Teksten van Parochiekerk Sint-Michiel

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42131

Sint-Michielskerk (herinventarisatie) ()

Historiek

Uittorenend boven de Leuvense binnenstad geldt de barokke Sint-Michielskerk met haar indrukwekkende voorgevel als een van de meest beeldbepalende gebouwen in de Naamsestraat. De Sint-Michielskerk is de vroegere kerk van het voormalige Jezuïetenklooster en sinds 1778 de kerk van de Sint-Michielsparochie.

In 1542 vestigden zich een zevental Spaanse Jezuïeten in Leuven om er hun universitaire studies te voltooien. Ze leefden verspreid in de stad en woonden in het kartuizerklooster de misvieringen bij. Tussen 1547 en 1557 was de gemeenschap gevestigd in de voormalige Nieuwstraat (de huidige Leopold Vanderkelenstraat) en van 1557 tot 1598 in de voormalige Wezenstraat (de huidige Vital Decosterstraat). De toen nog klooster- en kerkloze Jezuïeten droegen hun missen op in de Sint-Pieterskerk en in de parochiekerk Sint-Michiel, gelegen naast de Tiensepoort van de eerste stadsmuur. Met de aankoop van huizen in de 's Meierstraat in 1595 ving de uitbouw van het eigenlijke jezuïetenklooster aan. In 1596 reikte het terrein van het jezuïetenklooster tot aan de Charles Debériotstraat; in 1601 werd een kapel gebouwd door H. Hoeimaker, bouwmeester van de Jezuïetenkerk van Valenciennes. De gemeenschap had intussen een internationale weerklank verworven als een intellectueel centrum van de Contrareformatie in Noordwest-Europa. Invloedrijke jezuïeten zoals de Italiaanse kardinaal Robertus Bellarminus (1542-1621), Leonardus Lessius (1554-1623, raadgever van de aartshertogen Albrecht en Isabella) en Cornelius a Lapide (1567-1637) waren ooit verbonden aan het Leuvense klooster en waren hoogleraar theologie, filosofie en Hebreeuws aan de Leuvense universiteit.

De eerder genoemde kapel moest wijken voor de bouw van de nieuwe kloostergebouwen tussen 1610 en 1622. Een eerste, niet uitgevoerd ontwerp voor een kloosterkerk werd in 1612 geleverd door J. du Bucq, ontwerper van de jezuïetenkerk in Doornik. De bouw van de huidige kerk begon in 1650, naar een ontwerp van de jezuïet Willem Hesius (Van Hees, 1601-1690) en onder toezicht van lekenbroeder Jan Beegrandt. In naam van aartshertog Leopold-Willem legde graaf Ernest-Charles van Isenburg de eerste steen van de monumentale voorgevel van de kerk. De hertog van Aarschot schonk ijzerzandsteen uit zijn groeven in Rotselaar. Kalksteen werd betrokken uit Bertem, Grimbergen, Laken en Avesnes (Frankrijk). Wegens stabiliteitsproblemen werden in 1660 de werken aan de koepel gestaakt waarna onder leiding van de Mechelse bouwmeester Lucas Faydherbe gedurende zes maanden herstellingen werden uitgevoerd aan de kruising. Een eenvoudiger koepelontwerp van Hesius uit 1665 werd evenmin gerealiseerd. Na de ingebruikname in 1666 werd de kerk op 18 oktober 1671 plechtig ingewijd door Alphonse de Berghes, aartsbisschop van Mechelen (1670-1689). De kerk werd toegewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. De in 1657 begonnen werken aan de binneninrichting werden pas op het einde van de 17de eeuw beëindigd.

Samen met de andere Jezuïetenkloosters in de Nederlanden werd het Leuvense klooster door keizerin Maria-Theresia in 1773 opgeheven. De kerk werd in 1778 opnieuw in gebruik genomen als kerk van de Sint-Michielsparochie, ter vervanging van de oorspronkelijke Sint-Michielskerk. Die was aangebouwd tegen de Tiensepoort van de eerste stadsmuur en behoorde tot de vier Leuvense parochiekerken die in 1252 waren afgesplitst van de Sint-Pietersparochie. Op het einde van de 18de eeuw was het middeleeuwse kerkgebouw echter dermate bouwvallig geworden dat de voormalige Jezuïetenkerk als nieuwe parochiekerk in dienst werd genomen. De oude Sint-Michielskerk behield haar titel van parochiekerk tot aan haar afbraak in 1781.

