is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Antoniuskapel
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Sint-Antoniuskapel
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Antoniuskapel
Deze vaststelling was geldig van tot
De vroegste vermelding van deze kapel zou blijkbaar teruggaan tot 1299 als kapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Volgens E. Van Even werd zij alleszins in 1329 geciteerd onder de benaming "Capella Clericorum" of "Clerckencapelle" naar haar stichters en bedienaars, de theologiestudenten van Sint-Pieter die er een broederschap van de heilige Maagd hadden opgericht. Door de Stad, die eigenaar was, overgedragen aan de zopas in 1425 opgerichte Universiteit, werd het bedehuis toegewezen aan de Artesfaculteit die de kapel in 1429 liet inwijden. In 1490 gaf de Raad van Beheer aan de Brusselse beeldhouwer Hendrik van Everghem opdracht een altaar te vervaardigen in Avesnessteen ter ere van abt Sint-Antonius-de-Eremiet; in 1501 bestelde zij bij de Leuvense klokkengieter Van den Gheyn een klok die de naam "Anthonius" kreeg en vanaf 1539 werd jaarlijks een processie ingericht ter ere van deze heilige. Vanaf dan zou het bedehuis in de volksmond doorgaan als "Sint-Antoniuskapel". De groeiende intense verering van Sint-Antonius, de talrijke inkomsten, schenkingen en misfundaties, het grote aantal plechtige vieringen naast ook de caritatieve activiteiten - onder meer het bestuur van twee stichtingen: het godshuis der vondelingen en de godshuisjes voor arme mensen in de Schapenstraat - bezorgden het bedehuis dergelijk aanzien dat het doorging als de belangrijkste kapel van Leuven.
Volgens Van Even en Regent werd begin 16de eeuw de Sint-Antoniuskapel herbouwd; Bouwen door de Eeuwen Heen (1971) situeert, op basis van archiefstukken, de bouwaanzet van de huidige kapel in 1617. Het bedehuis, getypeerd door een laatgotisch uitzicht en kruisvormige plattegrond, zou later een aantal verfraaiingen en aanpassingen ondergaan: onder meer in 1665, 1754 en in 1778-1780 toen ook - gezien de vervallen toestand van het gebouw en in het bijzonder de zijkapellen als gevolg van de bezetting door het leger tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog en de ontbrekende financiële middelen - de transeptarmen werden afgesloten van de middenbeuk en omgevormd tot huurwoningen: twee aan de Sint-Antoniusberg, één aan de Ramberg. Na de sluiting in 1797 tijdens de Franse Revolutie kwam het gebouw in bezit van het Bestuur der Godshuizen die het na jaren leegstand en tot de openbare verkoop in 1860, verhuurde als atelier of magazijn aan een hout- en papierhandelaar, schrijnwerker .... en als Tempel voor de protestantse gemeenschap.
