Teksten van Kasteeldomein van Meerbeek

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/41402

Kasteeldomein van Meerbeek ()

Relicten van een 17de-eeuws 'huis van plaisantie', waaronder vier hoektorens, mogelijk daterend uit de late 15de eeuw of 16de eeuw, en een F-vormige vleugel van het voormalige neerhof, aangepast in de 20ste eeuw, gelegen in een landschappelijk park van bijna 2 hectare, aangelegd omstreeks 1850, sinds 1987 geïntegreerd in een golfterrein; het kasteel in 1890 gebouwd in eclectische stijl werd in 1944 vernield.

De tuinen van Robyns

Het huidige kasteel van Melsbroek – ook Klein Hof, Willemynshof, kasteel van Snoy en hof of kasteel van Meerbeek genoemd – was oorspronkelijk een aanhorigheid van het 'Groot Hof ', dat tegenover de dorpskerk lag en waarvan alleen nog maar de toegangspoort bewaard is. Het goed werd genoemd naar Pieter van Meerbeke, raadsheer bij het rekenhof te Brussel die in 1451 eigenaar werd van het Groot Hof. In de loop van de 16de eeuw kwam het eigendom in de handen van de familie de Locquenghien. In 1656 werd het gekocht door Laurentio Willemijns en kwam het bekend te staan als Willemynshof. Nadien veranderde het goed nog meermaals van eigenaar, om in de loop van de 19de eeuw bezit te worden van de familie Powis.

De eerste betrouwbare afbeelding komt voor in de marge van een figuratieve kaart van 1718 uit het kaartboek van de Abdij van ter Kameren door landmeter G. Couvreur. Het "casteel van myn hr Robeyns" (Martin Robyns had het in 1713 gekocht) was een gesloten complex met een rechthoekige plattegrond van ongeveer 23 are. Onder de gebouwen die de binnenplaats omvatten, nam het woonhuis een prominente plaats in. Het bestond uit twee gekoppelde volumes met gecombineerde zadeldaken en, naar de straatzijde toe (van de toeschouwer afgekeerd), getrapte zijgevels. De vierkante hoektorens met peerspitsen lijken immens, maar werden ongetwijfeld buiten verhouding afgebeeld. Een muur dwars op het woonhuis verdeelde het binnenplein in twee bijna gelijke delen. Het pad tussen de poort bij de Steenwagenstraat en het woonhuis werd geflankeerd door twee kleine loofwerkparterres ('parterres de broderie'). Het tweede erf achter de scheidingsmuur was bestemd voor de minder elegante aspecten van het landleven – het neerhof waar zich de stallen, schuren en andere dienstgebouwen en mogelijk ook de mesthoop bevonden. De siertuin, naar verhouding veel te klein afgebeeld, lag ten westen van het kasteel. Het was een omheinde parterretuin met een UnionJackachtige padenster als kader voor loofwerkparterres en, op het snijpunt van de ster, een rotonde met iets wat op een rozenperk lijkt.

Een figuratieve kaart van de "goederen toebehoorende aan den heere Martinus Robÿns ghelegen in de baronnie van Melsbroeck en elders", opgemaakt in 1738, toont nagenoeg dezelfde configuratie, maar de verhoudingen zijn ditmaal correct en sluiten naadloos aan bij de eerste kadasterkaarten uit het begin van de 19de eeuw. Dankzij het axonometrische perspectief dat de cartograaf toepaste, kon hij naast juiste oppervlakteverhoudingen ook talrijke details weergeven, ditmaal vanuit het zuiden, zoals de trapgevels van het woonhuis, een 'huis van plaisantie' volgens de toelichting. De twee loofwerkparterres van de ere-erf zijn nog steeds aanwezig en de sterrenparterre wordt nu correct weergegeven als de tuin van 43 are, die als perceel 178 in het Primitief kadaster opgenomen zal worden. In bol gesnoeide boompjes geven de hoeken van de parterres aan en een grote boom staat op het kruispunt van de ster. De tuin is omheind of omhaagd en op het westelijke uiteinde van de as, die evenwijdig loopt met de straat, staat een paviljoentje. Een merkwaardige constructie is het open paviljoen op een kunstmatig heuveltje ten noorden van het kasteelcomplex: een zeshoekig, ingesnoerd tentdak op zuilen, waarvan de hoogte door de tekenaar wellicht werd overdreven. Meer dan twintig jaar vóór de publicatie van Designs of Chinese buildings (1757) door William Chambers, die tot de veralgemening van de 'chinoiserie' in de tuincultuur leidde, doet het toch wat aan een Chinees tempeltje denken. Ten oosten van het kasteel wordt een grote boomgaard met een eigen toegangspoort en een diagonaalpad afgebeeld. Hieraan paalde een in acht bedden verdeelde moestuin.