Tijdens het Franse bewind werd de Sint-Michielskerk van 1795 tot 1801 gebruikt als 'Tempel van de Wet, van de Rede en van het Opperste Wezen'. In 1803 werd ze opnieuw als parochiekerk in gebruik genomen. Het interieur werd ontpleisterd in 1848-1850, waarbij volgens ooggetuigen de beschildering in goud en azuur van het gewelf van het middenschip zou verdwenen zijn. De kerk werd gerestaureerd door de stadsarchitecten Edward Lavergne (1853-1878, restauratie van voorgevel, zijgevels en koorgevel) en Eugène Frische. Herstellingswerken werden uitgevoerd aan de voorgevel in 1932 en aan de grote ingangstrap in 1934. Het 18de-eeuwse orgel werd gerestaureerd in 1938. De Sint-Michielskerk werd ernstig getroffen door het bombardement van 10 en 11 mei 1944, waarbij het volledige gewelf van het middenschip en de eerste westelijke travee met het orgel en het doksaal werden verwoest. De naoorlogse herstellingen werden uitgevoerd door architect Louis Mispelter in 1947-1950. Het kerkinterieur werd toen grotendeels ontpleisterd. De voorgevel werd in 1996-1997 gerestaureerd door het Antwerpse architectenbureau Arch-I.

Beschrijving: exterieur

De barokke Sint-Michielskerk bestaat uit een basilicaal driebeukig schip van zes traveeën lang en een architecturaal sterk gemarkeerde oostpartij. De dwarsarmen van het transept hebben een apsidiale afsluiting. De koortravee met apsis wordt geflankeerd door zijkapellen met een halfronde apsis uitgespaard in de rechthoekige bouwmassa.

Blikvanger aan de buitenzijde is de monumentale westgevel, waarvan het rijke barokdecor de Contrareformatorische pronkarchitectuur binnenin aankondigt. De voorgevel telt drie bouwlagen en drie traveeën en wordt voorafgegaan door een brede trappenpartij. De onderste bouwlaag wordt tussen plint en hoofdgestel geleed door pilasters op de uiterste hoeken en twee paar zuilen naast het middenportaal. De met twee rijen banden versierde pilasters en zuilen worden bekroond door Ionische kapitelen met gevleugelde puttihoofden en guirlandes. De linker en rechter travee worden ingenomen door aediculae met halfronde nissen, onderaan afgeboord door onderdorpels met oren en bovenaan afgedekt door gebroken segmentfrontons op voluutconsoles. De spiegels boven de aediculae zijn versierd met guttae op de oren, guirlandes tegen de zijkanten en voluten en een siervaas bovenaan. De rondbogige doorgang van het centrale portaal wordt overspannen door een verkropt segmentfronton met tandlijst op zuilen met composietkapitelen. Het timpaan is bezet met gesculpteerde cornucopia's en een cartouche met rolwerk, de zwikken boven de rondboog zijn met bladwerk versierd. Boven het middenportaal vangt de overkraging aan van de centraal in het hoofdgestel geplaatste spiegel. Het verkropte hoofdgestel van de eerste bouwlaag bestaat uit een architraaf, een weelderige fries (arabesken en putti met korenaren en druiventrossen) en een kroonlijst. Het centrale deel van het hoofdgestel wordt bekroond door een gebroken en verkropt segmentfronton.

De tweede bouwlaag van de voorgevel zet aan op een met spiegels versierde sokkel. De centrale travee wordt ingenomen door het grote westraam van het middenschip, overspannen door een segmentlijst met een centrale cartouche gevat in een schelp en rolwerk. De bandomlijsting met oren van het westraam is bovenaan met guirlandes bezet. Naast het westraam staan twee paar zuilen met banden en composietkapitelen, geflankeerd door de voluutvormige vleugelstukken van de zijbeuken. Die zijn in de zwikken versierd met arabesken en op de buitenhoeken afgezet met kandelabers. Een verkropt hoofdgestel met architraaf, fries (arabesken) en kroonlijst sluit de tweede bouwlaag af.

De middentravee wordt bekroond door een hoge schermgevel met verkropt fronton op twee rijen voluutconsoles. De cartouche met het koperen IHS monogram wordt gedragen door trompetblazende engelen en is versierd met banderollen en guirlandes. De schermgevel wordt geflankeerd door twee paar kandelabers op sokkels; het fronton met tandlijst wordt bekroond door kandelabers en een centrale sokkel met koperen kruis.

In tegenstelling tot de rijk versierde westgevel hebben de buitengevels van schip, transept en koor een sobere uitvoering. De muren worden geleed door Toscaanse pilasters met twee rijen banden en voluten bovenop de dekplaten. De getoogde vensters met segmentlijst worden omrand door een bandomlijsting met oren; het middenschip wordt geschraagd door schoormuren afgezet door vierkante sokkels met kroonlijst. Het parement van de buitengevels is in kalkzandsteen; de onderste geledingen van de koorapsis zijn in baksteen met kalkzandsteen voor de hoeken van de pilasters en van de onderste rij (gedichte) koorvensters.

