De omgeving van de watermolen Te Leefdaal situeert zich ten westen van de Molendreef te Aarschot (deelgemeente Rillaar), even ten noorden van de dorpskern van Rillaar en ten zuiden van de Demer, en loopt een 100-tal meter stroomopwaarts langs de Grote Motte tot waar deze in het noordwesten de Kortakkerstraat raakt. De watermolen dateert van 1752 maar heeft een oudere kern. De waterlopen in het gebied werden verlegd en geleid in functie van de watermolen.
De molen wordt in 1378 voor het eerst vermeld als bezit van Jan Van Schoonhoven. In 1483 wordt deze verkocht aan het kapittel van de Sint-Pieterskerk van Leuven, zij blijven eigenaar tot de Franse Revolutie. Daarna kwam de molen in handen van achtereenvolgens de adellijke families de Trannoy en Vittu de Karraoul. In 1922 werd de watermolen verkocht aan de molenaarsfamilie Derijck. In 1963 kocht de geschied- en heemkundige Willie Schroeven en diens echtgenote Dora Van Doorne de molen en restaureerden ze het zodat ze er in konden wonen en maakten ze de molen opnieuw maalvaardig (Hekate, 2021).
De molen maakte deel uit van het Hof te Leefdael die eigendom was van de heerlijkheid Leefdael. Dit hof bestond uit de molen en een hoeve, omgeven door een gracht. De feodale heren hadden hier het land in bezit, maar hadden ook de rechten over de wind en het water waardoor ze er een molen mochten oprichten. Niemand anders had het recht om zonder toelating van de heer een molen op te richten. Daardoor hadden de heren het alleenrecht en moesten ingezetenen van de heerlijkheid hun graan hier laten malen (Hekate, 2021).
Beschrijving van de gebouwen op basis van inventarisatie in 1980.
Het betreft een molenhuis boven de deur gedateerd "anno 1752" met een oudere kern aan de beek De Motte met een bewaarde molen en sluiswerk. Het werd reeds afgebeeld op het Album de Croy uit de 17de eeuw. Het molenhuis werd verbouwd in de 18de eeuw en de tweede helft van de 19de eeuw. Het werk dateert van einde 19de eeuw en werd overgebracht vanuit Wallonië.
Het betreft een bakstenen gebouw, parallel met de straat en de beek, van één bouwlaag en zes traveeën. Het heeft twee deuren met zandstenen omlijsting met steekboog bovenlicht in een provinciale overgangsvorm naar de Louis XV-stijl, vier beluikte kruisramen met zandstenen omlijsting en drie dakkapellen. Het geheel draagt een leien zadeldak, en de zijpuntgevels zijn afgewerkt met vlechtingen en schouderstukken. Ten noorden ligt een L-vormig bakstenen gebouw (schuur?), met een poort langs de straatkant.
De molen bestaat uit twee koppels stenen (kunststeen), met houten steenkist met regelwerk bestaande uit houten halfronde stijltjes. De houten galg met ijzeren schroef en koepel is bewaard, van het luiwerk zijn enkel restanten bewaard. De stenen worden aangedreven door een kroonwerk, dit wordt in beweging gezet door orthogonaal op elkaar draaiende conische raderen van gietijzer waarvan het verticale rad het waterwiel is (kam- of camprad). De raderen werden zo geconstrueerd en geplaatst dat ijzeren op houten kammen inspelen. Het geheel beweegt in een gietijzeren stoel in hoofdzaak bestaande uit vier kolommen waarop meteen een steenbed rust met onderaandrijving. De koppels worden ingeschakeld met een schroefsysteem
Groot waterrad: met houten paletten, ijzer, gebout, van het type middenslag, met gietijzeren rollager en ijzeren as.
Sluis:
Pegel: nog aanwezig in de borststijl, een tweede pegel in de waterrand is waarschijnlijk ongeldig.
Voeding: via afleidingskanaal van de plaatselijke beek, geen reservoir.
