erfgoedobject

Luchthaven Brussel Nationaal

bouwkundig element
ID
40894
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40894

Juridische gevolgen

Beschrijving

Situering

De nationale luchthaven is ingeplant op een omvangrijk terrein dat zich uitstrekt over het noordelijke deel van Zaventem, een deel van Diegem (Machelen) en Steenokkerzeel. De ligging nabij het 'turbineknooppunt Zaventem', een drukke verkeerswisselaar tussen de Brusselse Ring en de snelweg A201 met enkele extra vertakkingen voor de R22, zorgt voor een vlotte bereikbaarheid. Brucargo, de vrachtzone van Brussels airport, grotendeels gelegen op Diegem en Melsbroek (deelgemeente van Steenokkerzeel) beslaat het noordwestelijke deel van het luchthaventerrein. In het noordoosten, en aansluitend op Brucargo, ligt de militaire luchthaven van Melsbroek.

1. Oorsprong: vliegveld van Haren-Evere

De oorsprong van de Luchthaven Brussel Nationaal is te vinden in het vliegveld van Haren-Evere, dat door de Duitsers werd aangelegd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na de wapenstilstand werd het terrein samen met de achtergelaten infrastructuur ingepalmd door de Belgische Militaire Luchtvaart die hier ook burgerluchtvaart toeliet. Het luchthaventerrein op grondgebied Evere werd vooral gebruikt door de militairen, terwijl Haren dienst deed voor de burgerluchtvaart.

Vanwege het Belgische koningshuis was er sterke interesse voor de jonge luchtvaart. Al op 31 maart 1919 tekende Koning Albert I de oprichtingsakte van de SNETA (Syndicat National pour l'Etude des Transport Aériens) de voorloper van Sabena (Société Anonyme Belge d'Exploitation de la Navigation Aérienne), dat op zijn beurt werd opgericht op 23 mei 1923.

Het luchtverkeer bleef voortdurend in ontwikkeling en op 29 september 1929 werd een nieuwe luchthaventerminal in Haren in gebruik genomen; de verdere uitbreiding en modernisering zouden evenwel sterk gehinderd worden door de Tweede Wereldoorlog.

2. Tweede Wereldoorlog: verschuiving naar Melsbroek

Omwille van het toenemende plaatsgebrek op grondgebied Evere-Haren had het Belgische leger al in 1938 87 hectaren onteigend op Melsbroek, deelgemeente van Steenokkerzeel. De bedoeling was om hier een reservevliegveld aan te leggen. Tien dagen na de Duitse inval werd dit terrein door de bezetter ingepalmd en begonnen de Duitsers met de uitbreiding tot een volwaardige luchtmachtbasis. Op het einde van de oorlog kwam de luchthaven met de bestaande, hoewel beschadigde Duitse infrastructuur in handen van de geallieerden die dadelijk begonnen met herstellingswerken. Achteraf werd alles opnieuw overgemaakt aan de Belgische staat.

In de Duitse gebouwen uit deze periode zou de burgerluchtvaart zich vlak na de oorlog vestigen. Een loods bleef bewaard tegenover het opleidingscentrum voor piloten in het oostelijke deel van het luchthavendomein.

Beschrijving Duitse vliegtuigloods

De luchthavengebouwen van Melsbroek, opgericht door de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, waren gebouwd in een landelijke stijl en vaak zelfs beschilderd alsof het woningen waren met de bedoeling de vijand te misleiden. Deze 'schuur', vandaag gelegen in het oostelijke luchthavengebied, was aanvankelijk een vliegtuigloods waarvan de zuidoostelijke zijde bestond uit grote schuifpoorten, vandaag vervangen door een bakstenen muur, geritmeerd door lisenen. Het betreft een eenvoudige bakstenen constructie op rechthoekige plattegrond onder zadeldak, met achteraan een haakse uitbouw voor de staart van het vliegtuig dat altijd startensklaar stond met de neus naar voor.

