De in 1784 gedateerde pastorie met ommuurde tuin is gelegen ten noorden van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk.
Vertrijk, deel uitmakend van de fusie Boutersem, is gelegen in de Velpevallei, in het zuiden van het Hageland. De oudste vermelding als "Vertreiik" zou voorkomen in een akte van 1122 waarin sprake is van een schenking van gronden aan de abdij van Affligem. De Onze-Lieve-Vrouwkerk – aanvankelijk een zelfstandige parochie die sinds 1455 onder Boutersem ressorteerde – was eertijds in het bezit van het Luikse Sint-Lambertuskapittel die er het patronaat en het tiendenrecht bezat. Deze toestand wordt bevestigd door een pauselijke bul van 1162. Na een ruiloperatie kwam Vertrijk in de loop van de 16de eeuw in handen van de abdij van Villers-la-Ville.
Als gevolg van een gestage bevolkingsaangroei tijdens de 18de eeuw rees de steeds pertinentere vraag naar een eigen, residerende bedienaar. Na een lokale petitie besliste de Raad van Brabant op 16 januari 1782 uiteindelijk tot een scheiding van de parochies Boutersem en Vertrijk. Voor de toekomstige pastoor van Vertrijk werd een jaarlijkse vergoeding voorzien en de abdij van Villers werd verplicht tot de bouw van een pastorie. Hiertoe verwierf de abdij via grondruil een rechthoekig, ruim 143 roeden groot perceel ten noorden van de kerk dat om veiligheidsreden meteen met een dubbele "doornhaag" werd omheind. Aangezien het bouwperceel niet aan de openbare weg grensde kon de naburige eigenaar ertoe worden overgehaald vrije doorgang te verlenen vanaf de Roosbeeksestraat.
Nog volgens de archivalia werd de tuin in drie zones opgedeeld. Het laagst gelegen gedeelte onderaan de helling richting Velpe was beplant met struikgewas, terwijl op de hoger gelegen zone een moestuin en boomgaard werden aangelegd. Na het steken van een waterput kon de eigenlijke werf beginnen. Er werd gestart met de bouw van het linker bijgebouwtje, in feite de toekomstige paardenstal, dat tijdelijk als werfkeet zou fungeren. Daarna volgde zijn symmetrische tegenhanger aan rechterzijde bestemd als koe- of schapenstal waarna tussen beide in het hoofdgebouw werd opgetrokken. De ruwbouw was in 1783 afgerond. Het jaartal 1784 boven de toegangsdeur verwijst naar de eindafwerking. Ten slotte werd het voorpleintje omsloten met een bakstenen muur, doorbroken met een overluifelde inrijpoort en een eveneens overluifelde, smallere doorgang naar het kerkhof.
De oudste iconografische bron is een bedevaartvaantje uit 1788 met opschrift "D’H:Lucia patronersse tegen alle bloed quaelen en quaede oogen rustende tot Vertyck. 1788". Het geeft een algemeen zicht op kerk en pastorie vanuit het noordwesten. De pastorie met ogenschijnlijk omhaagde tuin is er voorgesteld met de flankerende bijgebouwtjes en met een (nu verdwenen dakkapel) aan de achterzijde. Dit initiële, grosso modo U-vormige concept wordt bevestigd door de Primitieve kadasterkaart (1815-1820) die tevens een beeld geeft van de achterliggende tuin met kruisvormig padenpatroon. De Poppkaart (circa 1860), waarop het naar de Sint-Luciakapel afdalende steegje met stippellijn is aangeduid, geeft een identiek beeld. Na 1860 verdween het padenkruis uit het kadastraal beeld van de momenteel verwilderde en verwaarloosde tuin.
Wellicht tegen het einde van de 19de eeuw onderging de pastorie enkele wijzigingen zowel op het vlak van binnenafwerking als buitenschrijnwerk. Aangezien de betreffende archiefstukken niet bleven bewaard is een exacte datering onmogelijk. Na de rechttrekking van de Velpe rond 1900 werd de oude Velpearm in de pastorietuin geïncorporeerd en omgevormd tot vijvertje. De bouw van de huidige tuinmuur dient in dezelfde periode gesitueerd. Twee, respectievelijk vóór en na 1906 te dateren, foto's geven een zicht op de pastorie vanaf de Roosbeeksestraat met de inmiddels verdwenen overluifelde poort, de dakkappelen op hoofd- en bijgebouwen en het klokkenruiterje.
