Driebeukige, longitudinale kruiskerk in gotische stijl met romaanse onderbouw in de toren, ingeplant op de zuidzijde van het huidige Kerkplein; het tot het begin van de 20ste eeuw omringende kerkhof is vandaag ingenomen door parkeerruimte.
Voor het ontstaan van de parochie verwijst J. Verbesselt onder meer naar de patroonheilige Sint-Martinus, die doorgaans tot de oudste kerkpatronen behoort; hij plaatst het ontstaan dan ook vóór het einde van de 9de eeuw. De parochie Sint-Martinus behoort trouwens tot de eerste parochiekernen van Midden-Brabant. Op het einde van de 9de eeuw werd de kerk een personaatskerk van de abdij van Nijvel. In 1147 werd het personaatsrecht overgedragen aan het bisdom Kamerijk. Tot 1559 bleef de parochie afhankelijk van dit bisdom, nadien van het aartsbisdom Mechelen. Wat betreft de kerk zelf gaat het om een ingewikkelde vrij lange bouwgeschiedenis waarbij het oorspronkelijk romaanse gebedshuis geleidelijk werd omgevormd tot een ruime gotische dorpskerk.
De oorspronkelijke kerk in Schelderomaanse stijl, waarbij de toren gevat zit tussen het schip en het koor, klimt volgens de literatuur op tot circa 1100; enkel de onderbouw van de toren met zijn noordelijke traptoren zou hiervan een overblijfsel zijn. Voortgaande op een studie van R. Lemaire bestond de typisch romaanse kerk uit een driebeukig schip met basilicale opstand van zes traveeën waarbij de zijbeuken half zo breed waren als de middenbeuk; binnenin was er een rondboogarcade op pijlers en een houten plafond; ten oosten was er een toren met aan de noordzijde een ronde traptoren en aansluitend ten oosten een halfrond koor. Het schip werd verlicht door kleine vensters waarvan nog sporen zouden bewaard zijn boven het gewelf van de middenbeuk.
De huidige gotische kerk is het resultaat van grondige aanpassingen, verbouwingen en uitbreidingen in de loop van de 16de en 17de eeuw. Zo werd het romaanse koor in de lengte merkelijk vergroot in 1567; de sluitsteen van het gewelf bevat trouwens het wapen van de familie van der Meeren, toenmalige heren van Zaventem. Tussen 1599 en 1605 werd ook de romaanse toren verhoogd en aan elke zijde voorzien van twee galmgaten. De ingesnoerde naaldspits dateert slechts van 1803. In archivalia van 1606-1610 is er sprake van bouwwerken en veranderingen aan het Sint-Martenskoor en herstellingen aan het Onze-Lieve-Vrouwekoor; vermoedelijk werd het transept toen vergroot en aangepast in gotische stijl; het stenen gewelf in de noordelijke arm dateert van 1648 en draagt het wapen van de familie de Boisschot op de sluitsteen; de sluitsteen van de zuidelijke arm draagt het wapen van de familie Königsegg (1749). In de periode 1602-1646 werd de romaanse middenbeuk verder verbouwd in gotische stijl: In 1608 werd gestart met de afbraak en het verbreden van de zijbeuken, eerst de noordelijke gevolgd door de zuidelijke. Het schip had niet langer een basilicale opstand maar werd afgedekt door één groot zadeldak waarbij de traveeën van de zijbeuken werden uitgewerkt als dwarskapellen met puntgevels. Ook het interieur werd in de periode volledig gerenoveerd; het parement werd bepleisterd en gewit. Aan de zuidzijde waar momenteel de doopkapel ligt werd in 1661 een bijkomend portaal met inkom gebouwd; in 1749 werd deze opnieuw dichtgemaakt en de nis werd ingericht als doopkapel; datzelfde jaar werden verschillende vensters, onder meer de vensters achter de zijaltaren dichtgemaakt en nieuwe ingebracht. Omstreeks 1607-1608 werd boven de middenbeuk een nieuwe tongewelf met cassetten aangebracht dat op zijn beurt vervangen werd door het huidige kruisribgewelf in 1785; het tongewelf met stucwerk bleef evenwel volledig bewaard boven het kruisgewelf.
