Traditioneel diephuis op de hoek van Hoogstraat en Reyndersstraat, genaamd “ ‘t Greffoen” of “Den Gulden Greffoen”, en vanaf de late 16de eeuw ook “Mechelen”. Volgens archiefonderzoek werd het pand opgetrokken omstreeks 1495, waarmee het tot de oudst bewaarde stenen woningen in Antwerpen behoort. Het imposante diephuis, dat oorspronkelijk ook het aanpalende Reyndersstraat 1 omvatte, vormde het pendant van het naar omvang gelijkaardige, in 1936 gesloopte huis “Gulden Bot”. Beide tegenoverliggende hoekpanden van Hoogstraat en Reyndersstraat, markeerden de kruising van twee van de belangrijke handelsassen en invalswegen in de oude binnenstad. De eerste vermelding van “ 'tGreffoen” gaat terug tot 1424, mogelijk een constructie in houtbouw die bij de brand van de Hoogstraat in 1443 werd verwoest. De gewelfde kelder van het pand wijst op een oorsprong die opklimt tot de vroege 14de eeuw. Vanaf het midden van de 16de eeuw werd “Den Gulden Greffoen” als handelshuis bewoond door lakenkooplui. In de tweede helft van de 19de eeuw werd het oorspronkelijke gebouw opgesplitst in twee panden (Hoogstraat 37 en Reyndersstraat 1).
“Den Gulden Greffoen” kwam in 1981 in het bezit van de vzw Jacob Harrewijnstichting, die datzelfde jaar in de schoot van petroleummaatschappij Petrofinina was opgericht, met als doel het aankopen en restaureren van waardevolle historische panden. De restauratie van “Den Gulden Greffoen” onder leiding van de architect Paul J. Leysen, was het eerste concrete project van de stichting. Tijdens het uitgebreide archeologisch en bouwhistorisch onderzoek dat in 1981 aan de werken voorafging, werd de cementering van de gevels verwijderd, en kwamen bij de ontmanteling van het interieur wandschilderingen uit de tweede helft van de 16de eeuw aan het licht, onderdeel van een decoratief schema in renaissancestijl. De restauratiewerken, vergund eind 1982, werden in 1983 aangevat door de aannemer Borgmans uit Vosselaar, en in 1984 voltooid. De aangetroffen bouwsporen lieten toe de gevels in hun oorspronkelijke toestand te reconstrueren, met aanvulling van de lacunes door eigentijds vormgegeven elementen. Vanwege de slechte bewaringstoestand van het baksteenmetselwerk, werd geopteerd voor een gevelbepleistering met vrijlating van de aangevulde, constructieve onderdelen uit zand- en natuursteen. In het interieur bleven de balkenzolderingen en dakspant bewaard.
Hoekhuis van twee bouwlagen en vijf bij drie traveeën onder een steil zadeldak (nok loodrecht op de Hoogstraat, pannen). Oorspronkelijk strekte het volume zich uit tot het drie traveeën tellende Reyndersstraat 1, getuige de doorlopende sokkel, daklijst en gevelverankering. Bepleisterde opstanden, opgetrokken in bak- en zandsteenbouw verankerd door smeedijzeren muurankers, met vrijlating van de sokkel, hoekblokken, waterlijsten, vensterposten, negblokken en dekstenen. Puntgevel met schouderstukken bekroond door bolornamenten aan de Hoogstraat. De volledig verbouwde pui werd in eigentijdse vormt gereconstrueerd volgens de oorspronkelijke de traveeënindeling, met een middenportaal en getraliede bovenlichten. De eerste verdieping vormt een register van gekoppelde kruiskozijnen, drieledig in de bredere tweede en voorlaatste travee, met geprofileerde posten, lateien, onder de gevelbepleistering verborgen ontlastingsbogen met sluitsteen, en eigentijdse kruismonelen, op een omlopende waterlijst. De drieledige, door waterlijsten gemarkeerde geveltop, wordt in de eerste twee registers geopend door naar boven toe verkleinende, rechthoekige drielichten met een lager middenluik, respectievelijk tussen kruiskozijnen en zijvensters, voorzien van kwarholle posten of negblokken; het bovenste middenluik onderscheidt zich door een latei op korbelen. Rechthoekig luik met kwartholle negblokken in de topgeleding. Zijgevel aan de Reyndersstraat op een sokkel waarin getraliede tweelichten, afgewerkt met een daklijst. Pui-opening in de eerste travee, klooster-, kruis- en eigentijds deurkozijn, alle met kwartholle negblokken, in de twee rechter traveeën.
Interieur. Tweebeukige kelder overwelfd door tongewelven, en opgedeeld door drie gordelbogen op vierkante pijlers uit witte steen. Eiken zolderingen van vier traveeën met moer- en kinderbalken op de begane grond en bovenverdieping, en eiken dakstructuur van het type sporenkap met drie jukspanten voorzien van telmerken. Wandschildering op de eerste verdieping tegen de noordmuur, in de vorm van een tapijtimitatie tussen hermen.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2018: Den Gulden Greffoen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298070 (geraadpleegd op ).
Voormalig huis "Mechelen" (1643) en "Greffoen". Belangrijk hoekhuis van twee verdiepingen onder steil zadeldak (Vlaamse pannen, nok loodrecht op de Hoogstraat), opklimmend tot de 16de eeuw.
Voorgevel: vijf traveeën brede, gecementeerde tuitgevel met aandak en schouderstukken. Behouden muurankers.
Gekoppelde rechthoekige vensters met arduinen latei en lekdrempels; afgekante stijlen (verbouwingen van de oorspronkelijke kruiskozijnen). Drieledige top met rechthoekige muuropeningen. Enkel de luikgaten van de bovenste geleding bleven intact bewaard: dieper geplaatst middenluik waarvan de latei rust op karbeeltjes en kleinere zijluiken. Zijgevel: vrijwel blinde lijstgevel van vier traveeën. Storend reclamebord. Recente puien met brede winkelramen. Hoogte van de begane grond laat oorspronkelijke insteek vermoeden.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Den Gulden Greffoen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4147 (geraadpleegd op ).