Het voormalig college van de Hoge Heuvel ligt in de Naamsestraat, tegenover het Van Dalecollege, en op het hoogste punt van de Leuvense binnenstad. De collegegebouwen zijn geschikt rondom een vierzijdig binnenplein: in het noorden het huis De Spiegel (circa 1400), in het zuiden de voormalige kapel van het college, in het oosten de hoofdvleugel van 1661 en aan de straatzijde, in het westen, de poort met zijgebouwen (17de-18de eeuw). Het complex huisvest sinds 1994 de faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen. Achteraan op het perceel bevindt zich de nieuw gebouwde vleugel van de faculteit, naar ontwerp van Paul Van Aerschot. De inrichting van de faculteit werd beëindigd in 1996 met de voltooiing van de restauratie van het huis De Spiegel.
De naam van het college verwijst niet naar de ligging op het hoogste punt van de Leuvense binnenstad, maar wel naar het 'collegium Alticollense' in Keulen. Daar was van 1613 tot 1670 op een heuvel in de stad, de 'Hoher Hügel', een opleidingscentrum gevestigd voor katholieke priesterkandidaten uit de Republiek van de Verenigde Provinciën. Katholieke priesteropleidingen waren op dat moment in de Republiek niet toegelaten waardoor studenten moesten uitwijken naar Rome, Douai, Keulen en Leuven. Het Keulse college werd in 1683 overgebracht naar Leuven waar het al gauw bekend stond als 'college van Hogenheuvel'. In de Noordelijke Nederlanden bleef steeds de benaming 'Alticollense' in gebruik.
In 1683 had het terrein van het college van de Hoge Heuvel al een woon- en bouwgeschiedenis van ruim twee eeuwen achter de rug. Het oudste gebouw op de site is het bakstenen woonhuis De Spiegel, gebouwd omstreeks 1375-1425. Het huis met de beroemde voorgevel was eerst eigendom van de adellijke families Van Nethenen en Van Cuyck en werd tussen 1508 en 1518 verworven door de familie 't Sestich. Deze adellijke familie, afkomstig uit Sistig in de Eifel, had eerst omstreeks 1490 het terrein aan de noordzijde van het huis De Spiegel verworven, tot aan het Atrechtcollege. In 1508-1518 werd het grondbezit uitgebreid in zuidelijke richting, met het huis De Spiegel en tot aan de eerste stadsmuur. Dit domein zou tot in 1650 in handen van de familie 't Sestich blijven. Bouwactiviteiten die aan de 't Sestichs kunnen worden toegeschreven, zijn de vroeg-16de-eeuwse kern van het huis De Munter (ook wel Huys van de Vrouwe van Spagne genoemd), het achterhuis van het huis De Spiegel en het 'cleyne huys'. Dat laatste werd in 1661 opgenomen in de huidige vleugel op de oostzijde van de binnenplaats.
Na de opdeling van het domein in 1650 werd het noordelijke deel tussen het huis De Spiegel en het Atrechtcollege tot in 1818 eigendom van de familie Baelemans. Het zuidelijke deel, met het huis De Spiegel en tot aan de eerste stadsmuur, kwam in handen van Jacques Van de Ven of Van Veen, rentmeester van de Staten van Brabant in het kwartier van Leuven. De meeste gebouwen van het latere college van de Hoge Heuvel gaan terug op bouwactiviteiten ondernomen door Van Veen. Haaks op het achterhuis van het huis De Spiegel bouwde Van Veen de met jaarankers in 1661 gedateerde vleugel, samen met de traptoren aangebouwd tegen het huis De Spiegel. In hetzelfde jaar werd tegen het huis De Spiegel aan de straatzijde een poortgebouw van twee bouwlagen hoog opgetrokken. Aan de zuidzijde van het domein, op de plaats van de huidige kapel, bouwde Van Veen in 1663 een koetshuis waarvoor een deel van de eerste stadsmuur werd afgebroken.
De erfgenamen van Van Veen verkochten in 1683 het terrein en de gebouwen aan de Leidse priester Henricus Van der Graft. De oprichting van een college voor priesterstudenten uit de Noordelijke Nederlanden was dringend geworden; sinds 1670 al verbleven er studenten uit het Keulse college in Leuven, waar zij onderdak kregen in het Pauscollege. Na de aankoop stond Van der Graft het eigendom en de verantwoordelijkheid over het nieuwe college af aan het vicariaat van Utrecht. Het college werd toegewijd aan Willibrordus en Bonifatius, de apostelen van Nederland. In het huis De Spiegel werden de kapel en studentenkamers ingericht terwijl de bibliotheek werd ondergebracht in het poortgebouw en de aanpalende gebouwen. President Martinus De Swaen (1683-1692) liet in 1685 een nieuwe kapel bouwen waarvoor het koetshuis uit 1663 en nog een deel van de stadsmuur werden afgebroken. Daarnaast bouwde hij de bibliotheek van het college verder uit. Het bestuur van president Franciscus Verschueren (1693-1723) werd aanvankelijk geplaagd door onzekerheid over het voortbestaan van het college. Er was een terugval van het aantal studenten en het vicariaat van Utrecht overwoog de sluiting van het college om in de Noordelijke Nederlanden een eigen college op te richten. Na 1713 nam het aantal studenten echter weer toe, al werd in 1723 het college onttrokken aan het gezag van het Utrechtse vicariaat en opgenomen in de organisatie van de Leuvense universiteit. Na de sloop in 1755 van de stadspoort van de eerste stadsmuur op de Naamsestraat werd de rooilijn hertekend. De westmuur van de kapel werd toen heropgebouwd volgens het nieuwe straattracé. Tegelijk werd het interieur van de kapel heringericht en werd de aanpalende vleugel met de poort gebouwd. Het poortgebouw uit 1661 tegen het huis De Spiegel verloor zijn poortfunctie en werd heringericht.