Op 5 oktober 1862 besliste de kerkfabriek dat de Sint-Martinuskerk omwille van de sterk toegenomen bevolking vergroot moest worden. In 1863-1864 onder pastoor Joannes Franciscus Huysmans werd de kerk bijgevolg uitgebreid met een neogotische derde travee; hiervoor werd de westgevel afgebroken en in neogotische stijl heropgebouwd (zie ruitvormige gevelstenen met jaartal 1864 en verschil in bouwmateriaal); de plannen voor deze werken werden opgemaakt door de provinciale architect Louis Spaak; aansluitend werd de binnenzijde gerestaureerd. De vergroting werd ingetekend op het kadaster in 1865.
In 1871 ten slotte bouwde men een nieuwe sacristie aan de zuidzijde van het hoofdkoor, eveneens naar ontwerp van L. Spaak.
In de periode 1969-1996 werd de kerk grondig gerestaureerd en opgefrist. Zo werden in 1970 de binnenmuren gedecapeerd, zodat momenteel ook binnenin de zandsteen zichtbaar is. In de jaren 1990 kwamen zowel exterieur als interieur aan bod onder leiding van architect Luke Vanhooren.
De plattegrond ontvouwt een driebeukig schip van drie traveeën, een ten opzichte van de zijbeuken nauwelijks uitspringend transept met vlakke sluiting, de centrale, vierkante oosttoren, gevat tussen koor en transept en een diep, smal koor van drie rechte traveeën met een driezijdige sluiting.
De kerk werd volledig opgetrokken uit de typische Brusseliaanse en Lediaanse kalkzandsteen onder leien bedaking.
De westgevel vertoont een centrale, iets uitspringende puntgevel met de inkom tussen versneden steunberen die doorlopen tot iets onder de dakhelling; de inkom bestaat uit een rechthoekige deur onder een spitsboogveld met opschrift ‘Huis/ van God/ Huis van mensen’, samen gevat in een geprofileerde spitsboogomlijsting onder een waterlijst met gestrekte uiteinden; hogerop is er een neogotisch roosvenster en een kleiner spitsboogvenster, eveneens onder druiplijst met gestrekte uiteinden. Links en rechts wordt de westgevel geopend door spitsboogvensters met eenvoudig neogotisch maaswerk onder gelijkaardige waterlijst; twee ruitvormige gevelstenen onder de vensters verwijzen naar de 19de-eeuwse vergroting van de kerk 'Felix/ Wydemans/ Borgemeester van/ Saventhem/ 1864' en 'J.F./ Huysmans/ Pastor van/ Saventhem/ 1864'.
De als dwarskapellen uitgewerkte traveeën van de zijbeuken worden geritmeerd door versneden steunberen en hebben elk een puntgevel met schouderstukken en bekronend kruis; ze zijn geopend door een relatief breed spitsboogvenster met omlopende en doorgetrokken waterlijsten boven- en onderaan. In de tweede travee aan de zuidzijde zit het venster niet centraal omwille van het in 1661 toegevoegde portaal met bijkomende inkom; in 1749 werd deze inkom gesupprimeerd en opnieuw dichtgemaakt; de nis werd aansluitend ingericht als doopkapel; vandaag is het een kleine rechthoekige constructie met een gelijkaardige puntgevel als de hoger beschreven dwarskapellen doch hier met overhoekse steunberen; een typisch 18de-eeuws segmentboogvenster in een geprofileerde omlijsting met oren en neuten wordt bekroond door een nisje met hogelbekroning en het wapenschild van de familie de Boisschot, gedragen door de patroonheilige. Ook het uitzicht van de transeptarmen sluit hierbij aan; de spitsboogvensters in de oostgevel van het transept zijn blind.
De vierkante, gesloten oosttoren onder ingesnoerde naaldspits zit gevat tussen transept en koor, met aan de noordzijde de ronde traptoren met polygonale bovenbouw onder kegeldak, die volgens R. Lemaire tot op 7 m hoogte nog oorspronkelijk romaans is; binnenin is er een wenteltrap en schroefgewelf.