In een recenter verleden werd het initiële U-vormige planconcept verstoord door allerhande kleine bijgebouwen en werden de houten ramen vervangen door banale kunststofexemplaren. Het initiële linkse bijgebouwtje werd in gebruik genomen door de lokale jeugdbeweging, het rechtse werd omgevormd tot garage.
Aan de noordzijde van de kerk, ter hoogte van het koor, zorgt een smalle, overluifelde doorbraak in de kerkhofmuur voor de verbinding met de achterliggende pastorie, tevens toegankelijk via een inmiddels verdwenen overluifelde poort (Gobertange omlijsting in bewaring bij de gemeente), aan het einde van de toegangsweg. De in een gevelsteen 1784 gedateerde pastorie met symmetrische bijgebouwtjes ligt ingeplant aan een semi-verhard en ommuurd voorplein met fraaie Gobertange stoep over de gehele lengte van de voorgevel. Ze is opgevat als een vijf traveeën breed en twee bouwlagen hoog dubbelhuis afgedekt met een zadeldak (rode mechanische pan). Het geheel is opgetrokken in rode baksteen (knipvoegen) met verwerking van Gobertange voor lage plint, regelmatige hoekkettingen, geprofileerde kroonlijst en omlijstingen. De strakke symmetrische ordonnantie met grote vensters (voorheen beluikt) in een lichtgetoogde, plattebandomlijsting met vooruitspringende sluitsteen wijst op een Lodewijk XV-invloeden. De zesdelige 19de-eeuwse ramen werden recent vervangen door banale kunststof. De centrale inkomdeur – een witgeschilderde en getraliede houten paneeldeur met bovenlicht, versierd met tandlijst en diamantkopmotieven - wordt in evidentie gesteld door een eveneens lichtgetoogde omlijsting met oren en neuten, een geprofileerde druiplijst en een sleutel met Lodewijk XVI-motief. Erboven een datumsteen met opschrift "Anno 1784". Twee langgerekte kleine openingen in de plint situeren de kelders onder de rechter woonhelft.
De achtergevel met bakstenen muizentandfries vormt een versoberde repliek van de voorgevel. Hier ontbreken de hoekkettingen en wordt de 19de-eeuwse beglaasde paneeldeur omkaderd door een licht getoogde, vlakke omlijsting met sluitsteen en getralied (momenteel dichtgemetseld) bovenlicht. Naar verluidt bevatte het houten raam het ingebeitelde jaartal 1784. De ordonnantie wordt verstoord door het aangebouwde, kleine sanitaire blok. In de beide zijgevels met telkens twee beluikte zoldervenstertjes met vlakke rechthoekige omlijsting wijst het ontbreken van vlechtingen en aandak op herstellingen van de dakrand.
Het hoofdvolume wordt aan weerszijden geflankeerd door symmetrisch opgestelde en identieke, rechthoekige bijgebouwtjes die respectievelijk als koe- en als paardenstal fungeerden. Vooraan zijn ze uitgewerkt als, ten opzichte van de gevellijn, vooruitspringende, éénlaagse hoekpaviljoentjes terwijl het achterliggende gedeelte is afgewerkt met een steil, op de zijgevel aansluitend lessenaarsdak. Beide bakstenen gebouwtjes met regelmatige hoekkettingen, steigergaten en bakstenen muizentandfries zijn lateraal opengewerkt met een natuurstenen steekboogdeurtje met sluitsteen en een vierkant venstertje in een plattebandomlijsting. De zijgevels tonen verluchtingsspleten met daarnaast recentere en/of aangepaste muuropeningen, de voorgevel een banale garagepoort. Bakhuis en waterput ter hoogte van de oostelijke zijgevel, waarvan sprake in de aantekeningen van wijlen pastoor Kempeneers, zijn verdwenen. Voorts later toegevoegde bijgebouwen.
