Het Iers college is het voormalige college van de Ierse franciscanen in Leuven. Tijdens het ancien régime telde Leuven drie Ierse colleges: het Iers pastoraal college (1622/24-1797) in de Vital Decosterstraat; het college van de Ierse dominicanen (1626-1794) in de Brusselsestraat en het college van de Ierse franciscanen (1617-1794) in de Janseniusstraat. Het college van de Ierse ongeschoeide karmelieten bestond slechts kortstondig van circa 1700 tot 1715.
De eerste Ierse student werd in 1548 in Leuven ingeschreven. De groeiende aanwezigheid van Ieren in Leuven vanaf het midden van de 16de eeuw was een gevolg van het Anglicaanse bewind van de Engelse koning Hendrik VIII (1509-1547) en zijn opvolgers in Ierland. De sluiting van katholieke kloostergemeenschappen in Ierland leidde tot een exodus van Ieren naar de katholieke gebieden op het Europese vasteland. De Leuvense universiteit ontpopte zich tot een belangrijk opleidingscentrum van Ierse katholieken. Velen keerden na hun studies terug naar Ierland, als katholiek missionaris of als eerste bisschoppen van de Ierse contrareformatie. Anderen maakten carrière in Leuven of Rome.
Stichter van het Iers college was Florence O'Conry, provinciaal van de Ierse franciscanen. Met de steun van de aartshertogen Albrecht en Isabella en met pauselijke en universitaire goedkeuring richtte hij in 1607 het 'college van Sint-Antonius van Padua' op. De patroon van het college was de Spaanse koning Filips III (1598-1621), die ook financiële steun verleende aan de instelling. Nog tot in de 18de eeuw werd het Iers college betoelaagd door het Spaanse koningshuis.
Het college was eerst ondergebracht in een huurhuis op de Ramberg, vervolgens in een pand aan het Sint-Jacobsplein. In 1616 werd een terrein aangekocht aan de toenmalige Varkensmarkt, heden het Pater Damiaanplein. Op het terrein bevonden zich minstens sinds 1595 twee particuliere huizen; beide werden opgenomen in de nieuwbouw waarvan in 1617 door de aartshertogen Albrecht en Isabella de eerste steen werd gelegd. Het college bestond uit een kapel en drie vleugels, geschikt rond een binnenplein met kloostergang. Voor de bouw van de zuidvleugel werd een deel van de aanpalende eerste stadsmuur gesloopt.
Tijdens het ancien régime ontwikkelde het Iers college zich tot een vooraanstaand centrum van Ierse cultuur en katholicisme op het vasteland. Behalve de opleiding van missionarissen die werden uitgestuurd naar Ierland en Schotland ontplooide het college ook een dynamische wetenschappelijke werking, met onderzoek naar Ierse hagiografie, geschiedenis en grammaticologie. Er werd een eigen drukkerij uitgebouwd, waarvan de publicaties een belangrijke bijdrage leverden aan de gedrukte verspreiding en typografie van de Ierse taal. Vele van de Ierse franciscanen in Leuven hadden nauwe banden met inlandse Ierse adel.
Het Iers college werd in 1794 opgeheven door het Franse bestuur. In 1800 werd in de gebouwen een seminarie voor de vorming van diocesane geestelijken ondergebracht. De hieruit gegroeide 'Congregatie van de Dochters van Maria' verhuisde in 1812 naar het vroegere Hollands college aan de overzijde van het Pater Damiaanplein. De gebouwen werden overgenomen door de Broeders van Liefde, die er van 1832 tot 1922 een jongensschool open hielden. In 1925 kwamen de gebouwen terug in handen van de Ierse franciscanen, die er vanaf 1927 opnieuw onderwijs aanboden. Sinds 1983 huisvest het voormalig Iers college The Leuven Institute for Ireland in Europe. Het instituut wil via diverse opleidingsprogramma’s de inbedding van zowel de Ierse republiek als Noord-Ierland in de Europese Gemeenschap stimuleren, alsook de hedendaagse Ierse cultuur promoten op het Europese vasteland. De collegegebouwen ondergingen recent een renovatie naar ontwerp van architect Romain Berteloot. De kapel werd herbestemd tot auditorium; de west- en zuidvleugel bevatten seminarieruimtes en kantoren. De hernieuwde gebouwen werden in maart 2010 opnieuw in gebruik genomen.