Na 1860 zou de kapel in haar initiële functie hersteld en opgewaardeerd worden door de hier op de site tussen Sint-Antoniusberg en Ramberg sinds 1840 gevestigde Congregatie van de paters Heilige Harten-Picpussen (zie Sint-Antoniusberg 3-5, 11), en meer bepaald door twee toenmalige oversten. Vooreerst pater W. Vincke, die te Leuven in 1860 het - in Milaan ontstane - "Genootschap van de Altijddurende Verering van Sint-Jozef" oprichtte, datzelfde jaar ook de Sint-Antoniuskapel aankocht en dit bedehuis opwaardeerde tot publiek toegankelijk "heiligdom van Sint-Jozef". Hiertoe liet hij restauratiewerken uitvoeren aan het exterieur, de privéwoningen terug omvormen tot transeptarmen en het interieur van de kapel aanzienlijk verfraaien met nieuw mobilair in neogotische stijl, voornamelijk uitgevoerd door beeldhouwer Egidius Goyers en lekenbroeder-schrijnwerker Maximiliaan Holstrichter. Deze werken zouden duren tot 1868, het jaar waarin op 22 juli de kapel plechtig werd geconsacreerd. Met pater M. Raepsaet, reorganisator van het Genootschap en vanaf 1899 eerste Belgische provinciaal, werd de Sint-Jozefverering massaal onder de bevolking verspreid en zou de kapel verheven worden tot "nationaal" Sint-Jozefheiligdom. De groeiende volkse verering van deze beschermheilige en de weerga van de talrijk bekomen gunsten, genezingen en aflaten op voorspraak, resulteerden in een gestadige aangroei van bedevaarders. Waar deze aanvankelijk vanaf 1880 als afzonderlijke pelgrims - niet enkel uit België maar ook uit de buurlanden - kwamen, werden vanaf 1901 processiewijs bedevaarten georganiseerd, niet alleen in de vieringmaand maart maar ook het hele jaar door. Het Leuvense heiligdom was uitgegroeid tot een volwaardige bedevaartplaats. Tijdens de Eerste Wereldoorlog en het interbellum bereikte de volkstoeloop hoogtepunten en na het overbrengen in 1936 van het stoffelijke overschot van pater Damiaan Deveuster naar Leuven en de bijzetting in de Sint-Antoniuskapel in een door de Leuvense architect Victor Broos ontworpen mausoleum, zou het bedehuis bovendien een bijzondere herdenkingsplaats worden voor talloze - ook buitenlandse - bezoekers. In functie van een adequate opvang van het grote aantal bedevaarders en bezoekers en om de figuur en de missionaire rol van Pater Damiaan voor de toekomst levendig te houden onderging de Sint-Antoniuskapel in 1960-1961 een grondige verbouwing. De paters opteerden voor een grotere kerkruimte met een "modern" concept in de geest van de naoorlogse liturgische vernieuwing, en bijkomend ook de oprichting van een crypte voor het graf van pater Damiaan. Voor dit project werd de Antwerpse architect Jos Ritzen aangesproken die voor deze - ook zijn laatste - opdracht zich in 1959 associeerde met zijn stagiair Walter Steenhoudt, aan wie hij zowel het eigenlijke concept als de uitvoering ervan toevertrouwde (zie. Fr. Strauven). De richtlijnen van de hogere instanties bepaalden evenwel dat in het project rekening diende gehouden met het behoud van het voorste gedeelte met voor- en zijgevels van de historische kapel. Deze niet evidente opdracht wist Steenhoudt te concretiseren door in te spelen op de sterke helling van het terrein richting Naamsestraat en de te behouden kapeltraveeën op te vatten als een portaalruimte met trappenpartij leidend naar de nieuwe, verhoogde bedevaartsruimte en naar een zijdelingse crypte met een door de Antwerpse architect Rie Haan (1906-1984) opgerichte tombe van pater Damiaan. De werken werden toegewezen aan de firma Fl. Van Den Bulcke uit Merksem en op 27 oktober 1960 vond de plechtige eerstesteenlegging plaats door de rector van de universiteit, Monseigneur Van Waeyenberg. Voor de nieuwe uitmonstering van de kapel stonden diverse kunstenaars in: onder meer beeldhouwer en edelsmid Wim Ibens, beeldhouwers Camille D’Havé en Frans Reyniers, schilder Maurice Felbier en de glazeniers H. en J. Mortier.
De Sint-Antoniuskapel is tot op heden een centrum van intense Sint-Jozefverering gebleven, waarnaar nog steeds talrijke bedevaarten worden georganiseerd. In samenhang hiermee blijft dit bedehuis met de crypte die het graf van pater Damiaan bewaart een plaats van bezinning en gebed voor talloze bezoekers uit binnen- en buitenland en ook dé locatie waar plechtige vieringen plaats vonden onder meer naar aanleiding van de herdenking van het 100-jarig overlijden van Damiaan, zijn zaligverklaring te Brussel in 1995 en zijn heiligverklaring te Rome op 11 oktober 2009. Hiertoe werd in 2006-2007 de toegankelijkheid voor mindervaliden in en tot de kapel verbeterd door de installatie van een traplift naar de crypte en aan Sint-Antoniusberg de heraanleg van de patio en zijtoegang voor rolstoelgebruikers.