De kaart van 1738 brengt ook het hele dorp en de landschappelijke omkadering van het kasteel in beeld. De laan doorheen het Steenpoelveld wordt met vier bomenrijen ('allée principale' geflankeerd door 'contre-allées') afgebeeld. Dit geldt ook voor de laan ten noorden van het kasteel, die in rechte lijn naar de Sint-Stevenkapel (de grens van het huidige Floordambos) leidt en over de Trawoolbeek heen naar een "Sterreweyde". Het Floordambos bestond tot omstreeks 1700 voornamelijk uit een aaneenschakeling van vijvers en hooiweiden. Doordat aan het einde van de 17de eeuw, een groot gedeelte van het Zaventerloo verdween, een van de grote domeinbossen van Brabant, was het vermoedelijk voor grondeigenaars interessant geworden om marginale gronden en laagveenvijvers te bebossen. De toponiemen op de kaart van Robijns ("bosch genaemt den schrans vijver", "bosch genaemt den kleynen gescheurden vijver"...) getuigen van deze omschakeling. Op de Ferrariskaart (1771-1775) heeft deze be- of verbossing zich grotendeels voltrokken. Deze kaart toont opnieuw het kasteelcomplex met de sterrentuin, de boomgaard en de moestuin ernaast, maar zonder het heuveltje met het zuilenpaviljoen. De sterrenweide aan het uiteinde van de dreef ten noordwesten van het kasteel is eveneens verdwenen, maar de contouren van het perceel bleven bewaard.

Landschappelijke aanleg

De Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door Bastendorff in 1812, is grotendeels een herhaling en detaillering van de 18de-eeuwse kaarten. Het zeshoekige paviljoentje aan de rand van de sterrentuin wordt expliciet weergegeven. In de kadastrale legger (1831) op naam van Maria-Theresia Robyns, geboren van Male, wordt de sterrentuin naast het kasteel (perceel nr. 175) als tuin zonder meer omschreven. Al geeft de manuscriptversie van de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs', circa 1810 opgemaakt door voormalig artilleriekapitein Guillaume De Wautier, nog de sterrentuin weer, toch mag men aannemen dat de loofwerkparterres al geruime tijd tot het verleden behoorden. Alleen de dubbele dreven ten noorden en ten zuiden van het kasteel krijgen door het kadaster nog het predicaat 'lust' opgeplakt.

Mogelijk heeft ridder Louis Powis de Tenbossche (vanaf 1854 burgemeester), die het kasteel samen met 58 hectare in 1845 had aangekocht, de boomgaard ten noordoosten van het kasteel laten omvormen tot de landschappelijke tuin van bijna 2 hectare. Deze tuin wordt afgebeeld op de eerste uitgave van de stafkaart (1864) in de vorm van drie ovale open ruimten omringd door hoogstammig groen. Op de stafkaartversie van 1892 wordt ook het 6 hectare grote bouwlandperceel ten noorden van het kasteel in de landschappelijke aanleg betrokken via een grote, naar binnen vertakkende lus, die tussen talrijke boom- en struikmassieven doorslingert.