3. Periode na de Tweede Wereldoorlog: luchthaven van Melsbroek

De in 1946 opgerichte 'Regie der Luchtwegen' moest de burgerluchtvaart nieuw leven inblazen en ervoor zorgen dat de infrastructuur tegemoet kwam aan het toenemende luchtverkeer. Het zwaartepunt van de burgerluchtvaart verschoof geleidelijk van Haren naar Melsbroek, hoewel het onderhoud van de vliegtuigen nog tot het begin van de jaren 1950 op Haren gebeurde. Om met passagiers te vertrekken reden de vliegtuigen dan op de kilometerslange door de Duitsers aangelegde betonbaan van Haren naar Melsbroek. Een klein deeltje van deze betonnen weg, de zogenaamde 'Duitse Avenue', bleef trouwens bewaard nabij de rotonde op de Leonardo Da Vincilaan ter hoogte van de Olmenstraat. Een nieuwe luchthaventerminal op Melsbroek werd ingehuldigd in 1948. Deze was toegankelijk via een vandaag nog deels bestaande dreef vanop de Haachtsesteenweg. Supplementair aan de lijn Brussel-Haacht-Keerbergen werd een nieuwe tramlijn ‘A’ (Brussel-Schaarbeekse Poort-Melsbroek) aangelegd; na 2 jaar (1953-1954) werd de tram vervangen door een busdienst. Het bijhorende station bleef bewaard. Uit dezelfde periode resten ook nog een vuurtoren en een vrachtgebouw.

Deel van de voormalige toegangsdreef tot de luchthaven van Melsbroek

Deze dreef is gelegen op het terrein van Brucargo in het noordwesten, meer bepaald op grondgebied Melsbroek, en geeft uit op de rotonde tussen de Koningin Astridlaan en het oude en nieuwe tracé van de Haachtsesteenweg; de in oorsprong gekasseide dreef is afgezet met paardenkastanjes.

Vrachtgebouw

Een vrachtgebouw uit het einde van de jaren 1940 – begin jaren 1950, bleef bewaard ten noorden van het eigenlijke luchthavencomplex en aansluitend bij het cargodomein. Deze functionele baksteenbouw van twee bouwlagen onder plat dak met verhoogde lichtstraten werd gebruikt voor het behandelen van de vrachtgoederen. Aan de noordzijde bleven sporen van de oorspronkelijke laadkaaien bewaard.

Trein- en busstation

Ten noordwesten van het vrachtgebouw ligt het voormalige tram- en busstation, vermoedelijk gebouwd in de beginjaren 1950, naderhand gebruikt als kleedkamer. Het betreft een eenvoudige, vandaag beschilderde baksteenbouw op rechthoekige plattegrond; zeven traveeën en een bouwlaag onder overkragend plat dak. De gevels worden geopend door rechthoekige vensters met roedeverdeling.

Vuurtoren en reserve-controletoren

Het oude vuurtorengebouwtje is gelegen tegenover het oefenterrein van de brandweer in het zuidelijk deel van het luchthavendomein. Op het einde jaren 1940 tot beginjaren 1960 werd de vuurtoren gebruikt voor het binnenloodsen van de vliegtuigen. Het betreft een in hoogte verspringend witgeschilderd, bakstenen volume onder plat dak met kleine vuurtoren. De controletoren ligt op het hoogste punt van het terrein.

4. Verdere ontwikkeling vanaf 1958: luchthaven van Zaventem

In het kader van de verwachte bezoekersstroom ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van 1958 te Brussel, en om tegemoet te komen aan de toenemende eisen inzake dienstverlening en comfort, werd de nood aan een nieuw luchthavengebouw nijpend. Het voormalige hertogelijk jachtdomein Saventerlo te Zaventem (zie gemeente-inleiding) werd door de Belgische regering gekozen als nieuwe vestigingsplaats voor de nationale luchthaven. In de periode 1956-1958 werd hier een nieuw luchthavengebouw gerealiseerd, waarbij, uitgaande van een duidelijk uitgewerkte toekomstvisie, rekening werd gehouden met een maximum capaciteit van 6 miljoen passagiers per jaar. De gronden en infrastructuur van Melsbroek werden ter beschikking gesteld van de luchtmacht.

Het ontwerp voor de nieuwe gebouwen was van de hand van de Brusselse architect Maxime Brunfaut in samenwerking met de Vlaamse architect Georges Bontinck en de Waalse architect Jos Moutschen. De realisatie vertegenwoordigt een eminente plaats in de na-oorlogse Belgische architectuur en wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste opdracht uit de naoorlogse carrière van de modernistische architect Maxime Brunfaut. Kenmerkend is de allesoverheersende rationaliteit in het organisatieschema, vertaald in een functionele architectuur waarbij de transparantie primeert.

