Hoeve Noë ()

Het betreft een gesloten hoeve gedateerd op de imposten van de woonhuisdeur "IR - 1733", en bestaat uit bak- en zandsteenbouw.

Historiek

Over het ontstaan van de hoeve zijn geen gegevens bekend. De oudste iconografische bron is de Ferrariskaart (circa 1770) waarop enkel een dwars op de straat ingeplant, rechthoekig volume is ingetekend, vermoedelijk het huidige 1733 gedateerde woonhuis.

Beschrijving

Deze bakstenen hoeve met venster- en deuromlijstingen in Gobertange is vanop de straat toegankelijk via een rechthoekig poortgebouw. Die laatste heeft steigergaten, een geprofileerde kroonlijst en een schilddak (kunstleien) en is opengewerkt met een korfboogpoort met imposten, sluitsteen en een geprofileerde druiplijst. De houten poort draagt het jaartal 1807. Aan de noordwestzijde van het gekasseide erf bevindt zich het éénlaagse en vier traveeën tellend woonhuis annex koestal onder een zadeldak (oude Vlaamse pan) waarvan de blinde kopgevels zijn afgewerkt met vlechtingen en schouderstukken.

De erfgevel is opengewerkt met een rondboogdeur voorzien van sluitsteen en imposten met het opschrift "IR – 1733", drie steekboogvensters in een vlakke omlijsting met trapeziumvormige sluitsteen, een recent venster en een steekboogdeur die rechtstreeks naar de kelder leidt. Boven de kelderdeur wijst een ontlastingsboog op een dichtgemetselde muuropening.

De erfgevel van de aanleunende stalvleugel met zoldering van moer- en kinderbalken toont een natuurstenen korfboogdeur met daarnaast enkele recentere muuropeningen. Langs de veldzijde is de gevel op enkele kleine rechthoekige vensters na, waaronder één met natuurstenen omlijsting, vrijwel blind.

Inwendig bleef de dragende structuur van moer- en kinderbalken en eiken kapspanten bewaard. De binnenindeling van het woonhuis wordt bepaald door een brede gang met achteraan een eenvoudige houten steektrap met tussenbordes die naar de zolder leidt. Rechts zijn er de deuren naar de opkamer en de halfondergrondse, overwelfde kelder, links de deur naar de grote kamer die op haar beurt via enkele treden de tweede opkamer bedient.

Opmerkelijk is de opdeling van deze drie ruimtes in telkens een grote kamer aan de erfzijde en een kleine, ondiepe kamer aan de veldzijde.

De sobere binnenafwerking met cementtegelvloeren en eenvoudige marmeren schouwen dateert overwegend uit de 19de eeuw.

Aan de zuidwestzijde van de binnenkoer bevindt zich een kleine, drie traveeën brede stalvleugel met zwart pannen zadeldak gevat tussen met vlechtingen, top- en schouderstukken afgewerkte zijgevels met uilengat en voorzien van een laadvenster in de vorm van een opgaand dakvenster. Typerend zijn de brede bakstenen kroonlijst en de twee rechthoekige deuren in een vlakke natuurstenen omlijsting met trapeziumvormige sluitsteen geflankeerd door twee dichtgemetselde vensters met identieke omlijsting. Op zolderniveau bevinden zich vijf recentere rechthoekige openingen.

De zuidoostzijde van het erf wordt afgesloten door een poortdoorgang met een zwart pannen zadeldak en kopgevel met vlechtingen, topstuk en uilengat waarop een met rood pannen zadeldak afgedekte dwarsschuur aansluit. De karakteristieken van de eiken draagstructuur en een bewaarde lemen vulling in de zuidelijke kopgevel wijzen in de richting van een oorspronkelijke vakwerkschuur. De erfgevel is opengewerkt met in een vlakke natuurstenen omlijsting rechthoekige openingen met centraal de poort, rechts de lage, gekoppelde deurtjes van het varkenshok en helemaal links een deur.

In de loop der jaren werden de oorspronkelijk vrijstaande vleugels van woonhuis, stal en schuur onderling verbonden door lagere bijgebouwen. De afsluitmuur die het poortgebouw flankeert blijkt evenwel tot de 18de eeuw op te klimmen.

  • BRAMS V. 1991: Neervelp, Velpeleven, 120-127.
  • GEYSENS R. 1998: Sint-Remigiusparochie, Neervelp, Honderdvijfentwintig jaar dekenaat Bierbeek. Twaalf parochies in de kijker, Holsbeek, 95-97.
  • SCHELLENS-DECOENE E. 1978: Neervelp, mijn dorp van toen en nu, Velpeleven, 158-169.
  • S.N. s.d.: Sint-Remigius Neervelp 1747-1997.
  • VANDENHOECK L. 1960: Neervelp in Oost-Brabant, 4, 44-45.
  • WAUTERS A. 1876: Géographie et histoire des Communes belges. Canton de Tirlemont, Brussel, 99-107.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002155, Hoeve Noë (PAESMANS G., 2001)
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2001: Hoeve Noë [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145135 (geraadpleegd op ).


Noë of Kleine Blauwe Schuur ()

Gesloten hoeve gedateerd op de imposten van de woonhuisdeur IR /1733. Bak- en zandsteenbouw; zijgevel met schouderstukken en muurvlechtingen. Boerenhuis voorzien van steekboogvensters met vlakke sleutel en een rondboogdeur met sluitsteen.

Dwarsschuur. Recentere gebouwen aan de straatzijde. Poort met duiventil en fraaie brede rondboogdeur op imposten, met sleutel en uitstekende druiplijst.


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Hoeve Noë [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41601 (geraadpleegd op ).