Teksten van Parochiekerk Sint-Sulpitius en Sint-Dionysius

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/41612

Parochiekerk Sint-Sulpitius en Sint-Dionysius ()

Lang basilicaal gebouw, met achter de toren drie beuken van zes traveeën, een hoog uitspringend transept en een drie traveeën diep koor, afgesloten door een veelzijdige apsis.

Historiek

De bouwgeschiedenis van de Sint-Sulpitiuskerk is duidelijk afleesbaar aan de hand van de bouwnaden en van de verschillende steenformaten en –tinten. Er kunnen zeven bouwcampagnes onderscheiden worden.

De eerste bouwperiode vond plaats van 1310 tot 1340 en werd geleid door bouwmeester Pierre de Savoye. De bouw van de noordzijbeuk en het koor werd in deze fase opgestart. De tweede bouwperiode startte rond 1375 en duurde tot 1402. De bouwmeester was ditmaal Hendrik van Tienen of van Gobertingen. De zuidelijke kant van het koor, zonder de apsis, werd in deze periode afgewerkt. Kenmerkend voor deze bouwcampagne zijn de rijke decoratie, wijzigingen in het bouwontwerp en minder verzorgde uitvoering (onder andere ruwere steenbekappingen). Gedurende de derde bouwperiode (1414-1446) voltooide bouwmeesters Sulpitius van Vorst en Jan Soers de werken aan het koor, dat echter nooit volledig werd afgewerkt. Deze bouwperiode wordt gekenmerkt door een grotere eenvoud, zowel op gebied van decoratie als op gebied van afwerking en materiaalgebruik.

De bouw van het schip werd in vier opeenvolgende bouwfases uitgevoerd. Van 1456 tot 1471 werden de eerste travee en het transept gebouwd. De zuidkruisarm werd door Jean de Stockem gebouwd, de noordkruisarm door Jan Peters. Van 1466 tot 1497 het transept afgewerkt. Van 1477 tot 1501 werden de drie volgende traveeën gebouwd. In de laatste bouwperiode, van 1503 tot 1537, werden de twee laatste traveeën en de toren gebouwd. De beuken werden gebouwd door Jan Peters, Jan de Kessele (van Kessel), Jan Panis en Jan Loeys, de toren door Willem de Visschere. De toren werd echter nooit afgewerkt.

Van 1860 tot 1897 werd de kerk gerestaureerd; de decoratie van de steunberen van de toren werd vernieuwd, de balustrade boven het portaal werd gebouwd en het maaswerk van het grote venster van het noordtransept, het zuidportaal en de leuningen op de gevels van de kruisbeuk en de zijbeuk van het koor werden toegevoegd. Verdere aanpassingen van onafgewerkte delen werden niet uitgevoerd. Wel werden de muren en daken aan de noordkant van het schip hersteld. Ook werden de meeste luchtbogen in het koor gedemonteerd en heropgebouwd. Het zuidportaal werd eveneens in deze restauratiecampagne voltooid. Verder werd een nieuwe sacristie gebouwd en werd het politiegebouw dat tegen het koor was aangebouwd afgebroken. Hierdoor kwamen de funderingen van de niet afgewerkte straalkapellen bloot te liggen.

In de jaren 1920 werden de twaalf beukvensters gerestaureerd. In 1952 volgde de restauratie van de buitenmuren. In 1982 vond opnieuw een restauratie plaats. Bij aanleg van verwarming in de jaren 1960 werden heel wat begravingen aangetroffen in de kerk.

Beschrijving

De georiënteerde kerk bestaat uit een onafgewerkte toren, drie beuken van zes traveeën, een hoog transept en een koor van drie traveeën en vijf straalkapellen. Er werd gebruik gemaakt van ijzerzandsteen en van Gobertange en Balegemse steen. De volledige westbouw werd in Balegemse steen gebouwd, in tegenstelling tot de rest van de kerk waarvoor voornamelijk ijzerzandsteen werd gebruikt.

Een breed transept, met zware hoeksteunberen, sluit bovenaan een breed glasraam met tracering in Y-vorm en onderaan portalen in: het transept is onvoltooid aan de noordzijde (misschien nog 14de-eeuws), maar werd grondig gerestaureerd aan de zuidzijde.

