte van 45 hectare en hoogste punt van de gemeente (82,5 meter), is gedeeltelijk aangelegd als Engels landschapspark met daarnaast een aanzienlijk bosgedeelte en weiland. Ten westen van het min of meer centraal gelegen kasteel met neo-Vlaamserenaissance-elementen, ligt de voormalige hoeve, oorspronkelijk bestaande uit een personeelswoning met paardenstallen en koetshuis; daarnaast bleven ook nog een lustprieel ten oosten van het kasteel en een boswachtershuisje bij de noordwestelijke ingang op grondgebied Sint-Martens-Lennik bewaard (Groenenberg 25).
De oudste vermelding van Groenenberg klimt op tot de achttiende eeuw; op de Ferrariskaart van 1771-1777 bestaat de omgeving uit een aaneengesloten loofbos, het zogenaamde "Groonenbergh Bosch"; het aangrenzende kasteel van Gaasbeek was op dat ogenblik al aangelegd in de toen gebruikelijke Franse stijl. Op de Vander Maelenkaart van 1837 is het bos volledig verdwenen en omgezet in akkerland.
Op het einde van de negentiende eeuw, in 1895, werd de grond verworven door Charles Claes, op dat ogenblik notaris te Halle, met goede relaties aan het hof van koning Leopold II; rond de eeuwwisseling gaf hij opdracht om hier, op het hoogste punt, een buitenverblijf te bouwen naar ontwerp van de Brusselse architect Victor Evrard; dit landhuis werd op het kadaster ingetekend in 1901; in dezelfde periode werd westwaarts een al bestaand bedrijfsgebouw, geregistreerd in 1891, uitgebreid; het omvatte een woongedeelte, paardenstal en koetshuis; naderhand werd nog een boswachterswoning opgericht, kadastraal geregistreerd in 1903 en een lusthuisje dat op het kadaster nooit werd ingetekend maar vermoedelijk ook dateert uit het eerste kwart van de twintigste eeuw.
Nadat het kasteel door huwelijk eigendom was geworden van baron Francis Houtart werd het oorspronkelijke volume in 1935 aan de oostzijde uitgebreid met een aantal nieuwe woonvertrekken, waarvoor architect Evrard meerdere ontwerpen tekende. Tijdens de oorlog werd het kasteel door het Duitse leger ingericht als hoofdkwartier, een deel van de toegangswegen werd verhard en ten noordwesten van het kasteel werd een ruime, betonnen schuilkelder gebouwd, nu nog duidelijk zichtbaar in het reliëf van het huidige gazon op die plaats. Na de oorlog bleef het kasteel zwaar beschadigd achter en in de daaropvolgende periode werd het volledig leeggeplunderd: schouwen, trappen en lambriseringen zijn integraal verdwenen. Hoeve en boswachterswoning bleven bewoond.
De parkaanleg gebeurde in 1906 naar ontwerp van tuinarchitect Emile-Edmond Galoppin (1851-1919), lesgever aan de rijkstuinbouwschool van Vilvoorde in de periode 1870-1902. In opdracht van koning Leopold II ontwierp hij diverse parken en squares in Brussel; hij maakte hiervoor gebruik van de Engelse landschapsstijl in reactie op de formele Franse tuinaanleg met classicistisch karakter; rechtlijnigheid werd vermeden met extra aandacht voor bomengroepen en watereffecten. Algemeen wordt aangenomen dat het Groenenbergpark zijn enige realisatie is op het platteland.
Het park besloeg niet de volledige oppervlakte van het huidige kasteeldomein maar enkel het gebied ten oosten en ten noorden van de as hoeve, kasteel en boswachtershuis; het zuidwestelijke deel werd in een latere periode aangelegd volgens hetzelfde concept door het eigen personeel van notaris Claes. Perspectief vormde het centrale gegeven in het ontwerp. Door maximaal gebruik te maken van het natuurlijke reliëf en door te spelen met vernauwingen in de open ruimte wilde hij de grasvlakte een andere dimensie geven; hij omzoomde de open plekken met een bosgordel, slechts enkele meters dik, zodat men de indruk kreeg op een open plek in het bos te zijn; solitairbomen (alleenstaand of in groepjes) verbraken eentonigheid van de grasperken en accentueerden de perspectieven.
Vanuit het kasteel, gelegen nabij het knooppunt van het wandelwegennet, vertrokken een aantal zichtassen of vista's via de belangrijkste parkonderdelen naar de oneindigheid van het omringende landschap; zo keek men vanuit het kasteel neer op de vijver die toen een langgerekte ellipsvorm had zodat men de indruk kreeg van een voorbij stromende rivier in een diep dal. Deze vijver, nog een derde van de oorspronkelijke oppervlakte en gelegen in het noordoosten van het domein, wordt nu als natuurreservaat beheerd. De meeste assen bestaan nog maar eindigen, op één uitzondering na, bij de grenzen van het park.
