De Torenmolen van Betekom, opklimmend tot de 16de eeuw, is een bewaarde molenromp (ruïne) van een korenmolen, van het type bovenkruier, stenen grondzeiler, die op zijn beurt teruggaat op een 14de-eeuwse torenmolen.
De molen is gelegen op de Molenberg, een 50 m hoge getuigeheuvel, ten noorden van het dorpscentrum van Betekom. Het landschap gedomineerd door de molen en de voormalige bijhorende molenaarswoning is lang een beeldbepaalde element geweest op de Molenberg.
Een deel van de Hagelandse Heuvels en ook de Molenberg zijn begin 19de eeuw omgezet naar perzikboomgaard. De Molenberg onderging pas een landschappelijke verandering na de jaren 1960 toen na de teloorgang van de perzikenteelt in het Hageland een extensivering gebeurde met aanplant van Corsicaanse den, kleine akkertjes en een langzame verstruweling. Na het verlies van de landbouwkundige functie van de Molenberg, verloor de molen zijn context door sterke lintbebouwing. De molenaarswoning werd afgebroken en de verkaveling op en rond de Molenberg nam toe. Door het ontbreken van beheer veranderde het overblijvende landschap in een gesloten boslandschap. Thans is de Molenberg niet meer erg groot maar het blijft een waardevolle groene plek met holle wegen en kleine paden.
De molenruïne gaat terug op een torenmolen, vermoedelijk gebouwd tussen 1300 en 1400 en eigendom van de heren van Rivieren, lokale adellijke grondheren die belangrijke bezittingen hadden in Betekom, Gelrode, Langdorp en Aarschot. De kern van hun heerlijkheid (domein) was het kasteel van Rivieren in Gelrode, niet ver van de dorpskern van Betekom. Door zijn strategische ligging op de getuigeheuvel onderging de molen geregeld het geweld van de oprukkende of wegtrekkende legers: brandstichtingen van de molen konden tussen 1486 en 1914 gedocumenteerd worden. De eerst gekende afbeelding van deze molen in zijn nog actuele vorm dateert van 1597 en in 1606 wordt de molen als stenen molen vermeld in een akte.
De originele bestemming van het volume zou een molen geweest zijn: slechts in deze optiek is de aanwezigheid van de twee grote rondboogvormige doorgangen op de begane grond te verklaren. Opgravingen doen vermoeden dat hier vroeger al een andere molen stond. De afwezigheid van enige fortificatie van het gebouw en zijn ingangen en het ontbreken van een minimum aan comfort-elementen sluiten een gebruik als verschansing of als woontoren uit. Zoals bij de meeste torenmolens, zou de molen oorspronkelijk een binnenkruier geweest zijn: de molenwieken worden van binnen uit naar de wind gedraaid. Dit type molens had doorgaans een werkvloer - wellicht ondersteund door een gewelf - ter hoogte van de drie hoofdvensters en een kapzolder voorzien van observatievensters waar de molenkap naar de wind gekruid werd. Deze twee niveaus waren inwendig verbonden door een half in de muur ingewerkte wenteltrap. Ook was er in de muur een koker voorzien om de zakken en de molenstenen op en af te laten.
Rond 1571 besliste de Heer van Rivieren-Aarschot de molen te ‘moderniseren’ tot een bovenkruier/grondzeiler. Dit vergde bijkomend vermogen en bijgevolg langere wieken. Uit stevigheidsoverwegingen werd de kleine motte waarop de molen stond afgegraven. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor (de latere toevoeging van) het zandstenen parement aan de molenvoet. Mogelijk als gevolg van onesthetische herstellingen in de daaropvolgende eeuwen, werd de molen witgekalkt, zoals afgebeeld op 18de eeuwse figuratieve kaarten. Na de Franse Revolutie besliste men het binnenwerk te vernieuwen. Met weinig oog voor het constructieve en esthetische werden er grondige aanpassingen doorgevoerd. Voortgaande op bewaarde prentkaarten, werkte de molen tot in 1914 als een witgekalkte stenen grondzeiler met pestelroeden onder een kegelvormige kap met Engels kruiwerk. In 1914 stak het terugtrekkende Belgische leger de molen in brand. Sinds toen rest er van het gebouw enkel nog de huidige circa 10 meter hoge, lege romp.
Na heel wat plaatselijke acties werd de ruïne in 1990 van de sloop gered doordat Natuurpunt de grond aankocht en samen met vrijwilligers van de plaatselijke Heemkundige Kring startte met instandhoudingswerken waarbij vooral de voet van de molen geconsolideerd werd. Sinds 1993 is het gebouw beschermd als monument. In 2013 startte het KIK met een historisch onderzoek naar het gebruik, de stabiliteit, de herkomst en een optimale behandeling van de ijzerstandsteen in de molenruïne. Deze studie moest uitsluitsel brengen over de beste strategie voor een duurzame conservatie en restauratie van de molen. Na de opmaak van een beheersplan (2016) worden momenteel restauratie- en consolidatiewerken uitgevoerd met oog voor de toegankelijkheid van de toren, naar ontwerp van ALT architectuur (Gent).
De cilindrische molenromp is opgebouwd uit gehouwen Diestiaanse ijzerzandsteen, een typisch bouwmateriaal van de streek dat, veelal in combinatie met speklagen uit kalkzandsteen van Gobertange, kenmerkend is voor de zogenaamde Demergotiek. De romp zelf lijkt oorspronkelijk homogeen in ijzerzandsteen opgetrokken te zijn. In de door vandalisme beschadigde delen van de romp werd teruggevonden dat ook ongehouwen ijzerzandsteen werd gebruikt in de fundamenten en samen met kalkmortel, als opvulmateriaal daar waar grote muurdikten optreden. De binnenkant van de muren werd deels opgemetst in baksteen zoals de korfboogvormige binnengewelven van de vensteropeningen en nissen, waarbij het onderscheid tussen originele afwerking en latere herstellingen soms zeer moeilijk te maken is. In al deze aspecten is de bouwtechniek bijna identiek aan deze van de Maagdentoren in Zichem die door R. Lemaire op het einde van de 14de eeuw wordt gedateerd en volgens F. Dopere en W. Ubregts tussen 1383 en 1386. In een latere periode werd de hele molenvoet voorzien van een hoog kalkzandstenen parement (Gobertange) met twee afgeschuinde puilijsten. Dezelfde kalksteen werd gebruikt voor de geblokte omlijstingen van de twee rondboogvormige doorgangen. Het gebouw is verder voorzien van talrijke en relatief grote rondboogvormige vensteropeningen die ongeveer op twee rijen en geschrankt werden aangebracht.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2020: Romp van Torenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359641 (geraadpleegd op ).
Oude ronde toren (molen ?) van ijzerzandsteen en zandsteen; hoge zandstenen onderbouw; rondboogdeur en sporen van rondboogvensters. Op verscheidene plaatsen hersteld met rode baksteen.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Romp van Torenmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41481 (geraadpleegd op ).