Groot schip rust op zuilen zonder kapitelen. In de vensterverdieping boven een cordon is een triforium uitgewerkt, dat de sokkels verbindt waarop de ribben van de gewelven rusten.

Tussen de steunberen van de zijbeuken zijn kapellen gevat, die telkens tussen de luchtbogen met zadeldaken afgedekt en van wimbergen voorzien zijn;. Er zijn flamboyante traceringen te zien.

Van de toren werd enkel het zandstenen basement gebouwd. De zware onderbouw, die een enorme romp en bekroning laat veronderstellen, is onhandig verbonden met het schip, versterkt met stevige steunberen en voorzien van nissen zonder beelden.

Breed portaal verfraaid met rozenmotieven in half verheven beeldwerk en bekroond met een nis ingewerkt in een van soepele en flamboyante tracering voorziene balustrade; leien bedaking ter hoogte van de nok van de middenbeuk.

Binnenin heeft de kerk een verticaliserende opstand volgens Brabantse stijl. Van de grond af oplopend door het triforium tot aan het stergewelf is er blind traceerwerk te zien.

Mobilair

Het geheel is merkwaardig, onder meer door de triptieken (die dateren van het einde van de 16de, begin 17de eeuw) in de kapel ten zuiden van het koor, het retabel uit de 16de eeuw in de vijfde noordkapel, schilderijen uit de 17de en 18de eeuw in de zijkapellen, en de sporen van fresco's (laatmiddeleeuws?) in de vierde zuidkapel, gecombineerd met gotische- of renaissanceglasramen, vooral die in de noordzijbeuk (1524 en 16de eeuw).

Verscheidene beelden zin bewaard van de 15de- tot en met de 18de-eeuw (Sint-Martinus, Sint-Niklaas, Sint-Jan de Doper, Sint-Jacobus, Sint-Anna, Sint-Catharina, Heilige Maria en andere). Tegen de zuilen staan grote witte beelden van verschillende materialen, van 1623 tot 1849.

Ook enkele altaren uit verschillende periodes zijn bewaard: een classicistisch hoofdaltaar (M. van der Vorst uit Antwerpen, 1726-1728), marmeren barokke zijaltaren (1700 en 1702), een renaissancealtaar in de zuidkooromgang gedateerd 1617, en een barokportiekaltaar van 1699 in de zuidkruisarm.

Verder zijn er koorbanken (1492-1493) bewaard, een sacramentstoren in renaissancestijl die op de balustrade is gedateerd 1615, een renaissanceportaal, biechtstoelen en meubilair hoofdzakelijk in barok- en Louis XV-stijl in de noordkruisarm, en een kansel (G.I. Kerrickx, circa 1738).

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, DB000152, Sint-Sulpitiuskerk, Diagnose en identificatie van de bouwmaterialen van het gevelparament, 2003.
  • Inventaris Bouwkundig Erfgoed, ID: 41612, Sint-Sulpitiuskerk.
  • Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 3143 Sint-Sulpitiuskerk.

Auteurs:  May, Laura
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: May L. 2013: Parochiekerk Sint-Sulpitius en Sint-Dionysius [online], https://id.erfgoed.net/teksten/180809 (geraadpleegd op ).


Sint-Sulpitiuskerk ()

Deze kerk was een voormalige collegiale kerk. De grote gotische constructie op de Grote Markt in het centrum van de stad, opgetrokken uit ijzerzandsteen van de Demervallei (behalve de toren), is op verscheidene plaatsen onafgewerkt gebleven.

Lang basilicaal gebouw, met achter de toren drie beuken van zes traveeën, een hoog uitspringend transept en een drie traveeën diep koor, afgesloten door een veelzijdige apsis.

De bouw van het koor werd in 1321 aangevat onder leiding van architect Pieter van Savoie, die enkel de grondvesten liet uitgraven. Hij ontwierp tevens een zeldzaam plan voor een koor, omringd door zuilen en een kooromgang, waaraan vijf grote transkapellen zouden gehecht worden; ietwat gedrongen in hun rechte delen zoals die welke aan de noord- en zuidzijde werden opgetrokken (bewaarde aanzetstenen). Dit grote koor, dat vooral gelijkt op dat van Saint-Père-sous-Vézelay in Bourgondië (13de eeuw), werd niet volledig voltooid.