Hoewel het roerwerk op zichzelf niet als uitzonderlijk kan beschouwd worden is het vrij volledig. Het waterwiel is gekenmerkt door grote afmetingen.
Tussen de Oude en Grote Motte komt natte klei voor (bodemtypes Efp en Eep), ten westen van de Oude Motte is dit nat tot vochtig zand (bodemtypes Sep en Sdf). Op verschillende plaatsen in de Demervallei werd in het verleden de alluviale klei gewonnen als grondstof voor de productie van baksteen.
De valleien van de kleinere waterlopen in de Demervallei getuigen van de oorspronkelijke waterhuishouding in dit gebied. Op de valleibodem zijn de meeste waterlopen in grote mate vergraven, aangelegd of gekanaliseerd. Zo verlaat de Grote Motte, die het gebied in het noorden en westen begrenst, haar oorspronkelijke tracé, de Oude Motte, en loopt ingedijkt en uitgegraven verder door naar Schoonhoven als de Nieuwe Motte. Deze aanpassing van de natuurlijke waterloop werd onder andere uitgevoerd om de sinds de middeleeuwen gekende watermolen Te Leefdaal aan te drijven. Deze wordt op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) weergegeven als ‘de molen van Rillaar’, ten oosten van de samenvloeiing van de Oude en de Grote Motte.
De oevers van de waterloop in de nabijheid van de molen zijn op veel plaatsen verhard met muren om weerstand te bieden aan de waterstroming. De woelkom is ook beschermd met schanskorven. In 1992 werden door het bestuur voor Monumenten- en Landschapszorg een aantal plantensoorten voorgesteld om de beekoevers en -bermen vast te leggen. Een aantal van deze plantensoorten komen hier in 2021 nog steeds voor (Hekate, 2021).
De directe omgeving van de watermolen bestaat uit een drietal tuinen rond de molenaarswoning en het dienstgebouw. Aan de straatzijde is de site afgezet met een haag van haagbeuk. De ruime omgeving van de watermolen bestond op het einde van de 18de eeuw uit akkers, weiland en enkele bospercelen. Bomenrijen vormden de perceelscheidingen. De akkers zijn ten opzichte van de Ferrariskaart grotendeels verdwenen en vervangen door grasland. Slechts enkele van de oorspronkelijke bomenrijen bleven bewaard. In het gebied zijn enkele kleine bosjes aanwezig.
In het gebied loopt de onverharde Molenvoetweg van oost naar west, tussen de Molendreef en de Kortakker. Deze weg is reeds op de kaart van Vandermaelen afgebeeld en qua tracé steeds hetzelfde gebleven.
Auteurs: de Haan, Aukje; Cox, Lise; De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: de Haan A. & Cox L. & De Schepper J. 2024: Watermolen van Leefdaal en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/433545 (geraadpleegd op ).
De omgeving van de watermolen Te Leefdaal situeert zich ten westen van de Molendreef te Aarschot (deelgemeente Rillaar), even ten noorden van de dorpskern van Rillaar en ten zuiden van de Demer, en loopt een 100-tal meter stroomopwaarts langs de Grote Motte tot waar deze in het noordwesten de Kortakkerstraat raakt.
Tussen de Oude en Grote Motte komt natte klei voor (bodemtypes Efp en Eep) voor, ten westen van de Oude Motte is dit nat tot vochtig zand (bodemtypes Sep en Sdf). Op verschillende plaatsen in de Demervallei werd in het verleden de alluviale klei gewonnen als grondstof voor de productie van baksteen. De valleien van de kleinere waterlopen in de Demervallei getuigen van de oorspronkelijke waterhuishouding in dit gebied. Op de valleibodem zijn de meeste waterlopen in grote mate vergraven, aangelegd of gekanaliseerd. Zo verlaat de Grote Motte, die het beschermde landschap in het noorden en westen begrenst, haar oorspronkelijke tracé, de Oude Motte, en loopt ingedijkt en uitgegraven verder door naar Schoonhoven als de Nieuwe Motte. Deze aanpassing van de natuurlijke waterloop werd onder andere uitgevoerd om de sinds de middeleeuwen gekende watermolen Te Leefdaal aan te drijven. Deze wordt op de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) weergegeven als ‘de molen van Rillaar’, ten oosten van de samenvloeiing van de Oude en de Grote Motte. De omgeving van de watermolen bestond op het einde van de 18de eeuw uit akkers, weiland en enkele bospercelen. Bomenrijen vormden de perceelscheidingen. De akkers zijn ten opzichte van de Ferrariskaart grotendeels verdwenen en vervangen door grasland. Slechts enkele van de oorspronkelijke bomenrijen bleven bewaard.