Het terrein van het voormalig Iers college wordt begrensd door het Pater Damiaanplein in het noorden, de Janseniusstraat in het westen en de Dijle in het zuiden. In het oosten en noordoosten wordt de site begrensd door de bebouwing aan de Schapenstraat en het Pater Damiaanplein. De tuin neemt het zuidelijke deel in van de site; de voormalige collegegebouwen bevinden zich op het noordelijke deel.
De oude collegegebouwen zijn geschikt rond een rechthoekige binnenplaats. Van de vier vleugels bleven de kapel aan de noordzijde, de westvleugel en de herhaaldelijk uitgebreide zuidvleugel bewaard. De oostvleugel werd afgebroken tussen 1813 en 1829; de muurresten ervan werden in 2002-2003 opgegraven. Enkel tegen de kapel is een deel van de kloostergang bewaard gebleven. Tijdens de recente herbestemming van het Iers college werden tegen gevels van de west- en zuidvleugel op het binnenplein overdekte gangen in staal en glas opgetrokken. Aan de oostzijde van het binnenplein, tegenover de zuidvleugel, werd een nieuwbouw gerealiseerd. Tegen de zuidvleugel leunt een L-vormig bouwvolume aan waarvan de kern zou voorafgaan aan de nieuwbouw van het college vanaf 1617. De poorttravee met lege beeldnis aan de Janseniusstraat werd toegevoegd door de Ierse franciscanen in 1925. De ernaast gelegen vleugel met siermotieven in gele baksteen werd gebouwd omstreeks 1900 door de broeders van Liefde. Het aanpalende, even achter de rooilijn van de Janseniusstraat gelegen gebouw stamt in kern uit de late 16de eeuw, en is dus eveneens ouder dan de nieuwbouw van 1617.
Het terrein is ommuurd aan het Pater Damiaanplein en de Janseniusstraat. De poort aan het Pater Damiaanplein, een naoorlogse reconstructie van de oorspronkelijke poort uit 1753, draagt op de omlijsting het in Gaelic gestelde opschrift "Voor de glorie van God en de eer van Ierland". Het opschrift op de sluitsteen herinnert aan de stichting van het college in 1607. In de nis erboven staat een beeld van Sint-Antonius van Padua.
De eenbeukige kapel van het college bestaat uit een schip en een hoger koor met vijfzijdige apsis. De sacristie bevindt zich tegen de zuidzijde van de koorapsis. Schip en koor worden elk overdekt door een leien zadeldak met dakkapellen. Op het koor prijkt een zeshoekige dakruiter.
De gevel aan het Pater Damiaanplein toont de kapel als een verankerde baksteenbouw met een plint en banden in kalkzandsteen. De diverse venstervormen en de verschillende hoogte van schip en koor wijzen op een gefaseerde bouw van de kapel. Het schip dateert van kort na de collegestichting in 1617 maar werd aangepast met de bouw van het koor in 1750. In de noordmuur van het schip zijn twee delen te onderscheiden. Het oostelijke deel van het schip wordt verlicht door grote getoogde vensters, ingebracht tijdens de bouw van het nieuwe koor in 1750. Het westelijke deel, overeenstemmend met de vroegere zang- en orgeltribune binnenin, wordt verlicht door twee paar spitsboogvensters. Het portaal heeft een rococo lijst (circa 1750) in blauwe hardsteen, bekroond door een gebroken voluutfronton. De verglaasde panelen van de dubbele deur zijn versierd met smeedwerk; het bovenlicht heeft een waaiervormige rococo roede-indeling. De westgevel van de kapel aan de Janseniusstraat is een tuitgevel met vlechtingen, doorbroken door een spitsboogvenster met twee lancetten. Het koor wordt verlicht door hoge getoogde vensters. Boven de steunberen loopt een gepleisterde kroonlijst.