Het kasteel zelf was enkele jaren eerder ingrijpend verbouwd in opdracht van baron Albert Snoy, kleinzoon van Louis Powis, senator en vanaf 1876 ook burgemeester van Melsbroek. De aangestelde architect, Adhémar Collès, is mogelijk de Emar Collès vermeld als één van de architecten betrokken bij de bouw van een reeks winkelhuizen op de Koudenberg te Brussel in 1898. De muur tussen het ere-erf en het achtererf werd afgebroken en de neerhofgebouwen werden gereduceerd tot een symmetrische U met korte dwarsvleugels. Geïnspireerd door de 'Vlaamse renaissance' behield architect Collès de gekoppelde volumes met gecombineerde zadeldaken en getrapte puntgevels van het 17de-eeuwse 'huis van plaisantie', maar hij verlengde één ervan aan de noordzijde (met een derde trapgevel) en voorzag de westgevel van een middenrisaliet onder een vierde trapgevel. Het kasteelkarakter werd versterkt door een uit de kluiten gewassen spietoren.

Geen bepleistering meer, maar een traditionele bak- en zandsteenbouw met speklagen, hoekkettingen en ontlastingsbogen, echter zonder kruiskozijnen. De oude hoektorens van het complex bleven bewaard. Het efemere van de landschappelijke aanleg ten noorden van het kasteel blijkt uit de stafkaart van 1909, waarop geen kronkelwegen en boom- of struikgroepjes meer voorkomen en het hele perceel als boomgaard wordt weergegeven. Landschappelijke parken of delen ervan waren vaker geen lang leven beschoren (zoals bijvoorbeeld het kasteelpark van Zuurbemde). Op de stafkaart van 1932 verbindt een gevorkt kronkelpad de landschappelijke tuin naast het kasteel met de zuidrand van het Floordambos. De laatste fruitbomen verdwenen pas in 1987, toen het golfterrein werd aangelegd.

Huidige toestand

In 1944 werd het door Collès ontworpen kasteel bij wijze van afscheid door de Duitsers in brand gestoken. Guillaume Snoy, burgemeester van 1921 tot 1952, liet het niet meer heropbouwen. De hoofdvleugel van het neerhofgebouw werd in zuidwestelijke richting met bijna 18 m verlengd en als residentie ingericht. De nieuwe plattegrond kreeg aldus de vorm van een F. De uitbreiding werd in dezelfde tijdloze, lokale witte ('Diegemse') zandsteen opgemetseld als die van het oorspronkelijke gebouw, zodat het geheel er erg authentiek ging uitzien.

De vier voormalige hoektorens en de F-vormige resterende vleugel geven de plattegrond aan van het voormalige neerhof. Van de overige gebouwen zijn geen sporen meer. De torens gaan mogelijk terug tot de 15de eeuw of 16de eeuw en zijn opgetrokken in Diegemse zandsteen op een vierkante plattegrond en tellen drie bouwlagen, bekroond met een ingesnoerde naald met kleine peerspits (leien). De zandsteenbouw in breuksteenverband wordt doorbroken door schietgaten, kleine vensters en rondboogdeuren van zandsteen. In de rechtertoren aan de straatkant bevindt zich een aanzet van een poortstijl naast een rondboogdeur. De woon- en dienstvleugel met één bouwlaag en leien zadeldak voorzien van dakkapellen is grotendeels het resultaat van de naoorlogse aanpassing. Het betreft eveneens een zandsteenbouw in breuksteenverband, voorzien van een van het kasteel afkomstige wapensteen met leus "Love and Faith". Alle muuropeningen zijn recent, op een rondboogpoort met imposten en sleutel in de achtergevel na. Aan de Steenwagenstraat is het domein gedeeltelijk afgebakend door een breukstenen omheiningsmuur en tevens blijven een aantal olmen over de vroegere ingangsdreef.

