is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Carolus Borromeus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Carolus Borromeus
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Parochiekerk Sint-Carolus Borromeus en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
Vrijstaande kerk in neogotische stijl, gebouwd in 1896-1898 naar ontwerp van P. Langerock; aan de noord-, oost- en zuidzijde een ommuurd kerkhof.
Heultje, heden een gehucht in het zuidwestelijk deel van de gemeente Westerlo, bestond tot ver in de 19de eeuw uit onontgonnen heidegrond. In 1764 werden Hoog-Heultje en het laathof op de Stippelberg, beschouwd als weinig waardevol gebied, door de heerlijkheid Westmeerbeek afgestaan aan de familie de Merode, die vooral door toedoen van gravin Jeanne de Merode (1853-1944) de huidige dorpskern tot stand bracht. Onder haar impuls en met haar financiële steun, werden in 1896-1898 aan het dorpsplein de Sint-Carolus Borromeuskerk en de pastorie gebouwd, in 1914-1922 het parochiecentrum en het klooster annex meisjesschool. De patroonheilige van de kerk is een herinnering aan graaf Karel de Merode-Westerloo, vader van gravin Jeanne de Merode, stuwende kracht in de ontwikkeling van Heultje.
Architect P. Langerock (1859-1923), ‘huisarchitect’ van familie de Merode, werd belast met de bouw van de kerk (het ontwerp dateert van juni 1895) en pastorie (het ontwerp dateert van juli 1895) die bij KB van 3 augustus 1896 werd toegestaan. De beëindiging van de werken werd op 2 februari 1898 vastgesteld. Destijds wilden of mochten vele meisjes niet naar de gemengde gemeenteschool in Heultje en bleven naar de vrije nonnenschool van Zoerle gaan. Gravin Jeanne de Merode liet in de periode 1914-1922 in het centrum van Heultje een parochiecentrum en een klooster annex school (meisjes- en kleuterschool) bouwen, eveneens naar ontwerp van P. Langerock. De zusters Annonciaden van Huldenberg namen er hun intrek. Het bas-reliëf boven de ingang van het voormalige klooster stelt de gravin voor die haar geschenk (klooster en school) opdraagt aan Onze Lieve Vrouw en het Jezuskind. Haar patrones, tevens patrones der Annonciaden, Johanna van Valois, koningin van Frankrijk, houdt beschermend haar hand boven de gravin. Ter bevordering van de tewerkstelling van jonge meisjes richtte ze in 1930 naast het klooster een tapijtfabriek op. Deze sloot haar deuren reeds in 1936 wegens gebrek aan werksters en werd verbouwd tot klaslokalen, inmiddels zijn het lokalen voor polyvalent gebruik (kinderopvang, jeugdbeweging,...). Circa 1995 werd het plein heraangelegd met o.m. een nieuwe verharding en nieuwe beplantingen. In 1998-1999 werden van de kerk zowel het exterieur (daken, gevels gereinigd en hervoegd, monelen en plint hersteld en waar nodig vervangen, glasramen niet) als het interieur (opnieuw geschilderd, elektriciteit, verlichting) gerestaureerd onder leiding van architect Willem Van Dyck (Westerlo). Het parochiecentrum werd circa 2003 gerenoveerd naar ontwerp van architect Eddy Maes (Westerlo).
Gedenkstenen met inscriptie links en rechts achter het hoofdaltaar) naar ontwerp van P. Langerock (ontwerp dateert van juni 1895), uitgevoerd door aannemers Renoir Frères et J. Crevecoeur (Orp-le-Grand); aan de noord-, oost- en zuidzijde een met beuk omhaagd kerkhof met onder meer verschillende gietijzeren kruisen. De plattegrond ontvouwt een oostwest-georiënteerde éénbeukige kruiskerk met voorstaande westertoren geflankeerd door de doopkapel ten noorden, de berging met traptoren ten zuiden, een schip van vijf traveeën, een vlak afgesloten transept van één travee en een koor van één rechte travee en driezijdige sluiting met in de oksels -en in dezelfde lijn als het transept- het magazijn ten noorden en de sacristie ten zuiden, beide van twee op twee traveeën.