De kapel bewaart enkele waardevolle 18de-eeuwse interieurelementen. De wanden zijn bekleed met een houten lambrisering. Het schip is overdekt met een gedrukt tongewelf in hout en stuc, door gestuukte moulures in vakken verdeeld. Het koor heeft een tongewelf met gordelbogen, rijk versierd met rococo stucwerk. Het gewelf werd blijkens een jaartal op de cartouche van een gordelboog opgetrokken in 1754. Trekankers op geprofileerde kraagstenen overspannen de binnenruimte. Rocaillemotieven sieren de kraagstenen van de gordelbogen en de segmentlijsten van de vensters. De gordelbogen dragen een centrale cartouche, gevat tussen schelpmotieven en bladwerk. De medaillons centraal op de gewelfvakken bevatten stucreliëfs met het alziend oog van God, de kelk en hostie van de eucharistie en, op de sluitsteen van de gordelbogen van de apsis, de duif van de Heilige Geest.
De vroegere zang- en orgeltribune in het westen van de kapel bewaart nog haar houten rococo afsluiting uit het midden van de 18de eeuw. De vier gebeeldhouwde reliëfs (de slang van de zondeval, druiven, korenaren en broden) zijn allegorische verwijzingen naar de erfzonde, het offer van Christus en de eucharistie. De medaillons van de twee centrale deuren van de afsluiting bevatten portretbustes van franciscaner heiligen. De glasramen van de kapel zijn ontworpen door glazenier Roger Daniëls (°1924, Sint-Truiden) en werden geplaatst in 1960-1962.
Het vertrek onder de vroegere zang- en orgeltribune van de kapel bewaart een 18de-eeuws stucplafond met kooflijst. De 18de-eeuwse dubbele deur (met vernieuwde sloten) van het vertrek geeft uit op een gang, van buitenaf toegankelijk via het vermelde rococo portaal. Meerdere oorspronkelijke 18de-eeuwse interieurelementen bleven er bewaard: een natuurstenen tegelvloer, een laat 18de-eeuwse lambrisering en een stucplafond met moulures.
Van de kloostergang van het college bleef enkel de vleugel tegen de kapel bewaard. De buitengevel aan het binnenplein is in baksteen met een plint in kalkzandsteen. De vensters zijn een aanpassing van omstreeks 1900. Binnenin zijn nog 18de-eeuwse interieurelementen zichtbaar: moerbalken, een natuurstenen tegelvloer, twee natuurstenen wijwaterbakjes en obiit-steentjes van Ierse franciscanen. De deuren naar de kapel en de sacristie zijn eveneens 18de-eeuws, maar met vernieuwde sloten. De 18de-eeuwse sacristie van de kapel is een sterk gerestaureerde bak- en kalkzandsteenbouw, overdekt met een leien schilddak.
De westvleugel is een verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen hoog op een kalkzandstenen plint en overdekt door een leien zadeldak. De voorgevel aan de Janseniusstraat telt onderaan vier rechthoekige vensters en een deur; de eerste verdieping wordt doorbroken door zes getoogde vensters. Boven de kroonlijst staan zes dakkapellen met leien schilddakjes. De vrijstaande linker zijgevel is een tuitgevel, met een centraal spaarveld overspannen door een korfboog.
De gevel aan het binnenplein wordt sinds de recente renovatie gemarkeerd door drie nieuw ingebrachte dakkapellen die in het zadeldak en de onderliggende bouwlaag zijn ingewerkt. Binnenin de westvleugel bevinden zich de verplaatste grafplaten van Rosa O'Doherty (†1660), Dominic de Burgo (†1704) en Dominic Lynch (†1747).
De zuidvleugel telt twee bouwlagen onder een leien zadeldak met dakkapellen. De voorgevel aan de Janseniusstraat is een tuitgevel met vlechtingen, blijkens het baksteenmetselwerk gelijktijdig opgetrokken met de voorgevel van de westvleugel ernaast. De gelijkvloerse en eerste verdieping worden verlicht door rechthoekige vensters met een lijst in kalkzandsteen. Onderaan in de geveldriehoek bevinden zich een venster met korfboog en twee flankerende venstertjes, daarboven een rondbogige laadopening.