De golf

Door de aanleg van de autosnelweg Brussel-Antwerpen (E 19) in 1975 werd het kasteeldomein van zijn landschappelijk 'hinterland' (het kasteeldomein Batenborch* en de bossen langs de Trawoolbeek) afgesneden. Geprangd tussen één van de drukste snelwegen, de luchthaven van Zaventem, industrieterreinen, nieuwe woonwijken... was het kasteeldomein van Melsbroek samen met het aanpalende Floordambos rond 1980 hoogstens nog een relict van een agrarisch landschap dat voorgoed tot het verleden behoorde. Maar ook dat bleef niet onaangeroerd. In 1985 nam de vereniging 'Brabantse Golf ' haar intrek in het kasteel. Twee jaar later kreeg zij de toelating om een golfterrein aan te leggen rond het kasteel en op de landbouwgronden ten westen van het Floordambos, onder meer op de vroegere 'sterrenweide', ook al was een gedeelte van dit gebied in 1986 beschermd als 'landschap'. Deze beslissing werd voorafgegaan en gevolgd door een heftige controverse. De kwestie 'Floordambos' gaf aanleiding tot talloze krantenartikelen en discussies in het Vlaamse parlement (toen nog 'Vlaamse Raad'). Door de aanleg van het golfterrein verdween alle landbouwactiviteit uit de omgeving van het kasteel en werd ook het microreliëf gewijzigd. Anderzijds kan men de golf beschouwen als een uitbreiding van het parklandschap over de aangrenzende landbouwgronden, overigens – zoals blijkt uit de stafkaart van 1892 – niet de eerste poging. Bovendien bieden de 'roughs' en de 'semi-roughs' interessante mogelijkheden voor botanisch beheer.

In 1986 werden de laatste iepen (Ulmus glabra) gerooid in de dubbele dreef ten zuiden van het kasteel. Zij waren vermoedelijk rond 1850 door Louis Powis aangeplant, maar een opstoot van de iepenziekte rond 1980 was hun fataal geworden; ze werden vervangen door zomerlinden (Tilia platy­phyllos). Van de oude beplanting van de dreef ten noorden van het kasteel getuigen nog een paar zomerlinden. De dichte beplanting met Ameri­kaanse eiken (Quercus rubra) dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Het interessante gedeelte tuinhistorisch gezien valt samen met het Primitieve boomgaardperceel ten noordoosten van het kasteel, waarop Powis rond 1850 een landschappelijk park had aangelegd. Een monumentale plataan (Platanus x hispanica), een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en een Japanse honingboom (Sophora japonica) zijn relicten van de oorspronkelijke be­planting. De andere bomen in deze zone – zilverlinde (Tilia tomentosa), witte en rode paardenkastanje (Aesculus hippocastanum, A. x carnea), zwarte walnoot (Juglans nigra), grauwe abeel (Populus canescens) – werden later aangeplant.

Merkwaardige bomen (opname 21 augustus 2003)

Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

8. zwarte moerbei (Morus nigra) 250(5)

10. Japanse honingboom (Sophora japonica) 342

19. gewone plataan (Platanus x hispanica) 401

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Melsbroek 1891 nr. 5 en 1948 nr. 24.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Melsbroek, art. 146 nrs. 2-6, 20-21 en 33-46 en art. 249 nrs. 5-11, 2021, 24-38.
  • BRAEKEN J. & MONDELAERS L., Bouwen door de eeuwen heen in Brussel (1B/H-O), Luik; Pierre Mardaga, 1993, p. 289.
  • COSYN A., Autour du Saventerloo, in Bulletin officiel du Touring Club de Belgique 20(15), 1914, p. 374-376.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 393-395.
  • DENEEF R. (red.), Historische tuinen en parken van Vlaanderen: Bierbeek, Boutersem, Glabbeek, Oud-Heverlee (Cahier M&L nr. 9), Brussel, afdeling Monumenten & Landschappen, 2004, p. 151-156.
  • LAURENT R., De goederen van de abdij van
  • Ter Kameren in Brabant – kaartboek 1716-1720, Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 66.
  • LAUWERS J., Melsbroek, waar de melde bloeit in 't broek, Melsbroekse Raad voor Jeugd, Sport en Kultuur, 1983.
  • MALLAERTS Ph., Beheersplan Brabantse Golf, november 1997.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, VIIIA, (heruitgave van de editie van 1855), Bruxelles, Editions Culture et Civilisation, 1973, p. 218.

Deze tekst is een samenvoeging van de teksten:

  • DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2N, Gent.
  • DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.

Auteurs:  Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Meerbeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313193 (geraadpleegd op ).