Baksteenbouw met naar Kempense normen overvloedig gebruik van witte natuursteen (Gobertange, Savonnières) voor afzaat van plint, kordons en kordonvormende lekdrempels, speklagen, maaswerk, omlijstingen en dekstenen. Westpartij (torenblok met berging en doopkapel) en koor met omlopende plint van ijzerzandsteen. Gebruik van vormstenen voor de omlijstingen. Leien zadel- en lessenaarsdaken.
Asymmetrisch uitgewerkt torenblok. Vierkante toren van vier geledingen onder ingesnoerde octogonale leien spits met smeedijzeren kruis, bol en windvaan en dakkapel in het oostelijk torenschild, per geleding gemarkeerd door ankers en kordon. Met witsteen omlijste segmentboogdeur onder spitsboogveld voorzien van een omlijste nis met driepasmotief waarin beeld van de Heilige Carolus Borromeus, samengebracht in een geblokte en geprofileerde omlijsting met flankerende colonetten en bekroond met waterlijst; houten vleugeldeur met fraai uitgewerkt smeedijzeren beslag. Tweede geleding met een gelijkaardig met witsteen omlijst spitsboogvenster (tweedelig met drielobbig uitgewerkte vensters bekroond door een vierpas), derde met een eveneens met witsteen omlijste wijzerplaat van het torenuurwerk, vierde met gekoppelde spitse galmgaten in een geprofileerde bakstenen omlijsting voorzien van witstenen afgeschuinde lekdrempels; omlijste steigergaten onder stenen daklijst op dito consoles. Doopkapel met afgeschuinde hoek en spitsboogvensters. Deels in de berging ingebouwde en tegen de zuidelijke torenmuur aanleunende ronde traptoren met verluchtingsgaten en omleiste steigergaten onder kleine leien kegelspits met smeedijzeren topversiering. Zij-, transept- en koorgevels met witstenen speklagen, verjongende steunberen per travee en twee- of driedelige spitsboogvensters in een geprofileerde bakstenen omlijsting voorzien van afwisselend maaswerk en met afgeschuinde kordonvormende lekdrempels; verankerde tuitvormige transeptgevels en oostgevel van de middenbeuk met aandak en schouderstukken, laatstgenoemde met smeedijzeren kruis. Lagere koorpartij met dakkapel en smeedijzeren kruis boven de apsis. Berging en sacristie met rechthoekige getraliede vensters met tussenstijl (sacristie), lekdrempel, latei en strek.
Binnenmuren bepleisterd en beschilderd met een natuursteenimitatie met muurbanden; oorspronkelijke (?) afwerkingslaag in een zandkleur met rode schijnvoegen (nog bewaard in de segmentboognissen van de kruisweg), later herschilderd in grijstinten met accentuering van de omlijstingen van de segmentboognissen en muurbanden, bij de laatste restauratie monochroom overschilderd. In het benedenregister grote segmentboognissen waar in 1925-1934 door Hippoliet De Clerck (Herentals) een op doek geschilderde kruisweg werd aangebracht. Ziende houten kap met afgeknotte punt, ondersteund door spitsboogribben op opengewerkte houten consoles en kraagstenen, voorzien van -tevens opengewerkte- houten invulstukken in de zwikken, verstevigd met trekstangen; koor en transept met houten spits tongewelf. Inkomportaal (toren) met stenen kruisribgewelf (zandstenen ribben en bakstenen gewelfkappen) met centraal een cirkelvormige luik (klokken); twee segmentboogdeuren o.m. naar de traptoren. Spitsboogvensters met afgeschuinde onderdorpels en geprofileerde dagkanten. Gelijkaardige spitsboogdeuren en doorbreking van de orgeltribune; berging, portaal en doopkapel met houten paneeldeuren (die van de doopkapel vermoedelijk recenter), portaal met vleugeldeur voorzien van een bovenlicht uitgewerkt met glas in lood, doopkapel met smeedijzeren hek, berging met vloer van rode gebakken tegels (heden grotendeels ingenomen door chauffageketel). Orgeltribune met gesloten stenen leuning waarop een gepolychromeerde medaillon van Sint-Cecilia. In het koor segmentboogdeuren met briefpaneeldecoratie naar sacristie en berging. Alle deuren met fraai smeedijzeren beslag. Keramische tegelvloer (volgens bestek van Chimay, Jurbise en/of Beauvais) met mooi uitgewerkte geometrische patronen in verschillende kleuren (rood, geel en/of zwart), diverse patronen, in het schip een onderscheid tussen de middengang en de vakken voor de zitplaatsen, in het koor met een boord van florale motieven. Ingang sacristie via zij-ingang; beide met bepleisterde en beschilderde troggewelven; sacristie met planken vloer en bewaarde sacristiekast (pitchpine). Magazijn met vloer van rode gebakken tegels, vlak plafond.