In de circa 70 meter lange zuidelijke gevelwand aan de tuinzijde is de gefaseerde bouw van de zuidvleugel afleesbaar. Het westelijke deel met het jaaranker 1617 maakt deel uit van de oudste kern van het college. De eerste bouwlaag heeft een parement in kalkzandsteen, de tweede bouwlaag is een verankerde baksteenbouw. De rechthoekige vensters zijn een aanpassing uit 1925 van de oorspronkelijke kleine rondboogvensters. De vijf traveeën brede aanbouw is een verlenging uit het midden van de 18de eeuw. Enkel de plint en de vensterlijsten zijn in kalkzandsteen, de rest van het metselwerk is in baksteen. De tweede, grotendeels in baksteen gebouwde verlenging van negen traveeën breed ten slotte werd toegevoegd in 1852 door de Broeders van Liefde. Ernaast bevindt zich een restant van de eerste stadsmuur. Het interieur van de zuidvleugel is volledig vernieuwd.
Op de plaats van de nieuwbouw aan de oostzijde van het binnenplein werden in 2002-2003 de resten van twee verdwenen gebouwen opgegraven. Het ene dateerde wellicht uit de eerste bouwcampagne van het college kort na de stichting in 1617. De andere bouwresten behoorden tot een gebouw opgetrokken tussen 1903 en 1942.
Tegen de voorgevel van de zuidvleugel bevindt zich een verankerde baksteenbouw in L-vorm, twee bouwlagen hoog onder een leien zadeldak. Het gebouw zou volgens Paul Arnold voorafgaan aan de nieuwbouw van het college vanaf 1617; de buitengevels zijn echter allen jonger. Vanuit de tuin is de zuidelijke tuitgevel met vlechtingen zichtbaar. De volledig in baksteen gestelde rondboogvensters in de zuidelijke tuitgevel en de oostelijke langsgevel behoren tot de oorspronkelijke aanleg van kort na 1617. De rechthoekige vensters met een omlijsting in kalkzandsteen zijn een latere aanpassing. De voorgevel aan de Janseniusstraat werd verbouwd bij de aanleg van de ernaast gelegen poorttravee.
De twee bouwlagen hoge vleugel ten zuiden van de poort werd gebouwd omstreeks 1900 als deel van de jongensschool van de broeders van Liefde. De spaarvelden boven de getoogde vensters zijn bezet met Griekse kruisen in gele baksteen. Onder de vensterbanken zijn imitatie guttae in gele baksteen aangebracht. In de straatgevel is een herdenkingsplaat ingemetseld, herinnerend aan slachtoffers die op 18 april 1902 vielen in de strijd voor het algemeen stemrecht.
Het laatste gebouw aan de Janseniusstraat is een sterk verbouwde, verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen hoog onder een leien zadeldak. Het gebouw gaat vooraf aan de stichting van het college in 1617. De westgevel aan de Janseniusstraat wordt verborgen achter een recente aanbouw. Het metselwerk in bak- en kalkzandsteen van de westelijke dwarsgevel – met centrale schoorsteen – is grotendeels vernieuwd. De langsgevel aan de tuinzijde wordt doorbroken door rechthoekige vensters met een kalkzandstenen omlijsting. Twee van de vijf vensters op de tweede bouwlaag zijn gedicht. Van de drie dakkapellen heeft de middelste een bakstenen trapgeveltje. Van de oorspronkelijke inrichting bleef enkel de dakkap bewaard. Die bestaat uit twee gestapelde schaargebinten met flieringen op windschoren. De bovenste geleding van de dakkap bestaat uit nokstijlen.
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2011: Klooster der Ierse minderbroeders of Iers College [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128791 (geraadpleegd op ).
De Ierse minderbroeders vestigden zich te Leuven na de religieuze hervormingen van Elisabeth en Jacob I. Hun toenmalige prelaat Florent Conry kocht het huis Marles met aanhorigheden, gelegen op de hoek van de Sint-Antoniusplaats en de Broekstraat. Op dit terrein werd een klooster en een college opgericht. Eerstesteenlegging van de kerk in 1617, in aanwezigheid van Albrecht en Isabella. Dit gebouw werd verwoest doch in de loop van de 17de eeuw naar het oude plan opnieuw opgericht. Aanpassingen en verbouwingen tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Gemeenschap opgeheven in 1796 en gebouwen openbaar verkocht; sindsdien werd het voor verschillende doeleinden gebruikt. Sedert 1832 tot op heden eigendom van de broeders van Liefde.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Klooster der Ierse minderbroeders of Iers College [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42137 (geraadpleegd op ).