Beschrijving: interieur

Binnenin vertoont de Sint-Michielskerk een drieledige opstand: arcaden met rondbogen op zuilen (middenschip) en pijlers (rechte transepttraveeën), een mezzanino met vierkante doorbrekingen en een lichtbeuk met getoogde vensters. In de apsissen van het transept en in het koor bestaat de onderste geleding respectievelijk uit vensters en halfronde nissen op een geprofileerde lijst. Het kerkinterieur wordt horizontaal gemarkeerd door het verkropte hoofdgestel boven de onderste geleding; Het fries van het hoofdgestel is versierd met beeldhouwwerk van putti, arabesken en naar de eucharistie verwijzende korenaren en druiventrossen. De gordelbogen van het vierdelige kruisribgewelf van het middenschip worden gedragen door consoles met cartouches. De getoogde vensters van de lichtbeuk zijn omrand door een bandomlijsting met oren en hebben een overspannende segmentlijst.

Afgescheiden van het schip door twee rijen van vier rondbogen wordt de eerste westelijke travee van de kerk ingenomen door een voorhal onderaan en de orgeltribune bovenaan. Na de beschadigingen van mei 1944 werd in 1950 een nieuw orgel geplaatst door de firma H. Van de Loo en zonen, ter vervanging van het verwoeste 18de-eeuwse orgel in Lodewijk XV-stijl.

De scheibogen van het middenschip worden gedragen door Ionische zuilen met impost en impostblok. De kapitelen zijn versierd met guirlandes en gevleugelde puttihoofdjes, het binnenwelfvlak van de rondbogen is bezet met casementen. De in een bandomlijsting gevatte rondbogen worden centraal bekroond door een voluutconsole met mascaron en daarboven een cartouche tussen rolwerk, schelpen en putti met korenaren. Ter ondersteuning van de verkropte delen van het hoofdgestel zijn in de zwikken van de rondbogen voluutconsoles met in rolwerk vervatte puttihoofden aangebracht. In de lichtbeuk zijn de getoogde vensters omrand door een bandomlijsting met oren en een overspannende segmentlijst. De gordelbogen van het vierdelig kruisribgewelf zetten aan op kraagstenen met cartouches tussen rolwerk, de gewelfribben op consoles met acanthusbladeren en dennenappels.

De segmentlijsten van de vensters in de zijbeuken worden bekroond door een centrale cartouche met puttihoofd, de bandomlijsting eronder is bezet met guirlandes. Tussen de vensters worden de gordelbogen van de vierdelige kruisribgewelven gedragen door zwaar aangezette kraagstenen, opgebouwd uit een impost en impostblok, een Ionisch kapiteel met gevleugeld puttihoofd en guirlande en een voluutconsole met cartouche.

Op de gordelbogen van de kruising bevindt zich de aanzet van het onvoltooide koepelontwerp van Hesius. Boven de pendentieven met cartouches tussen rolwerk en schelpen loopt een verkropte kroonlijst, onderaan versierd met voluutconsoles, rolwerk en guirlandes. De aanzet van de tamboer wordt geleed door pilasters met casementen en rechthoekige doorbrekingen. De pijlers van de kruising en van de rechte traveeën van het transept zijn uitgevoerd als pilasters, bezet met casementen en bekroond door composietkapitelen. De vensters en de nissen in de onderste geleding van de transeptapsissen en van het koor hebben dezelfde uitvoering als de vensters in de zijbeuken: omrand door een lijst met oren, overspannen door een segmentlijst met puttihoofd en guirlandes boven het venster. De apsissen van het transept en van het koor worden geleed door dunne pilasters, bekroond door voluutconsoles met putti. De gewelven van de twee zijkapellen naast het koor hebben een rijke versiering van gordelbogen bezet met cassetten en rozetten in ruiten en medaillons en spiegels met rolwerk, cartouches, guirlandes en schelpen op de gewelfkappen. Het gewelf van de noordelijke koorkapel heeft een polychrome afwerking; onderaan in de kapel bleven resten van allicht originele muurschilderingen bewaard: medaillons met prefiguraties van de eucharistie, onderaan afgeboord door een geschilderde lijst in trompe-l'œil.

In de apsissen van het transept en het koor geven vier barokportalen (wit, zwart en rood Belgisch marmer) toegang tot bijgebouwen. De annex van het noordtransept, thans doopkapel, bewaart een gestuukt spiegelgewelf met een centraal stucreliëf van de duif van de H. Geest. De laatgotische doopvont dateert uit 1473 en is afkomstig uit de vroegere Sint-Michielskerk.