Park van het kasteel van Meerbeek - Brabantse golf ()

Relicten van een landschappelijk park van bijna 2 hectare, sinds 1987 geïntegreerd in een golfterrein, aangelegd omstreeks 1850 bij een 17de-eeuws 'huis van plaisantie', dat in 1890 eclectisch werd verbouwd en in 1944 werd vernield.

De tuinen van Robyns

Het huidige kasteel van Melsbroek – ook Klein Hof, Willemynshof, kasteel van Snoy en hof of kasteel van Meerbeek genoemd (naar Pieter van Meerbeke, raadsheer bij het rekenhof te Brussel en in 1451 eigenaar van het Groot Hof) – was oorspronkelijk een aanhorigheid van het 'Groot Hof ', dat tegenover de dorpskerk lag en waarvan alleen nog maar de toegangspoort bewaard is. De eerste betrouwbare afbeelding komt voor in de marge van een figuratieve kaart van 1718 uit het kaartboek van de Abdij van ter Kameren door landmeter G. Couvreur. Het "casteel van myn hr Robeyns" (Martin Robyns had het in 1713 gekocht) was een gesloten complex met een rechthoekige plattegrond van ongeveer 23 are. Onder de gebouwen die de binnenplaats omvatten, nam het woonhuis een prominente plaats in. Het bestond uit twee gekoppelde volumes met gecombineerde zadeldaken en, naar de straatzijde toe (van de toeschouwer afgekeerd), getrapte zijgevels. De vierkante hoektorens met peerspitsen lijken immens, maar werden ongetwijfeld buiten verhouding afgebeeld. Een muur dwars op het woonhuis verdeelde het binnenplein in twee bijna gelijke delen. Het pad tussen de poort bij de Steenwagenstraat en het woonhuis werd geflankeerd door twee kleine loofwerkparterres ('parterres de broderie'). Het tweede erf achter de scheidingsmuur was bestemd voor de minder elegante aspecten van het landleven – het neerhof waar zich de stallen, schuren en andere dienstgebouwen en mogelijk ook de mesthoop bevonden. De siertuin, naar verhouding veel te klein afgebeeld, lag ten westen van het kasteel. Het was een omheinde parterretuin met een UnionJackachtige padenster als kader voor loofwerkparterres en, op het snijpunt van de ster, een rotonde met iets wat op een rozenperk lijkt. Een figuratieve kaart van de "goederen toebehoorende aan den heere Martinus Robÿns ghelegen in de baronnie van Melsbroeck en elders", opgemaakt in 1738, toont nagenoeg dezelfde configuratie, maar de verhoudingen zijn ditmaal correct en sluiten naadloos aan bij de eerste kadasterkaarten uit het begin van de 19de eeuw. Dankzij het axonometrische perspectief dat de cartograaf toepaste, kon hij naast juiste oppervlakteverhoudingen ook talrijke details weergeven, ditmaal vanuit het zuiden, zoals de trapgevels van het woonhuis, een 'huis van plaisantie' volgens de toelichting. De twee loofwerkparterres van de ere-erf zijn nog steeds aanwezig en de sterrenparterre wordt nu correct weergegeven als de tuin van 43 are, die als perceel 178 in het Primitief kadaster opgenomen zal worden. In bol gesnoeide boompjes geven de hoeken van de parterres aan en een grote boom staat op het kruispunt van de ster. De tuin is omheind of omhaagd en op het westelijke uiteinde van de as, die evenwijdig loopt met de straat, staat een paviljoentje. Een merkwaardige constructie is het open paviljoen op een kunstmatig heuveltje ten noorden van het kasteelcomplex: een zeshoekig, ingesnoerd tentdak op zuilen, waarvan de hoogte door de tekenaar wellicht werd overdreven. Meer dan twintig jaar vóór de publicatie van Designs of Chinese buildings (1757) door William Chambers, die tot de veralgemening van de 'chinoiserie' in de tuincultuur leidde, doet het toch wat aan een Chinees tempeltje denken. Ten oosten van het kasteel wordt een grote boomgaard met een eigen toegangspoort en een diagonaalpad afgebeeld. Hieraan paalde een in acht bedden verdeelde moestuin.