De pastorie van Vertrijk toont de gebruikelijke plattegrond met op het gelijkvloers een brede, centrale dwarsgang waarop vier vertrekken uitgeven. Vanuit de gang met originele zwart en witte tegelvloer, marmeren plint en (overschilderde) marmerschildering leidt een sobere bordestrap naar de vier kamers op de verdieping en naar de ruime zolders. Verder drie ruime, overwelfde kelders met Gobertange trap en tegelvloer. De binnenafwerking is deels eind 18de-eeuws en deels 19de-eeuws van origine: brede planken vloeren waarvan sommige getamponneerd, gestucte plafonds met fijne meerledige profilering, geverniste brede paneeldeuren, opgeklampte deuren (kelder, zolder, buitendeurtje), onderling verschillende en vrij bescheiden marmeren schouwen. De twee traditionele dakspanten tonen sporen van aanpassingen en herstellingen.
Achter de pastorie strekt zich een ruim 48 are grote verwilderde tuin uit, omsloten door een getrapte bakstenen ommuring: een bij de pastorie aansluitend vlak perceel met (oorspronkelijk) padenkruis en, op de helling naar de Velpe, een informeel aangelegd perceel met vijvertje, een verbrede vroegere Velpearm die hier in 1900 werd rechtgetrokken. Een momenteel overwoekerd hekken tussen bakstenen pijlers scheidt beide zones. Het informeel gedeelte wordt gedomineerd door hoge opslag van gewone esdoorn (Acer Pseudoplatanus) en gewone es (Fraxinus excelsior). Op de scheiding met het vlakke "kruisperceel" bevindt zich de enige, nog aanwezige, originele beplanting: een rij geknotte linden (Tilia x europaea), waarin de ineen gegroeide gesteltakken van twee eveneens geknotte beuken (Fagus sylvatica) een uniek "gotisch poortje" vormen ter hoogte van het uiteinde van één van de kruisarmen. Beide beuken vormen één kroon. Dit 'poortje' was vermoedelijk de toegang vanuit het formele naar het informele gedeelte van de tuin en is gesitueerd bij het uiteinde van een van de armen van het kruis. Tussen de knotwilgen bevindt zich ook een vrij zeldzame struik, met name Europese pimpernoot (Staphylea pinnata).
Deze tekst is een samenvoeging van volgende twee teksten:
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & Paesmans G. 2018: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie met ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298425 (geraadpleegd op ).
Vertrijk, deel uitmakend van de fusie Boutersem, is gelegen in de Velpevallei, in het zuiden van het Hageland. De oudste vermelding als "Vertreiik" zou voorkomen in een akte van 1122 waarin sprake is van een schenking van gronden aan de abdij van Affligem. De Onze-Lieve-Vrouwkerk – aanvankelijk een zelfstandige parochie die sinds 1455 onder Boutersem ressorteerde – was eertijds in het bezit van het Luikse Sint-Lambertuskapittel die er het patronaat en het tiendenrecht bezat. Deze toestand wordt bevestigd door een pauselijke bul van 1162. Na een ruiloperatie kwam Vertrijk in de loop van de 16de eeuw in handen van de abdij van Villers-la-Ville.
Als gevolg van een gestage bevolkingsaangroei tijdens de 18de eeuw rees de steeds pertinentere vraag naar een eigen, residerende bedienaar. Na een lokale petitie besliste de Raad van Brabant op 16 januari 1782 uiteindelijk tot een scheiding van de parochies Boutersem en Vertrijk. Voor de toekomstige pastoor van Vertrijk werd een jaarlijkse vergoeding voorzien en de abdij van Villers werd verplicht tot de bouw van een pastorie. Hiertoe verwierf de abdij via grondruil een rechthoekig, ruim 143 roeden groot perceel ten noorden van de kerk dat om veiligheidsreden meteen met een dubbele "doornhaag" werd omheind. Aangezien het bouwperceel niet aan de openbare weg grensde kon de naburige eigenaar ertoe worden overgehaald vrije doorgang te verlenen vanaf de Roosbeeksestraat.