Na de opheffing van het college in 1798 door het Franse bestuur werd in het voormalige college de sous-préfecture gehuisvest. De gebouwen werden in 1805 eigendom van de stad Leuven die er in 1836 het 'collège de Louvain' in onderbracht. Deze middelbare school, opgericht in 1803 en eerst gevestigd in het voormalige Heilige Geestcollege, werd in 1880 het Koninklijk Atheneum. Na de verhuis van het atheneum in 1983 naar nieuwe gebouwen in het Redingenhof kenden de gebouwen enkele jaren van leegstand totdat de faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen er in 1994 haar intrek nam. De voormalige collegegebouwen werden gerestaureerd en heringericht. Enkele oude interieurelementen bleven bewaard of werden opnieuw zichtbaar gemaakt. Het schrijnwerk van de ramen en deuren werd overal vernieuwd.
Het huis De Spiegel is beter bekend onder de naam huis van 't Sestich, naar de familie die het bezat van 1508-1518 tot 1650. Het pand bestaat uit twee delen. Het voorhuis met de bakstenen voorgevel aan de Naamsestraat werd gebouwd in circa 1375-1425 door voorgangers van de familie 't Sestich, mogelijk de adellijke families Van Nethenen of Van Cuyck. Het oostelijke achterhuis werd wel gebouwd door de familie 't Sestich, in de 16de eeuw, maar werd verbouwd in de 17de en 18de eeuw.
Het voorhuis aan de Naamsestraat is twee bouwlagen hoog onder een betegeld zadeldak. Blikvanger is de met blind maaswerk versierde laatgotische trapgevel. De gevel is gebouwd in baksteen; enkel de eerste bouwlaag heeft een parement in kalkzandsteen. Op de plint zetten vijf schalken aan, met drielobbig profiel vanaf de onderste druiplijst. De uiterste schalken (de rechtse is onderaan verdwenen door het poortgebouw uit 1661) vormen de grote overspannende spitsboog, de drie andere vormen de vier ingeschreven lancetten die per twee onder een spitsboog zijn gevat. Elk lancet is versierd met een drielob, een oculus met vier armen op een centrale vierpas en een spitse driepas. De hoeken van de onderste drielobben zijn versierd met gebeeldhouwde drolerieën in kalkzandsteen. De oculi van de twee centrale lancetten zijn opengebroken en verlaagd tot rondboogvensters. De grote centrale oculus en de twee kleinere oculi tussen de lancetten bevatten davidssterren, versierd met oculi, drie- en vierpassen. Boven de grote spitsboog bakent een waterlijst het driehoekige gevelveld af waarop de trappen van de trapgevel aanzetten. Het LX monogram in gesinterde baksteen boven de grote spitsboog is een latere toevoeging uit de tijd van de familie 't Sestich. Ook de omlijsting van de vensters in kalkzandsteen dateert uit die periode. De rood gekaleide noordelijke zijgevel van het huis is blind, op een later aangebracht venster na. De muurankers behoren tot de moerbalken van de eerste verdieping. De doorbrekingen in de zuidelijke zijgevel zijn wellicht 19de-eeuws.
Van het sterk verbouwde achterhuis behoren de gelijkvloerse en eerste verdieping nog tot de oorspronkelijke bouw door de familie 't Sestich. Bouwhistorisch onderzoek toonde aan dat het achterhuis werd opgericht samen met zogenaamde cleyn huys, dat werd verwerkt in de vleugel van 1661. Het trappenhuis aan de noordzijde van het huis De Spiegel is een 18de-eeuwse toevoeging. Het achterhuis is een verankerde, wit gekaleide baksteenbouw onder zadeldak (leien) met een trappenhuis onder lessenaarsdak (leien). De achtergevel verenigt het achterhuis en het trappenhuis, wat de asymmetrische schikking van de vensters en de onregelmatige dakhellingen van de topgevel verklaart. Het trappenhuis wordt verlicht door rechthoekige vensters en door œils-de-bœuf ter hoogte van de bordessen van de trap.