De kaart van 1738 brengt ook het hele dorp en de landschappelijke omkadering van het kasteel in beeld. De laan doorheen het Steenpoelveld wordt met vier bomenrijen ('allée principale' geflankeerd door 'contre-allées') afgebeeld. Dit geldt ook voor de laan ten noorden van het kasteel, die in rechte lijn naar de Sint-Stevenkapel (de grens van het huidige Floordambos) leidt en over de Trawoolbeek heen naar een "Sterreweyde". Het Floordambos bestond tot omstreeks 1700 voornamelijk uit een aaneenschakeling van vijvers en hooiweiden. Doordat aan het einde van de 17de eeuw, een groot gedeelte van het Zaventerloo verdween, een van de grote domeinbossen van Brabant, was het vermoedelijk voor grondeigenaars interessant geworden om marginale gronden en laagveenvijvers te bebossen. De toponiemen op de kaart van Robijns ("bosch genaemt den schrans vijver", "bosch genaemt den kleynen gescheurden vijver"...) getuigen van deze omschakeling. Op de Ferrariskaart (1771-1775) heeft deze be- of verbossing zich grotendeels voltrokken. Deze kaart toont opnieuw het kasteelcomplex met de sterrentuin, de boomgaard en de moestuin ernaast, maar zonder het heuveltje met het zuilenpaviljoen. De sterrenweide aan het uiteinde van de dreef ten noordwesten van het kasteel is eveneens verdwenen, maar de contouren van het perceel bleven bewaard.

Landschappelijke aanleg

De Primitieve kadasterkaart, opgemaakt door Bastendorff in 1812, is grotendeels een herhaling en detaillering van de 18de-eeuwse kaarten. Het zeshoekige paviljoentje aan de rand van de sterrentuin wordt expliciet weergegeven. In de kadastrale legger (1831) op naam van Maria-Theresia Robyns, geboren van Male, wordt de sterrentuin naast het kasteel (perceel nr. 175) als tuin zonder meer omschreven. Al geeft de manuscriptversie van de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs', circa 1810 opgemaakt door voormalig artilleriekapitein Guillaume De Wautier, nog de sterrentuin weer, toch mag men aannemen dat de loofwerkparterres al geruime tijd tot het verleden behoorden. Alleen de dubbele dreven ten noorden en ten zuiden van het kasteel krijgen door het kadaster nog het predicaat 'lust' opgeplakt.

Mogelijk heeft ridder Louis Powis de Tenbossche (vanaf 1854 burgemeester), die het kasteel samen met 58 hectare in 1845 had aangekocht, de boomgaard ten noordoosten van het kasteel laten omvormen tot de landschappelijke tuin van bijna 2 hectare. Deze tuin wordt afgebeeld op de eerste uitgave van de stafkaart (1864) in de vorm van drie ovale open ruimten omringd door hoogstammig groen. Op de stafkaartversie van 1892 wordt ook het 6 hectare grote bouwlandperceel ten noorden van het kasteel in de landschappelijke aanleg betrokken via een grote, naar binnen vertakkende lus, die tussen talrijke boom- en struikmassieven doorslingert. Het kasteel zelf was enkele jaren eerder ingrijpend verbouwd in opdracht van baron Albert Snoy, kleinzoon van Louis Powis, senator en vanaf 1876 ook burgemeester van Melsbroek. De aangestelde architect, Adhémar Collès, is mogelijk de Emar Collès vermeld als één van de architecten betrokken bij de bouw van een reeks winkelhuizen op de Koudenberg te Brussel in 1898. De muur tussen het ere-erf en het achtererf werd afgebroken en de neerhofgebouwen werden gereduceerd tot een symmetrische U met korte dwarsvleugels. Geïnspireerd door de 'Vlaamse renaissance' behield architect Collès de gekoppelde volumes met gecombineerde zadeldaken en getrapte puntgevels van het 17de-eeuwse 'huis van plaisantie', maar hij verlengde één ervan aan de noordzijde (met een derde trapgevel) en voorzag de westgevel van een middenrisaliet onder een vierde trapgevel. Het kasteelkarakter werd versterkt door een uit de kluiten gewassen spietoren.