Nog volgens de archivalia werd de tuin in drie zones opgedeeld. Het laagst gelegen gedeelte onderaan de helling richting Velpe was beplant met struikgewas, terwijl op de hoger gelegen zone een moestuin en boomgaard werden aangelegd. Na het steken van een waterput kon de eigenlijke werf beginnen. Er werd gestart met de bouw van het linker bijgebouwtje, in feite de toekomstige paardenstal, dat tijdelijk als werfkeet zou fungeren. Daarna volgde zijn symmetrische tegenhanger aan rechterzijde bestemd als koe- of schapenstal waarna tussen beide in het hoofdgebouw werd opgetrokken. De ruwbouw was in 1783 afgerond. Het jaartal 1784 boven de toegangsdeur verwijst naar de eindafwerking. Ten slotte werd het voorpleintje omsloten met een bakstenen muur, doorbroken met een overluifelde inrijpoort en een eveneens overluifelde, smallere doorgang naar het kerkhof.
De oudste iconografische bron is een bedevaartvaantje uit 1788 met opschrift "D’H:Lucia patronersse tegen alle bloed quaelen en quaede oogen rustende tot Vertyck. 1788". Het geeft een algemeen zicht op kerk en pastorie vanuit het noordwesten. De pastorie met ogenschijnlijk omhaagde tuin is er voorgesteld met de flankerende bijgebouwtjes en met een (nu verdwenen dakkapel) aan de achterzijde. Dit initiële, grosso modo U-vormige concept wordt bevestigd door de Primitieve kadasterkaart (1815-1820) die tevens een beeld geeft van de achterliggende tuin met kruisvormig padenpatroon. De Poppkaart (circa 1860), waarop het naar de Sint-Luciakapel afdalende steegje met stippellijn is aangeduid, geeft een identiek beeld. Na 1860 verdween het padenkruis uit het kadastraal beeld van de momenteel verwilderde en verwaarloosde tuin. Wellicht tegen het einde van de 19de eeuw onderging de pastorie enkele wijzigingen zowel op het vlak van binnenafwerking als buitenschrijnwerk. Aangezien de betreffende archiefstukken niet bleven bewaard is een exacte datering onmogelijk. Na de rechttrekking van de Velpe rond 1900 werd de oude Velpearm in de pastorietuin geïncorporeerd en omgevormd tot vijvertje. De bouw van de huidige tuinmuur dient in dezelfde periode gesitueerd. Twee, respectievelijk vóór en na 1906 te dateren, foto's geven een zicht op de pastorie vanaf de Roosbeeksestraat met de inmiddels verdwenen overluifelde poort, de dakkappelen op hoofd- en bijgebouwen en het klokkenruiterje.
In een recenter verleden werd het initiële U-vormige planconcept verstoord door allerhande kleine bijgebouwen en werden de houten ramen vervangen door banale kunststofexemplaren.
Het initiële linkse bijgebouwtje werd in gebruik genomen door de lokale jeugdbeweging, het rechtse werd omgevormd tot garage.
Het centrum van Vertrijk wordt gevormd door de op de linkeroever van de Velpe, op de "Scherpenberg" ingeplante Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk met achterliggend de pastorie.