In 1981 werd het sterk verwaarloosde geheel aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap met het oog op de renovatie van het unieke kasteelpark en de restauratie van het kasteel dat sinds de Tweede Wereldoorlog leeg stond. Vanaf het voorjaar 1990 werd door de afdeling Bos & Groen van de Vlaamse Gemeenschap gestart met het herstel van het park; hiervoor werd gebruik gemaakt van de oorspronkelijke aanlegplannen van tuinarchitect Edmond Galopin, maar er werd wel rekening gehouden met de bestaande toestand en vegetatie; zo werden aan de vijver en enkele poelen geen ingrijpende werken uitgevoerd omdat daar in de loop der jaren interessante biotopen tot ontwikkeling waren gekomen; de paden in de vorm van grote lussen, werden heraangelegd, de afsluiting hersteld, de groenvlaktes opgeknapt en de bomen onderhouden. Op 7 juli 1990 werd het park officieel opengesteld voor het publiek, zie gedenkplaat bij de zuidelijke ingang van het park.
Het in de jaren 1990 gerenoveerde, eclectische kasteel op onregelmatige plattegrond is opgetrokken uit rode baksteen onder leien bedaking, volgens oude afbeeldingen voorheen met smeedijzeren bekroningen en vorstkam; de twee bouwlagen zijn volledig onderkelderd en vertonen een wisselend volumespel, waar trapgevels worden gecombineerd met lijstgevels; een ronde toren springt uit op de oosthoek en een vierkante toren met versneden hoeksteunberen aan de westzijde. Beide torens worden afgelijnd door een boogfries. Het geheel wordt gemarkeerd door verspreide sierankers, uitgewerkte schoorsteenaanzetten en de contrasterende verwerking van blauwe hardsteen voor de onderbouw en een aantal neotraditionele elementen als muurbanden, hoekkettingen, vensterstijlen en sluitstenen. De aflijnende houten kroonlijst op modillons wordt op diverse plaatsen onderbroken voor tuitvormige dakvensters. Het schrijnwerk van de gevarieerde, overwegend rechthoekige muuropeningen en het interieur werden volledig vernieuwd bij de jongste restauratie.
Noordwestgevel met getrapt inkomportaal voorzien van een Toscaanse zuil. De zuidoostgevel vertoont, vermoedelijk als resultaat van verbouwingen in de jaren 1930, in het midden een neoclassicistisch uitgewerkte ingang bestaande uit een rechthoekige deur tussen Dorische halfzuilen ter ondersteuning van het bekronende pseudo-fronton; de twee flankerende vensters zijn gevat in de samen met de deur als één geheel uitgewerkte omlijsting van blauwe hardsteen onder een geprofileerde kroonlijst. Het voorliggende bordes wordt omgeven door een moderne interpretatie van een balusterleuning. Het kasteel herbergt heden diensten van de Vlaamse Overheid.
De voormalige hoeve, opklimmend tot het einde van de negentiende eeuw en uitgebreid circa 1900 werd als hoeve uitgebaat tot 1982; nadien was ze onderhevig aan leegstand en sterk verval; in de jaren 1989-1990 werd ze grondig hersteld en ingericht als woning en dienstgebouwen voor Bos & Groen. Het oorspronkelijke gebouw bestond uit een langgerekt woongedeelte, via een poortconstructie verbonden met de noordoostelijk gelegen stal en een haaks aangebouwde bergruimte ten zuidwesten; achterliggende moestuin met ten zuiden gerestaureerde serre, kadastraal ingetekend in 1908. Verankerde bakstenen gebouwen van één bouwlaag onder wisselende pannen zadeldaken. Gevarieerde muuropeningen met vernieuwd schrijnwerk. Opmerkelijk torenvormig volume in de zuidwestelijke hoek, gemarkeerd door een aflijnende boogfries en bekroond door een fraaie duiventil.
Lustpaviljoentje, gelegen op een helling ten oosten van het kasteel: baksteenbouw op rechthoekige plattegrond, twee bouwlagen onder geknikt, vooraan afgewolfd zadeldak (mechanische pannen). Opvallend gebruik van pseudo-vakwerk voor de bovenverdieping; rechthoekige vensters met lateien en lekdrempels van blauwe hardsteen waarop Latijnse inscripties "O Beata Solitudo/ O Sola Beatitudo" en "Plus est in sylvis/ quam in libris"; vernieuwd schrijnwerk. Interieur met vernieuwde Vlaamse haard.
Eenvoudige, gerenoveerde boswachterswoning op rechthoekige plattegrond, twee + twee traveeën onder overkragend pannen zadeldak. Beluikte rechthoekige vensters met dorpels van blauwe hardsteen en vernieuwd schrijnwerk.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Park van het Kasteel Groenenberg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Groenenberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40678 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.