Het nieuwe luchthavengebouw bestond uit drie grote delen, duidelijk van elkaar gescheiden en respectievelijk gericht op passagiers, vracht en administratie, dit in combinatie met een systeem van pieren of 'fingers' die aan luchtzijde aansloten op het hoofdgebouw. Het centrale gedeelte was bestemd voor de passagiers en telde drie niveaus. Niveau 0 kwam overeen met de hoogte van de inschepingsvloer en het treinstation. Niveau 1 met als draaischijf de transithal was voorbehouden voor de reizigers, zowel aankomende als vertrekkende, en omvatte onder meer de ticket-, veiligheids- en douanecontrole. Niveau 2 was voorzien voor het vergezellende publiek en de bezoekers. Ten zuiden van het centrale deel lag het gebouw voor de administratieve en technische diensten waaronder de verkeersleiding en meteorologische gedeelte; dit gedeelte bestond uit een configuratie van drie, in hoogte verschillende en U-Vormig geschikte vleugels rond een patio en wordt gekenmerkt door een stapeling van horizontale registers met een geïntegreerde controletoren aan luchtzijde. Ten noorden van het centrale deel bevond zich het vrachtgebouw, een lage vleugel die ook het keukenblok omvatte.

Wat betreft de landingsbanen werd geopteerd voor twee parallelelle banen, kruiselings verbonden door twee diagonalen, met daarnaast een uitgebreid stelsel van taxibanen die de afstand tussen piste en terminal tot maximaal 2000 meter beperkte. Aan landzijde lagen de parkings en parkeergarages, die via een stelsel van viaducten aansloten op de autosnelweg.

In 1958 werden de nieuwe luchthavengebouwen, een betonskelet met als blikvanger de grote beglaasde transithal, ingehuldigd. Deze hal, een getuige van toenmalige nieuwe technieken en materialen werd doorheen de jaren ingebouwd door nieuwe uitbreidingen waarbij veel van de originele aankleding verloren ging. In 1962 werd de Sint-Rafaelkapel, eveneens naar ontwerp van de architecten Brunfaut, Bontinck en Moutschen ingewijd.

Transithal van 1958

Door de voortdurende uitbreidingen en aanpassingen aan hedendaagse noden en veiligheidsvoorschriften is de oorspronkelijke transithal, een gedurfd ontwerp van 1958 van het architectentrio Brunfaut, Bontinck en Moutschen, voor een groot deel ingebouwd en verloor ze een belangrijk deel van haar oorspronkelijke allure. Op dit moment (september 2014) wordt het oorspronkelijke hoofdgebouw met de transithal van 1958 herleid tot de basisstructuur, volledig gestript en gerenoveerd.

Deze hal vormt een uitstekende illustratie van het toenmalige gebruik van nieuwe materialen als aluminium, glas, beton en staal. Het is een ruimte van 100 op 55 meter en 18 meter hoog met een aluminiumspantconstructie opgevangen door centrale pijlers met scharnierstukken op 24 meter van elkaar. De dakstructuur bestaat uit vier secties van in totaal acht ellipsvormige vakwerkspanten. Een hieraan in de lengte opgehangen loopbrug verbindt aan beide uiteinden de publieksruimte. De aan drie zijden transparante hal opent zich naar de ‘tarmac’ (start- en landingsbanen) met een zelfdragende geknikte aluminium glaswand van 1800 vierkante meter. Het gebogen caissonplafond is vervaardigd uit skin-plate, een met plastic overtrokken metaalplaat.

Sint-Rafaelkapel

De kapel werd eveneens ontworpen door Brunfaut, Bontinck en Moutschen en werd in1962 ingehuldigd. Het gaat om een eenvoudige rechthoekige ruimte die werd ontdubbeld met een door een glazen wand afgescheiden transitzone. De oorspronkelijke uitrusting bleef bewaard met een altaarsteen van serpentino uit Tessin. Altaarkruis van M. Macken, tabernakel van H. Bonduel; Heilige Familie in een windvang verwerkt, Paul De Boeck.

In het oorspronkelijke ontwerp was er naast de Sint-Raphaelkapel ook een protestantse kapel voorzien, vandaag evenwel buiten gebruik. In de latere terminalgebouwen van 1994 en 2002 zijn er naast de ruimte voor de katholieke eredienst (vleugel van Boeing 707 als altaar verwerkt) ook kapellen ingericht voor de protestanten, de moslims, gescheiden voor mannen en vrouwen, de joden en de orthodoxe kerk.