Aan de noordzijde van de kerk, ter hoogte van het koor, zorgt een smalle, overluifelde doorbraak in de kerkhofmuur voor de verbinding met de achterliggende pastorie, tevens toegankelijk via een inmiddels verdwenen overluifelde poort (Gobertange omlijsting in bewaring bij de gemeente), aan het einde van de toegangsweg. De in een gevelsteen 1784 gedateerde pastorie met symmetrische bijgebouwtjes ligt ingeplant aan een semi-verhard en ommuurd voorplein met fraaie Gobertange stoep over de gehele lengte van de voorgevel. Ze is opgevat als een vijf traveeën breed en twee bouwlagen hoog dubbelhuis afgedekt met een zadeldak (rode mechanische pan). Het geheel is opgetrokken in rode baksteen (knipvoegen) met verwerking van Gobertange voor lage plint, regelmatige hoekkettingen, geprofileerde kroonlijst en omlijstingen. De strakke symmetrische ordonnantie met grote vensters (voorheen beluikt) in een lichtgetoogde, plattebandomlijsting met vooruitspringende sluitsteen wijst op een Lodewijk XV-invloeden. De zesdelige 19de-eeuwse ramen werden recent vervangen door banale kunststof. De centrale inkomdeur – een witgeschilderde en getraliede houten paneeldeur met bovenlicht, versierd met tandlijst en diamantkopmotieven - wordt in evidentie gesteld door een eveneens lichtgetoogde omlijsting met oren en neuten, een geprofileerde druiplijst en een sleutel met Lodewijk XVI-motief. Erboven een datumsteen met opschrift "Anno 1784". Twee langgerekte kleine openingen in de plint situeren de kelders onder de rechter woonhelft.
De achtergevel met bakstenen muizentandfries vormt een versoberde repliek van de voorgevel. Hier ontbreken de hoekkettingen en wordt de 19de-eeuwse beglaasde paneeldeur omkaderd door een licht getoogde, vlakke omlijsting met sluitsteen en getralied (momenteel dichtgemetseld) bovenlicht. Naar verluidt bevatte het houten raam het ingebeitelde jaartal 1784. De ordonnantie wordt verstoord door het aangebouwde, kleine sanitaire blok. In de beide zijgevels met telkens twee beluikte zoldervenstertjes met vlakke rechthoekige omlijsting wijst het ontbreken van vlechtingen en aandak op herstellingen van de dakrand.
Het hoofdvolume wordt aan weerszijden geflankeerd door symmetrisch opgestelde en identieke, rechthoekige bijgebouwtjes die respectievelijk als koe- en als paardenstal fungeerden. Vooraan zijn ze uitgewerkt als, ten opzichte van de gevellijn, vooruitspringende, éénlaagse hoekpaviljoentjes terwijl het achterliggende gedeelte is afgewerkt met een steil, op de zijgevel aansluitend lessenaarsdak. Beide bakstenen gebouwtjes met regelmatige hoekkettingen, steigergaten en bakstenen muizentandfries zijn lateraal opengewerkt met een natuurstenen steekboogdeurtje met sluitsteen en een vierkant venstertje in een plattebandomlijsting. De zijgevels tonen verluchtingsspleten met daarnaast recentere en/of aangepaste muuropeningen, de voorgevel een banale garagepoort. Bakhuis en waterput ter hoogte van de oostelijke zijgevel, waarvan sprake in de aantekeningen van wijlen pastoor Kempeneers, zijn verdwenen. Voorts later toegevoegde bijgebouwen.
De pastorie van Vertrijk toont de gebruikelijke plattegrond met op het gelijkvloers een brede, centrale dwarsgang waarop vier vertrekken uitgeven. Vanuit de gang met originele zwart en witte tegelvloer, marmeren plint en (overschilderde) marmerschildering leidt een sobere bordestrap naar de vier kamers op de verdieping en naar de ruime zolders. Verder drie ruime, overwelfde kelders met Gobertange trap en tegelvloer. De binnenafwerking is deels eind 18de-eeuws en deels 19de-eeuws van origine: brede planken vloeren waarvan sommige getamponneerd, gestucte plafonds met fijne meerledige profilering, geverniste brede paneeldeuren, opgeklampte deuren (kelder, zolder, buitendeurtje), onderling verschillende en vrij bescheiden marmeren schouwen. De twee traditionele dakspanten tonen sporen van aanpassingen en herstellingen.