Van de vroegere opbouw op kruisvormige plattegrond met driezijdige koorsluiting rest van de laatgotische 17de-eeuwse Sint-Antoniuskapel (in 1617 aangevat) het brede eenbeukige gedeelte met transeptarmen, afgedekt door kruisende zadeldaken (leien), met bekronende zeskantige houten dakruiter voorzien van een ingesnoerde spits. Met zijn beeldbepalende inplanting als oostelijke pleinafsluiting van het Pater Damiaanplein verhult dit bewaarde kapelgedeelte als het ware de nieuwbouw van 1960-1961, die werd opgevat als een grote, quasi rechthoekige uitbreiding naar het westen toe en deels geïntegreerd in de historische kapelruimte. Opgetrokken in baksteen met ruime verwerking van zandige kalksteen naast witte (Franse) natuursteen voor de gerestaureerde en vernieuwde onderdelen, vertonen de historische gevels een opvallende geleding door versneden steunberen, hoekkettingen en geprononceerde plinten met geprofileerde aflijning. Aan de Sint-Antoniusberg zijn de gevels deels gemaskeerd door een lage, latere straatmuur met getrapte plint. In de brede puntvormige frontgevel dateren de bekronende lijst met kruis, de pinakelvormige topstukken ter hoogte van de hoekdekstenen, het centrale roosvenster en het neogotische westportaal met voorgaande trappenpartij van de restauratie in 1861. Gevat in een nadrukkelijke omlijsting met meerledig profiel en negblokken onder bekronende booglijst en kruis, bevindt zich in het tympaan boven de korfboogpoort een nis waarin Sint-Antonius wordt uitgebeeld met een varken, Antoniusvuur en een klok als attributen. Ruime spitsbooglichten markeren de twee traveeën brede zijgevels van de beuk: ze zijn gevat in een afgeschuinde (noord) of geprofileerde omlijsting (zuid) met negblokken, boven een afzaat en onder een bekronende booglijst doorgetrokken over de penanten en steunberen; de tracering werd in neogotische stijl vernieuwd. De transeptarmen eindigen op puntgevels met schouderstukken: de noordelijke gevel werd vernieuwd (1960-1961); in de verankerde zuidelijke gevel werden de voormalige muuropeningen - daterend van de omvorming tot woning in 1778-1780 - gedicht, op een rechthoekig venster in hoekblokkenomlijsting na en een vierkant luik erboven. De zijgevels uitziend op het plein zijn in één travee geopend door kleinere, gerestaureerde spitsboogvensters.
Op de achtergevels van de transeptarmen sluit de uitbreiding van 1960-1961 aan. Het is een betonconstructie met bakstenen muurpartijen als invulling, afgedekt door platte daken. Centraal rijst een hoog vierkant volume op, dat doorbroken wordt door smalle gekoppelde lichtstroken waarvan het verticaliserende effect nog versterkt worden door het patroon van de behouden metalen roede-indeling. De lagere nevenvolumes omvatten de rondgang, sacristie en de zijtoegang met ernaast een opengewerkte patio. In de zijtoegangen symboliseren de twee, door de Antwerpse kunstenaar W. Ibens in gebronsd koper gedreven deuren respectievelijk aan de Sint-Antoniusberg het leven van Sint-Jozef op aarde en aan de Ramberg Sint-Jozef als patroon en beschermer van de Kerk en patroon van de arbeiders.