Geen bepleistering meer, maar een traditionele bak- en zandsteenbouw met speklagen, hoekkettingen en ontlastingsbogen, echter zonder kruiskozijnen. De oude hoektorens van het complex bleven bewaard. Het efemere van de landschappelijke aanleg ten noorden van het kasteel blijkt uit de stafkaart van 1909, waarop geen kronkelwegen en boom- of struikgroepjes meer voorkomen en het hele perceel als boomgaard wordt weergegeven. Landschappelijke parken of delen ervan waren vaker geen lang leven beschoren (zoals bijvoorbeeld het kasteelpark van Zuurbemde). Op de stafkaart van 1932 verbindt een gevorkt kronkelpad de landschappelijke tuin naast het kasteel met de zuidrand van het Floordambos. De laatste fruitbomen verdwenen pas in 1987, toen het golfterrein werd aangelegd.

De golf

In 1944 werd het door Collès ontworpen kasteel bij wijze van afscheid door de Duitsers in brand gestoken. Guillaume Snoy, burgemeester van 1921 tot 1952, liet het niet meer heropbouwen. De hoofdvleugel van het neerhofgebouw werd in zuidwestelijke richting met bijna 18 m verlengd en als residentie ingericht. De nieuwe plattegrond kreeg aldus de vorm van een F. De uitbreiding werd in dezelfde tijdloze, lokale witte ('Diegemse') zandsteen opgemetseld als die van het oorspronkelijke gebouw, zodat het geheel er erg authentiek ging uitzien. Door de aanleg van de autosnelweg Brussel-Antwerpen (E 19) in 1975 werd het kasteeldomein van zijn landschappelijk 'hinterland' (het kasteeldomein Batenborch* en de bossen langs de Trawoolbeek) afgesneden. Geprangd tussen één van de drukste snelwegen, de luchthaven van Zaventem, industrieterreinen, nieuwe woonwijken... was het kasteeldomein van Melsbroek samen met het aanpalende Floordambos rond 1980 hoogstens nog een relict van een agrarisch landschap dat voorgoed tot het verleden behoorde. Maar ook dat bleef niet onaangeroerd. In 1985 nam de vereniging 'Brabantse Golf ' haar intrek in het kasteel. Twee jaar later kreeg zij de toelating om een golfterrein aan te leggen rond het kasteel en op de landbouwgronden ten westen van het Floordambos, onder meer op de vroegere 'sterrenweide', ook al was een gedeelte van dit gebied in 1986 beschermd als 'landschap'. Deze beslissing werd voorafgegaan en gevolgd door een heftige controverse. De kwestie 'Floordambos' gaf aanleiding tot talloze krantenartikelen en discussies in het Vlaamse parlement (toen nog 'Vlaamse Raad'). Door de aanleg van het golfterrein verdween alle landbouwactiviteit uit de omgeving van het kasteel en werd ook het microreliëf gewijzigd. Anderzijds kan men de golf beschouwen als een uitbreiding van het parklandschap over de aangrenzende landbouwgronden, overigens – zoals blijkt uit de stafkaart van 1892 – niet de eerste poging. Bovendien bieden de 'roughs' en de 'semi-roughs' interessante mogelijkheden voor botanisch beheer.

Huidige toestand

In 1986 werden de laatste iepen (Ulmus glabra) gerooid in de dubbele dreef ten zuiden van het kasteel. Zij waren vermoedelijk rond 1850 door Louis Powis aangeplant, maar een opstoot van de iepenziekte rond 1980 was hun fataal geworden; ze werden vervangen door zomerlinden (Tilia platy­phyllos). Van de oude beplanting van de dreef ten noorden van het kasteel getuigen nog een paar zomerlinden. De dichte beplanting met Ameri­kaanse eiken (Quercus rubra) dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Het interessante gedeelte tuinhistorisch gezien valt samen met het Primitieve boomgaardperceel ten noordoosten van het kasteel, waarop Powis rond 1850 een landschappelijk park had aangelegd. Een monumentale plataan (Platanus x hispanica), een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en een Japanse honingboom (Sophora japonica) zijn relicten van de oorspronkelijke be­planting. De andere bomen in deze zone – zilverlinde (Tilia tomentosa), witte en rode paardenkastanje (Aesculus hippocastanum, A. x carnea), zwarte walnoot (Juglans nigra), grauwe abeel (Populus canescens) – werden later aangeplant.