Auteurs: Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Cox L. 2013: Watermolen van Leefdaal en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/433544 (geraadpleegd op ).
Het betreft een molenhuis boven de deur gedateerd "anno 1752" met een oudere kern aan de beek De Motte met een bewaarde molen en sluiswerk.
Het werd reeds afgebeeld op het Album de Croy uit de 17de eeuw. Het molenhuis werd verbouwd in de 18de eeuw en de tweede helft van de 19de eeuw. Het werk dateert van einde 19de eeuw en werd overgebracht vanuit Wallonië.
Het betreft een bakstenen gebouw, parallel met de straat en de beek, van één bouwlaag en zes traveeën. Het heeft twee deuren met zandstenen omlijsting met steekboog bovenlicht in een provinciale overgangsvorm naar de Louis XV-stijl, vier beluikte kruisramen met zandstenen omlijsting en drie dakkapellen. Het geheel draagt een leien zadeldak, en de zijpuntgevels zijn afgewerkt met vlechtingen en schouderstukken. Ten noorden ligt een L-vormig bakstenen gebouw (schuur?), met een poort langs de straatkant.
De molen bestaat uit twee koppels stenen (kunststeen), met houten steenkist met regelwerk bestaande uit houten halfronde stijltjes. De houten galg met ijzeren schroef en koepel is bewaard, van het luiwerk zijn enkel restanten bewaard. De stenen worden aangedreven door een kroonwerk, dit wordt in beweging gezet door orthogonaal op elkaar draaiende conische raderen van gietijzer waarvan het verticale rad het waterwiel is (kam- of camprad). De raderen werden zo geconstrueerd en geplaatst dat ijzeren op houten kammen inspelen. Het geheel beweegt in een gietijzeren stoel in hoofdzaak bestaande uit vier kolommen waarop meteen een steenbed rust met onderaandrijving. De koppels worden ingeschakeld met een schroefsysteem
Groot waterrad: met houten paletten, ijzer, gebout, van het type middenslag, met gietijzeren rollager en ijzeren as.
Sluis:
Pegel: nog aanwezig in de borststijl, een tweede pegel in de waterrand is waarschijnlijk ongeldig.
Voeding: via afleidingskanaal van de plaatselijke beek, geen reservoir
Hoewel het roerwerk op zichzelf niet als uitzonderlijk kan beschouwd worden is het vrij volledig. Het waterwiel is gekenmerkt door grote afmetingen.
Bron: Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, beschermingsdossier DB000580, Watermolen te Leefdaal.
Auteurs: De Schepper, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Schepper J. 1980: Watermolen van Leefdaal en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187186 (geraadpleegd op ).
Watermolen, boven de deur gedateerd ANNO 1752. Baksteenbouw met sokkel en hoekstenen van ijzerzandsteen. Rechthoekige vensters met zandstenen omlijstingen in de vorm van hoekkettingen (oorspronkelijk reeds zonder kruisramen); fraaie steekboogdeuromlijsting in een provinciale overgangsvorm naar de Louis XV-stijl. Kleine steekboograampjes van gesinterde baksteen in de zijgevel. Zijpuntgevels afgewerkt met vlechtingen en schouderstukken. Aanpassingen uit 1967.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Watermolen van Leefdaal en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41467 (geraadpleegd op ).