Het interieur verwekt bij het betreden van het gebouw onmiddellijk een verrassende confrontatie met het historische kapelgedeelte, de vernieuwende aanpassing en de uitbreiding met de hoger gelegen, moderne bedevaartsruimte. Onder de in vier traveeën bewaarde, bepleisterde kruisriboverwelving met gordelbogen op Lodewijk XV-consoles (blijkbaar resulterend van de 18de-eeuwse verfraaiing) leidt een brede, ietwat zijdelings geplaatste trappenpartij naar een eerder gedrongen tussenzone waarboven een imposant, opengewerkt doksaal als overgang fungeert naar een grote vierkante ruimte met rondgang, onder een plafond, op vraag van de paters gedecoreerd met cassetten, en een verhoogd altaar waarrond de zitstoelen bloksgewijs zijn opgesteld. Opmerkelijk is hier de gecentreerde, hoger opgetrokken vierkante binnenruimte met gearticuleerde kolommenstructuur en rijzige glasraampartijen. Het geheel is duidelijk een uitgesproken eigentijdse architectuur met, qua materialen, het gebruik van zichtbeton in combinatie met baksteen en de keuze van hout en koper voor het liturgisch meubilair. Onder meer voor de biechtstoelen – waarvan twee van de drie op het ontwerp ingetekende heden plaats hebben geruimd voor een fotomontage naar aanleiding van de Damiaanvieringen - en het hoofdaltaar, waarvan de versieringen en het schrijn van Sint-Jozef van de hand zijn van W. Ibens, op wiens naam ook de in de tegelbevloering verwerkte decoratieve motieven staan. Rondom zorgen de hoge glasramen waarin geometrische en liturgische motieven werden verwerkt, voor een subtiele lichtinval waardoor een intimistische sfeer wordt gecreëerd. In de zijrondgang is het door J. Mortier geschilderde glasraam met uitbeelding van Pater Damiaan afkomstig uit de voormalige school van Suarlée bij Namen. Aan de vroegere 19de- en 20ste-eeuwse kapelinrichting herinneren nog in het portaal het kleurrijke rondvenster met uitbeelding van de heilige Harten boven de inkom; verder aan weerszij van de trap door H. Mortier gemoderniseerde (1961) oude glasramen met uitbeelding van de vier leeftijden van Christus, in de transeptwand een glasraam op naam van L. Grossé (1909) met toewijding van de (toenmalige) negen provincies aan Sint-Jozef en, in het altaarschrijn, een in 1883 aangekocht beeld van Sint-Jozef dat vervaardigd werd door het huis Leynen-Hougaerts (Brussel). Tot de recentere kunstwerken behoren in het koor het beeld van Pater Damiaan door F. Reyniers en, achter het altaar, aan de oostwand de staties van de kruisweg en door kunstschilder M. Felbier een drieluik met verrezen Christus. Het orgel werd in de eerste helft van de 20ste eeuw gebouwd door F. Vos (Zichem) en in 1961 getransformeerd door E. Verschueren (Tongeren). Opvallend in de kleine, in het noordoosten gesitueerde devotiekapel van Sint-Jozef zijn de talrijke ex-voto's tegen de wanden, de kleurrijke glaswand met geometrisch patroon en de devotielichtjes die het door D’Havé vervaardigde beeld van Sint-Jozef omringen.
Opmerkelijk van concept is de Damiaancrypte die op verzoek van J. Ritzen, naar het voorbeeld van de kapittelzaal van de abdij te Achel, een traditionele overkluizing met netgewelf kreeg. De inrichting en tombe werden ontworpen door architect R. Haan en in 1988 gemoderniseerd door architect J. Martens. In de trapgang is de voorstelling van Pater Damiaan als jonge religieus van de hand van M. Felbier.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De toeschrijving van de klok "Anthonius" uit 1501 aan de Leuvense klokkengieter Van den Gheyn is niet correct. De klokkengieters Van den Gheyn waren in Leuven actief van 1727 tot 1980. De klok van 1501 wordt toegeschreven aan de Mechelse klokkengieter Simon Waghevens.
Is deel van
Pater Damiaanplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Antoniuskapel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42134 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.