Merkwaardige bomen (opname 21 augustus 2003)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeters weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte.

  • 8. zwarte moerbei (Morus nigra) 250(5)
  • 10. Japanse honingboom (Sophora japonica) 342
  • 19. gewone plataan (Platanus x hispanica) 401
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Melsbroek 1891 nr. 5 en 1948 nr. 24.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Melsbroek, art. 146 nrs. 2-6, 20-21 en 33-46 en art. 249 nrs. 5-11, 2021, 24-38.
  • BRAEKEN J. & MONDELAERS L., Bouwen door de eeuwen heen in Brussel (1B/H-O), Luik; Pierre Mardaga, 1993, p. 289.
  • COSYN A., Autour du Saventerloo, in Bulletin officiel du Touring Club de Belgique 20(15), 1914, p. 374-376.
  • DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 393-395.
  • DENEEF R. (red.), Historische tuinen en parken van Vlaanderen: Bierbeek, Boutersem, Glabbeek, Oud-Heverlee (Cahier M&L nr. 9), Brussel, afdeling Monumenten & Landschappen, 2004, p. 151-156.
  • LAURENT R., De goederen van de abdij van
  • Ter Kameren in Brabant – kaartboek 1716-1720, Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 66.
  • LAUWERS J., Melsbroek, waar de melde bloeit in 't broek, Melsbroekse Raad voor Jeugd, Sport en Kultuur, 1983.
  • MALLAERTS Ph., Beheersplan Brabantse Golf, november 1997.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, VIIIA, (heruitgave van de editie van 1855), Bruxelles, Editions Culture et Civilisation, 1973, p. 218.

Bron: DENEEF, R., 2009. Historische tuinen en parken van Vlaanderen - Ten noordoosten van Brussel: Kampenhout, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs:  Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Meerbeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313192 (geraadpleegd op ).


Kasteel van Meerbeek ()

Genaamd naar de bezitters tijdens de 15de eeuw, wordt het goed in de loop van de 16de eeuw eigendom van de familie de Locquenghien, in 1656 wordt het gekocht door Laurentio Willemijns, nadien verandert het nog meermaals van eigenaar, om in de loop van de 19de eeuw bezit te worden van de familie Powis.

Het eigenlijke kasteel was gelegen bij de kerk en werd midden 19de eeuw afgebroken; in 1944 werd de rentmeesterswoning die als kasteel was ingericht, vernield en sedertdien werden de overblijvende aanhorigheden tot woning verbouwd.

De vier voormalige hoektorens en de F-vormige resterende vleugel geven de plattegrond aan van het vermoedelijk uit vier vleugels bestaande neerhof; van de overige gebouwen zijn geen sporen meer.

Vierkante, drie verdiepingen hoge torens bekroond met een ingesnoerde naald met kleine peerspits (leien), mogelijk 15de- of 16de-eeuws. Zandsteenbouw in breuksteenverband voorzien van schietgaten; kleine vensters en rondboogdeuren van zandsteen; in de rechtertoren aan de straatkant een aanzet van een poortstijl(?) naast een rondboogdeur.

Woon- en dienstvleugel met één bouwlaag en zadeldak (leien), met dakkapellen, grotendeels resulterend van de naoorlogse aanpassing.

Breuksteenbouw van zandsteen, voorzien van een van het kasteel afkomstige wapensteen met leus "Love and Faith". Alle muuropeningen zijn recent, op een rondboogpoort met imposten en sleutel in de achtergevel na.

Aan de Steenwagenstraat is het domein gedeeltelijk afgebakend door een breukstenen omheiningsmuur en tevens blijven een aantal olmen over de vroegere ingangsdreef.

Talrijke dorpswoningen in de omgeving bewaren muurpanden van plaatselijke zandsteen, waarvan in het omliggende talrijke groeven, zogenaamde "Diegemse steen", werden geëxploiteerd.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Meerbeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41402 (geraadpleegd op ).