Inrichting

Van de oorspronkelijke barokke inrichting uit de tweede helft van de 17de eeuw resten allereerst de houten lambriseringen en acht biechtstoelen in de zijbeuken. Het hoofdgestel wordt gedragen door consoles met puttihoofden, gewonden zuilen met composietkapitelen en allegorische engelenfiguren. De panelen van de lambrisering zijn versierd met bandlijsten en rolwerk; boven de biechtstoelen zijn medaillons met gesculpteerde reliëfs aangebracht.

De rijk gesculpteerde communiebank in het transept (eerste helft 17de eeuw, toegeschreven aan Alexander van Papenhoven) bezit een overvloedige iconografie met voorstellingen van Jezuïetenheiligen, figuren en motieven uit het Oude en Nieuwe Testament, Christusfiguren, Mariamonogrammen en symbolische verwijzingen naar de eucharistie (putti met druiventrossen en korenaren). Het schilderij van Erasmus Quellinus in het noordtransept ('De triomf van de onbevlekte ontvangenis', 1665) maakte oorspronkelijk deel uit van het hoogaltaar in het koor. Het schilderij van Victor Honoré Janssens in het huidige barokke hoogaltaar toont 'De verschijning van Maria aan Thomas van Aquino' (circa 1700), dat van het schilderij in het barokaltaar van het zuidtransept stelt 'De verschijning van Onze-Lieve-Vrouw met Kind aan de Heilige Nikolaas van Poppel' voor (anoniem, eerste kwart 18de eeuw). Overige barokaltaren bevinden zich in de twee koorkapellen.

Het koorgestoelte aan de zuidzijde van het koor werd overgebracht uit het voormalige Leuvense kartuizerklooster (1783). De preekstoel (vierde westelijke zuil aan de zuidkant) in Lodewijk XV-stijl is afkomstig uit de Brusselse Sint-Michiels- en Sint-Goedelekerk; hij werd in 1765-1767 vervaardigd door Simon-Joseph du Ray naar een ontwerp van Jr. Thibaut.

  • DE REN L. 1987: De preekstoel van H.F. Verbrugghen in de Sint-Michielskathedraal te Brussel, afkomstig uit de Leuvense Jezuïetenkerk (1695-1699), Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta - Jaarboek 1986-1987, Leuven: 299-334.
  • LAMBRECHTS J. 2002: Het altaar buiten de kerk. De Sint-Michielskerk te Leuven, Leuven.

Auteurs:  Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2011: Parochiekerk Sint-Michiel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128319 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Michiels ()

Voormalige kerk der jezuïeten, ingeplant in het hoogste gedeelte van de stad, heden gebruikt als parochiekerk. Zeer fraaie en sterk plastisch uitgewerkte gevel naar ontwerp van de Leuvense architect, Peter Hesius (W. van Hees) die te Antwerpen verbleef tijdens de oprichting van de Sint-Carolus-Borromeuskerk.

Plattegrond van de kerk (1650-1671) verwant met deze van Sint-Loup te Namen en zelfs met de Gesukerk te Rome door het streven naar een interpretatie van de centrale en de basilicale aanleg. In vergelijking met vroegere of gelijktijdige barokkerken komt hier een duidelijke toename van de invloed der Italiaanse barok tot uiting: het traditionele schip loopt uit op een transept voorzien van drie gelijke kruisarmen met apsis; de kruising moest bekroond worden met een koepel, laatstgenoemde werd slechts ten dele uitgevoerd (alleen de trommel, aangezien de steunpijlers onvoldoende zwaar waren).

Geen eigenlijk tongewelf, doch een kruisribgewelf zoals in de meeste barokgebouwen hier te lande.

Traditionele opstand onder een aangepaste vorm: hoge zuilen, heden ongelukkigerwijze ontdaan van hun oorspronkelijke bepleistering, rondbogen opgesmukt met uitgewerkte cartouches, gekornist hoofdgestel en brede, steekboogvormige bovenlichten. Uitwendig getuigt het huidig volume van weinig evolutie; de voorziene koepel (waarvan de plans bewaard zijn) zou echter het geheel verrijkt hebben met een nieuwe, centrale bekroning.

Zware beschadigingen in 1944 en restauratie in 1947-1950, architect Mispelter.

Mobilair. Schilderijen van E. Quellin en P.J. Verhaghen (18de eeuw); Geelkoperen doopvont (1473); barokmeubilair van de 17de eeuw: biechtstoelen, portiekaltaren, communiebank (toegeschreven aan A. van Papenhoven); rocaillepreekstoel door Du Roy (1765) (oorspronkelijke kansel door Verbruggen, in de tweede helft van de 18de eeuw overgebracht naar de kathedraal van Brussel.


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Parochiekerk Sint-Michiel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42131 (geraadpleegd op ).