Schilderijen. Geschilderde kruisweg op doek door Hippoliet De Clerck (Herentals), 1925-1934 (de eerste en de veertiende statie zijn gesigneerd en gedateerd); de achtste statie is gerestaureerd. Beeldhouwwerk. Reeks van 15 gepolychromeerde heiligenbeelden in schip, viering en transept, eind 19de eeuw-begin 20e eeuw, sommige op de sokkel gemerkt of gesigneerd met onder meer ‘G (Gabriel?).H. Parentani Frs Bruxelles’, andere met zegeltje waarop Antwerps handje; gepolychromeerde crucifix; twee kleinere stenen heiligenbeelden in koor.
Neogotisch meubilair uit de bouwperiode, circa 1897-1900, naar ontwerp van P. Langerock (zijaltaren niet zeker). Hoofdaltaar toegewijd aan het Heilig Kruisoffer met gebeeldhouwd eikenhouten retabel met voorstellingen van Calvarie en zes heiligen, tabernakel met koperen deurtjes bezet met halfedelstenen, op arduinen bordes geplaatste bepleisterde en beschilderde altaartafel met arduinen blad en plint, aan de voorzijde met uitgespaarde medaillons, uitgewerkt met een vierpas waarin gepolychromeerde portretten van de Heilige Carolus Borromeus geflankeerd door twee engelen met banderol; zijaltaren soberder uitgewerkt als een miniatuurversie van het hoofdaltaar, noordelijk zijaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, met houten beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind, wereldbol en scepter, zuidelijk zijaltaar toegewijd aan Heilige Antonius met houten beeld van de Heilige Antonius van Padua, beide met gebeeldhouwd eikenhouten retabel en altaartafel met medaillons. Neogotische houten biechtstoelen in transept; preekstoel en communiebank niet meer in situ aanwezig en /of gedemonteerd en samengesteld tot nieuw meubels. Doopvont in noordelijk transept, circa 1898, eveneens naar ontwerp van P. Langerock, arduin, koperen deksel. Glas-in-loodramen, wit doorzichtig ruitvormig glas in loden strips gezet en rondom rond afgewerkt met een roodgekleurde blokvormig band. Orgel, door orgelbouwer G. D’Hondt, circa 1960, met verwerking van ouder materiaal (orgelfront, pijpwerk).
Bron: Beschermingsdossier DA002496 (2008)
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Klein eenvoudig omhaagd kerkhof met 20ste-eeuwse graftekens omheen de kerk.
In 1895 werd Heultje een zelfstandige parochie. Het jaar daarop werd de kerk opgetrokken. Vermoedelijk werd op hetzelfde ogenblik het kerkhof aangelegd. Het kerkhof wordt pas aangeduid op de NGI-kaart van 1969.
Het kleine omhaagde plattelandskerkhof van de Sint-Caroluskerk geeft een overzicht van graftekens uit het interbellum tot de jaren 1970. De grafstenen werden vorm gegeven in neogotiek, art deco en modernisme en bestaan merendeels uit hardsteen, soms uit granito, beton, kunststeen of ze zijn witgeschilderd. Mogelijk zijn die laatste graftekens eveneens opgetrokken uit beton. Zowel het boomstamkruis, de stèle uitlopend op een kruis als de combinatie stèle met graftuin of grafzerk komen er voor. Meerdere graftekens zijn aangevuld met tekstplaten in marbriet en applicaties in porselein en metaal. Sculptuur komt er weinig voor. De letters van een enkel grafteken zijn gezwart. Opmerkelijk is ten zuiden van het kerk het kinderperk met miniatuurveries van de graftekens.
Het plaatsbezoek vond plaats in mei 2019.
Aan straatzijde van het kerkhof is een ereperk van twee tegenover elkaar geplaatste rijen eenvormige graven ingericht, voor de oud-strijders van de Eerste (oost) en Tweede (west) Wereldoorlog. Vooraan staan de stèles opgesteld van twee gesneuvelden.
Is deel van
Gehuchtskern Heultje
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Carolus Borromeus met kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/41252 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.