Het koor dat eveneens geritmeerd wordt door versneden steunberen, wordt verlicht door smallere spitsboogvensters, in de apsis voorzien van neogotisch maaswerk; ten dele blinde traveeën in de noordgevel met kleine haaks aangebouwde 17de-eeuwse sacristie op rechthoekige plattegrond met vrij gesloten karakter; spitsboogluik in de oostelijke geveltop; deze sacristie dateert uit dezelfde bouwcampagne als het koor, zie sluitsteen van de familie van der Meren in het kruisribgewelf.
De sacristie aan de zuidzijde van het koor, dateert van 1871 en telt twee traveeën onder een zadeldak tussen twee zijtuitgevels met schouderstukken, de nok parallel aan het koor; de eenvoudige rechthoekige vensters onder deels omlopende waterlijst met gestrekte uiteinden zijn zoals gebruikelijk getralied. Houten kroonlijst op stenen modillons. Verspreid tegen de buitengevels bleven nog enkele grafstenen van het oude kerkhof bewaard.
Homogeen uitgewerkt en gedecapeerd interieur met brede spitsboogarcade op zandstenen zuilen met ten dele vergulde koolbladkapitelen en achtzijdig basement, eigen aan de Brabantse gotiek. Bepleisterde kruisribgewelven (middenbeuk) en stergewelven (zijbeuken) met gedecoreerde sluitstenen, neerkomend op schalken, in de zijbeuken aan de buitenmuren op vergulde consoles; straalgewelf in de apsis. De 18de-eeuwse sacristie aan de noordzijde van het koor werd in 1992 omgevormd tot weekkapel.
Boven het 18de-eeuwse kruisgewelf bleef het barokke stucgewelf bewaard.
Schilderijen. Sint-Martinus schenkt zijn mantel, eerste helft 17de eeuw (al naargelang de bron worden jaartallen aangegeven tussen 1615 en 1629), Antoon Van Dijck; Christus aan het kruis, vroege 18de eeuw; Marteldood van de Heilige Blasius, 17de eeuw, Kasper de Crayer; Opdracht in de tempel, Felix Caullet, 1857; De graflegging, gesigneerd Daems, 1838.
Beeldhouwwerk. Gepolychromeerd houten Corpus, 16de eeuw; Sint-Ambrosius, eik, 18de eeuw; Sint-Rochus, dennenhout, eind 19de eeuw; Mariabeeld, eik, 1997, Edgard Fonteyne.
Meubilair. Grotendeels uit de 17de en de 18de eeuw. 19de-eeuws hoofdaltaar met altaartafel van carraramarmer, bovenbouw imitatie. Barokke zijaltaren van 1750, imitatiemarmer; 17de-eeuwse biechtstoel in Lodewijk XIV-stijl; 18de-eeuwse biechtstoel in Lodewijk XV-stijl; communiebank, 1777; 17de-eeuwse preekstoel, gerestaureerd en aangevuld in de 19de eeuw; 19de-eeuws neogotisch koorgestoelte. Verguld houten reliekschrijn Sint-Maarten, vervaardigd in 1735 door Filip Dussart. 17de-eeuwse, hardstenen doopvont met koperen deksel. Kruisweg van gedreven koper, diverse staties zijn gesigneerd C. Colruyt en dragen als jaartal 1942, 1943 of 1944.
Op het doksaal waarvan de omlijsting vernieuwd werd staat het eiken orgelmeubel uit 1769 met het huidige orgel van J. Merklin (2de helft 19de eeuw), naderhand getransformeerd door Van de Loo.
Glas-in-loodramen uit diverse ateliers: J.-B. Capronnier voor de 3 centrale glasramen in het hoogkoor, 1875-1876; zes glasramen met centrale heiligenfiguur van het atelier J. Colpaert en Louis Charles Crespin, zie signatuur met jaartal 1948 of 1952 voor kruis- en zijbeuken; glasramen met wapenschilden in het koor, J. Colpaert getekend 1961 en 1962; Frans Crickx ontwierp in 1960 nog vier glasramen met heiligenfiguren voor de zijbeuken.
Diverse 18de- en 19de-eeuwse grafstenen.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2014: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/158430 (geraadpleegd op ).
De oorspronkelijke romaanse kerk met drie beuken van zes traveeën in basilicale opstand, een oosttoren en een apsis, werd in de 16de en 17de eeuw vergroot en omgebouwd tot de huidige gotische constructie, die nogmaals in de 19de eeuw werd vergroot.