5. Verdere uitbouw: Luchthaven Brussel Nationaal

In de volgende jaren werd de luchthaven doorlopend verder uitgebouwd; startbanen werden voortdurend aangepast en nieuwe loodsen werden opgetrokken. Zo werd in het begin van de jaren 1970 gestart met de bouw van satelliet A met voldoende accommodatie voor vertrek en aankomst van negen vliegtuigen.

In 1979 werd Brucargo in gebruik genomen, een cargocomplex dat bij het begin van het tweede millennium meer dan 100 hectaren besloeg en sindsdien nog werd uitgebreid. Deze vrachtzone strekt zich uit op het grondgebied van Diegem en Melsbroek en omvat onder meer een administratief gebouw, een gebouw voor goederenbehandeling, diverse opslagplaatsen en een douane.

Het Master Plan "Zaventem 2000" voorgesteld op 22 januari 1985 zou de basis worden voor de modernisering van de luchthaven. Dit project zou leiden tot op oprichting van BATC (Brussels Airport Terminal Company), verantwoordelijk voor de bouw en het beheer van alle passagiersgebonden gebouwen, BIAC (Brussels International Airport Company) en Belgocontrol (begeleiding luchtverkeer).

Op 22 juni 1987 werd de eerste steen gelegd van het verkeersleidingcentrum CANAC (Computer Assisted National Air Traffic Control Center).

BATC bouwde een nieuwe terminal met acht niveaus, verbonden aan het gebouw van 1958, en een 650 meter lange B-pier (niet-Schengen). Drie van de acht niveaus zijn toegankelijk voor het publiek. Het nieuwe complex, ontworpen door 'Groep 2000' werd op 12 december 1994 plechtig geopend door Koning Albert II en zorgde ervoor dat tot 21 miljoen passagiers per jaar konden worden verwerkt. Bij de bouw van deze nieuwe terminal verdween echter het volledige noordblok en één van beide ‘fingers’ van 1958.

BIAC kreeg in december 1998 de bouwtoelating voor het terminalgebouw Topaas en de aansluitende A-pier (Schengen), officieel ingehuldigd door Prins Filip op 16 mei 2002. De pier heeft een stalen structuur en kan op jaarbasis tot 25 miljoen passagiers verwerken. Het ontwerp werd net als de vorige uitbreiding opgemaakt door Groep 2000. Speciale aandacht moest besteed worden aan een optimale lichtinval en een goed zicht op het buitengebeuren. De ontwerpers vertaalden dit naar een open metaalconstructie met een glazen gevel op een betonnen sokkel. De veiligheid van het luchtverkeer wordt gegarandeerd door een hypermoderne 65 meter hoge verkeerstoren aan de oostzijde van het luchthavendomein op grondgebied Steenokkerzeel die in 2004 in gebruik genomen werd door Belgocontrol; het ontwerp komt van de architectenbureaus Ducrocq en Van Campenhout.

Oorlogsgedenkteken

Nabij de Sint-Rafaelkapel werd een herdenkingsplaat aangebracht voor de Helden van de Burgerluchtvaart 1940-1945, onthuld op 13 november 1967.

Kunstwerken

Verspreid over de luchthaven bevinden zich een aantal kunstwerken zoals 'De man die de wolken meet', brons, 1998, Jan Fabre, op het dak van de brandweerkazerne die gelegen is ten zuiden van het eigenlijke luchthavencomplex; 'Flight in mind', een bronzen vogel die zijn vleugels uitslaat, 1994-1995, Olivier Strebelle, in de vertrekhal; 'La voie des airs', 2002, sculptuur van de hand van Jacques Moeschal in het atrium van terminal Topaas.

  • Mondelinge informatie verstrekt door Jos De Houwer, afdeling corporate communications (24/9/2014).
  • BRAEKEN J. 1997: Architectuur voor het luchtruim. Bouwen aan een nationale luchthaven, Monumenten en Landschappen 16.3, 30-63.
  • S.N. 1994: Zaventem 2000, Bouwkunde 241, 51-66.
  • VANHOVE T. 2002: Pier A in Zaventem, Bouwen aan Vlaanderen, Editie Antwerpen, Vlaams-Brabant & Brussel 3.2, 9-15.
  • VAN HUMBEEK F. 2002: Brussels airport. The history of Haren, Melsbroek and Zaventem, Nieuwkerken-Waas.

Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Luchthaven Brussel Nationaal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40894 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.