Merkwaardige opstand der afgewerkte delen met fraai gebeeldhouwde versiering van de opengewerkte galerijen, steunberen en wimbergen.

Het zuidelijke gedeelte werd einde 14de eeuw onder leiding van Henri de Gobertange (Hendrik van Tienen) gebouwd; het noordelijke gedeelte door Sulpitius Van Vorst en Jan Soers, pas in de loop van de eerste helft van de 15de eeuw.

Breed transept, met zware hoeksteunberen, die bovenaan een breed glasraam met tracering in Y-vorm en onderaan portalen insluiten: onvoltooid aan de noordzijde (misschien nog 14de-eeuws); grondig gerestaureerd aan de zuidzijde.

Schepping in Brabantse gotische stijl, zonder kapitelen (maar met enkele grijnzende maskerkoppen) en met een triforium, dat de verticalen der andere registers voortzet.

Zuidkruisarm door Jean de Stockem, architect van de kathedraal van Luik (1440-1445) en Jan Peters (1469); noorddwarsarm 1450-1483, op mogelijk oudere substructuur.

1455-1503: bouw der beuken door Jan Peters, Jan de Kessele (van Kessel), Jan Panis en meester Louys (Jan Loeys).

Groot schip op zuilen zonder kapitelen; triforium in de vensterverdieping boven een cordon, dat de sokkels verbindt, waarop de ribben der gewelven rusten.

Kapellen gevat tussen de steunberen, der zijbeuken, die telkens tussen de luchtbogen met zadeldaken afgedekt en van wimbergen voorzien zijn; flamboyante traceringen.

Van de toren werd enkel het zandstenen basement gebouwd door Willem de Visschere, architect van de stad Brussel, tussen 1503-1533. Zware onderbouw, die een enorme romp en bekroning laat veronderstellen, onhandig verbonden met het schip, versterkt met stevige steunberen, voorzien van nissen (zonder beelden).

Breed portaal verfraaid met rozenmotieven in half verheven beeldwerk en bekroond met een nis ingewerkt in een van soepele en flamboyante tracering voorziene balustrade; leien bedaking ter hoogte van de nok van de middenbeuk.

Binnenin, verticaliserende opstand volgens Brabantse stijl; blind traceerwerk, van de grond af oplopend door het triforium tot aan het stergewelf.

Mobilair. Merkwaardig geheel, onder meer: triptieken (einde 16de, begin 17de eeuw) in de kapel ten zuiden van het koor, retabel uit de 16de eeuw in de vijfde noordkapel; schilderijen uit de 17de en 18de eeuw in de zijkapellen, sporen van fresco's (laatmiddeleeuws?) in de vierde zuidkapel; gotische- of renaissanceglasramen vooral deze in de noordzijbeuk (1524 en 16de eeuw).

Verscheidene beelden van 15de- tot 18de-eeuws (Sint-Martinus, Sint-Niklaas, Sint-Jan-de-Doper, Sint-Jacobus, Sint-Anna, Sint-Catharina, Heilige Maria en andere), tegen de zuilen grote witte beelden van verschillende materialen, van 1623 tot 1849.

Classicistisch hoofdaltaar (M. van der Vorst uit Antwerpen, 1726-1728); marmeren barokke zijaltaren-(1700 en 1702); in de zuidkooromgang renaissancealtaar gedateerd 1617, in de zuidkruisarm, barokportiekaltaar van 1699

Koorbanken (1492-1493), sacramentstoren in renaissancestijl, op de balustrade gedateerd 1615; in de noordkruisarm, renaissanceportaal, biechtstoelen en meubilair hoofdzakelijk in barok- en Louis XV-stijl; kansel (G.I. Kerrickx, circa 1738).


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Parochiekerk Sint-Sulpitius en Sint-Dionysius [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41612 (geraadpleegd op ).