Zandstenen gebouw, ingeplant op een iets te buitenschalig dorpsplein (ten dele voormalig kerkhof).
De plattegrond ontvouwt: een driebeukig schip van drie traveeën, een transept, een oosttoren en een koor; een zijkapel (1661) ten zuidwesten, en latere sacristieën ten noordoosten (1871) en ten zuidoosten (20ste eeuw).
De huidige gotische beuk dateert uit de 17de eeuw (1602-1646, volgens archiefteksten) doch is een verbouwing van het driebeukig romaanse schip (overblijfselen boven de gewelven); de zes smalle traveeën met basilicale opstand werden herwerkt tot een nauwelijks uitspringend transept en een brede middenbeuk met zijbeuken van twee traveeën (de derde werd in 1864 toegevoegd).
Slechts één op de twee oorspronkelijke steunen werd behouden en in de 17de eeuw omgevormd tot ronde zuilen met koolbladkapitelen (twee vierkante pijlers behouden in het transept aan de torenzijde). Het schip met blinde middenbeuk kreeg een zadeldak, doch aan de buitenzijde werden naar Brabantse wijze de traveeën der zijbeuken opgevat als dwarskapellen met puntgevels voorzien van brede spitsboogvensters en steunberen.
Ten zuiden werd, tegen de tweede travee, in 1661 een ingangsportaal gebouwd, dat in 1749 als doopkapel werd ingericht; puntgevel met steekboogvenster en gotisch getinte nis met verweerde wapensteen (de Boisschot).
Overwelving door middel van bakstenen kruisribgewelven (17de-eeuwse zijbeuken, met hulp- en nokribben, 1785 middenbeuk, ter vervanging van een trouwens nog bewaard pleisteren gewelf).
Uitspringende transeptarmen, eveneens in laatgotische stijl; overhoekse steunberen, twee waterlijsten en brede spitsboogvensters; archiefstukken spreken in 1606- 1610 van bouwwerken en veranderingen aan de noordtranseptarm, en van herstellingen in de zuidelijke dwarsarm, zodat laatstgenoemde in de tweede helft van de 16de eeuw zou te situeren zijn, en eerst genoemde in de eerste helft van de zeventiende eeuw (geen naad tussen transept en zijgevel). De oorspronkelijk pleisteren overwelving wordt door een bakstenen kruisribgewelf vervangen, in 1648 (jaartal en wapen de Boisschot op de sluitsteen) in de zuidelijke arm, en in 1750 (wapen de Konigseg in de sleutel) in de noorderarm; in de zuiderarm komt de rib ten zuidoosten neer op een kraagsteen met gesculpteerd hoofd (nog romaans).
De vierkante toren met romaanse onderbouw (circa 1100) en traptoren werd, vermoedelijk begin 17de eeuw verhoogd, aan elke zijde voorzien van twee galmgaten, in het eerste kwart van de 18de eeuw hersteld, en bekroond met een ingesnoerde naald (1803; archiefteksten).
Noordelijk traptorentje met ronde onder- en polygonale bovenbouw en een schroefgewelf.
In de zuidermuur, dichtgemetselde Romaanse ingang. Binnenin, een brede rondboog (met baksteen gedicht) in de noorderwand, en brede arcaden aan de beuk- en koorzijde.
Smal koor van twee traveeën met vijfzijdige sluiting, gotische stijl (1567 volgens archiefstukken), verlicht door middel van smalle spitsboogvensters tussen de hoge steunberen. Kruisribgewelven met gearmorieerde gewelfsleutels (vander Meeren en vander Noot).
Westergevel en iets bredere westertravee van het schip in neogotische stijl, gedateerd in een arduinen ruit met opschrift "J.F. Huysmans pastor van Saventhem 1864/ Felix wijdemans borgemeester van Saventhem 1864"
Mobilair. Liefdadigheid van Sint Martinus, van A. Van Dijck (1625 of 28) in de zuidertranseptarm;
Barok beeldhouwwerk, onder meer een Heilige Bisschop (17de eeuw); barokke zijaltaren (1750) en biechtstoel (zuidzijde, circa 1700); biechtstoel noordzijde in Louis XIV-stijl (18de eeuw) en orgel van 1769 (archiefstukken).
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40871 (geraadpleegd op ).