Achter de pastorie strekt zich een ruim 48 are grote verwilderde tuin uit, omsloten door een getrapte bakstenen ommuring: een bij de pastorie aansluitend vlak perceel met (oorspronkelijk) padenkruis en, op de helling naar de Velpe, een informeel aangelegd perceel met vijvertje, een verbrede vroegere Velpearm die hier in 1900 werd rechtgetrokken. Een momenteel overwoekerd hekken tussen bakstenen pijlers scheidt beide zones. Het informeel gedeelte wordt gedomineerd door hoge opslag van gewone esdoorn (Acer Pseudoplatanus) en gewone es (Fraxinus excelsior). Op de scheiding met het vlakke "kruisperceel" bevindt zich de enige, nog aanwezige, originele beplanting: een rij geknotte linden (Tilia x europaea), waarin de ineen gegroeide gesteltakken van twee eveneens geknotte beuken (Fagus sylvatica) een uniek "gotisch poortje" vormen ter hoogte van het uiteinde van één van de kruisarmen.Tussen de knotwilgen bevindt zich ook een vrij zeldzame struik, met name Europese pimpernoot (Staphylea pinnata).
Bron: Beschermingsdossier DB002307 ( PAESMANS G., 2010)
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2010: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie met ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/131283 (geraadpleegd op ).
Ommuurde pastorietuin, 60 are, met typische dualiteit: een bij de pastorie aansluitend vlak perceel met (oorspronkelijk) een padenkruis en, op de helling naar de Velpe, een informeel aangelegd perceel met vijvertje; rij geknotte linden met door beuken gevormd 'gotisch poortje'.
De pastorietuin van Vertrijk is een van de weinige tuinen waarvan de interne indeling ook op kadasterkaart wordt weergegeven, met name op de Primitieve kadasterkaart (1815-1820). Het pastoriegebouw, boven de deur gedateerd 1784, staat ten noorden van de kerk op een plaats die op de Ferrariskaart (1771-1775) nog onbebouwd is. Het oude tuinterras dat onmiddellijk bij het pastoriegebouw aansluit is kruisvormig ingedeeld. De tuin is momenteel verwilderd en het padenkruis is sinds 1860 uit het kadastraal beeld verdwenen.
Het informeel aanhangsel (met een vijvertje) beslaat de hellende percelen 22 en 23 tot aan de Velpe. Dit gedeelte wordt gedomineerd door hoge opslag van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en gewone es (Fraxinus excelsior). Opmerkelijk is dat beide gedeelten door één 19de-eeuwse bakstenen muur worden omsloten. De enige nog aanwezige, originele beplanting bevindt zich op de scheidingslijn tussen het vlakke 'kruisperceel' (nummer 21) en perceel 22, met name een rij geknotte linden (Tilia x europaea), waarin de ineengegroeide gesteltakken van twee eveneens geknotte beuken (Fagus sylvatica), een uniek 'gotisch poortje' vormen. Beide beuken vormen één kroon. Dit 'poortje' was vermoedelijk de toegang vanuit het formele naar het informele gedeelte van de tuin en is gesitueerd bij het uiteinde van een van de armen van het kruis. Tussen de knotlinden bevindt zich ook een vrij zeldzame struik, met name Europese pimpernoot (Staphylea pinnata).
Naast de Velpe, net buiten de omheiningsmuur, staat een zandstenen kapelletje uit 1796 met daaronder de bron van "D'H. Lucia Patronesse tegen alle Bloed Quaelen en Quaede Oogen Rustende tot Vertryck", zoals op een bedevaartvaantje uit 1788 staat geschreven. Het gaat om een van de talrijke 'miraculeuze' bronnen die in de zandleem- en (vooral) de leemstreek voorkomen en waarop zich een of andere vorm van heiligenverering heeft geënt, vermoedelijk teruggaand op een voorchristelijke bronverering (idem bij de Onze-Lieve-Vrouw van Sterrebornekapel te Boutersem ).
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. 2004: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie met ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298424 (geraadpleegd op ).
Pastorie gebouwd als dubbelhuis met twee verdiepingen, boven de deur gedateerd 17(8)4; opgetrokken uit baksteen en verlevendigd met zandstenen plint, regelmatige hoekkettingen, geprofileerde daklijst en omlijstingen. Uitgelengde steekboogvensters met sluitsteen; steekboogdeur met Louis XVI-motief in de sleutel. Twee zijpaviljoentjes voorzien van zandstenen hoekkettingen en steekboogdeuren en -raampjes. Latere, weinig sierlijke bijbouwen.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie met ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41590 (geraadpleegd op ).