Sinds de laatste restauratie zijn in het voorhuis enkele oorspronkelijke laatmiddeleeuwse interieurelementen opnieuw zichtbaar. De langsmuren van de eerste en de tweede bouwlaag worden geleed door grote spaarbogen. Op de gelijkvloerse verdieping hebben twee vensters hun oorspronkelijke zitbankjes bewaard. Muurnissen werden blootgelegd in de oostmuur van de gelijkvloerse verdieping en in een spaarboog op de eerste verdieping. De nissen zijn rechthoekig of overspannen met een keperboog. De gelijkvloerse verdieping is overdekt met ontpleisterde kinderbalken op moerbalken; de geprofileerde balksleutels rusten op kraagstenen in kalkzandsteen. Het bouwhistorisch onderzoek wees op de vroegere aanwezigheid van een kelder, en een deur in de voorgevel. De bewaard gebleven oorspronkelijke dakkap van het voorhuis bestaat uit twee gestapelde dekbalkjukken met daarboven een hanenbalk. De stucversiering op de eerste verdieping van het voorhuis dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw. De plafondvakken zijn bezet met moulures en worden omrand door een kooflijst. Op de hoek met het poortgebouw uit 1661 is een groot rocaillemotief aangebracht. In het trappenhuis is de onderzijde van de bordestrap versierd met gestucte moulures en rocaillemotieven. De stucversieringen in het achterhuis behoren tot dezelfde inrichtingscampagne uit het derde kwart van de 18de eeuw.
Aan de Naamsestraat bevinden zich het voormalige poortgebouw uit 1661, gebouwd door Jacques Van Veen tegen het huis De Spiegel, en de lage vleugel met de poort naar de binnenplaats. Deze vleugel werd opgetrokken in 1755 bij de hertekening van de rooilijn na de sloop van de oude stadspoort op de Naamsestraat. Gelijktijdig werd ook de westmuur van de kapel heropgebouwd. De straatgevels van deze gebouwen hebben een plint in kalkzandsteen met verspreid enkele blokken ijzerzandsteen. Het baksteenmetselwerk erboven heeft een okerkleurige kaleilaag.
Het voormalige poortgebouw uit 1661 is een verankerde baksteenbouw van twee bouwlagen hoog onder zadeldak (leien). De noordelijke dwarsgevel tegen het huis De Spiegel heeft een parement in kalkzandsteen en een trapgevel in speklagen. De zuidelijke dwarsgevel is een bakstenen tuitgevel met vlechtingen. De vensters van de eerste verdieping hebben een vlakke omlijsting in kalkzandsteen. Aan de zijde van de binnenplaats zijn in het metselwerk gedichte vensters en doorgangen herkenbaar. De tweede bouwlaag wordt verlicht door drie smalle rechthoekige vensters. De poortvleugel uit 1755 is een bouwlaag hoog onder zadeldak (leien), blind aan de straatzijde en met doorbrekingen en dakkapellen aan de binnenplaats. De doorbrekingen zijn wellicht 19de-eeuws; sporen van gedichte vensters (natuurstenen lateien, ontlastingsboogjes) tekenen zich af onder de witte kaleilaag. De poortdoorgang heeft aan beide zijden een rococo omlijsting in blauwe hardsteen. Die is aan de straatzijde bekroond door een rocaillefronton met centrale cartouche, met het verweerde opschrift van het 'collegium alticollense'.
Op de eerste verdieping van het poortgebouw uit 1661 bleven interieurelementen bewaard uit het derde kwart van de 18de eeuw. De plafondvakken tussen de moerbalken zijn versierd met gestucte moulures. Op de noordmuur is achter een recente wand een haardboezem zichtbaar, versierd met gestucte Toscaanse pilasters, een verkropt hoofdgestel en een palmet met guirlandes. De interieurs van de vertrekken in de poortvleugel uit 1755 zijn volledig vernieuwd.
De voormalige kapel van het college werd gebouwd in 1685, na de afbraak van het koetshuis van Jacques Van Veen uit 1663. Ze werd aangepast en heringericht in 1755. De kapel telt een bouwlaag onder zadeldak met leien, afgewolfd aan de straatzijde. De in 1755 herbouwde muur aan de Naamsestraat heeft drie onregelmatig geschikte getoogde vensters met tralies. De wit gekaleide gevel aan de binnenplaats wordt doorbroken door vijf rondboogvensters met vlakke natuurstenen lijsten. Het linkse venster is omgevormd tot deur. De vensters worden horizontaal verbonden door drie lijsten met blokprofiel. De trigliefen met guttae onder de kroonlijst behoren tot de heraankleding van de kapel in 1755. Binnenin bleef een deel van de rococo herinrichting in stuc uit 1755 bewaard. De kapel wordt overkluisd door een houten tongewelf met trekankers, in vijf vakken verdeeld door gordelbogen. De met casementen versierde gordelbogen zetten aan op voluutconsoles. In de top van het tongewelf lopen ze uit op medaillons met rozetten. De vakken van het tongewelf zijn bezet met gestucte moulures. De kapel wordt in het westen (kant Naamsestraat) afgesloten door een driezijdige apsis. In de linker en rechter zijde zijn getoogde vensters uitgespaard, centraal bovenaan versierd met schelpmotieven. De muurdammen van de apsis zijn bezet met vier pilasters, versierd met casementen op de verhoogde sokkel en schacht en bekroond door een composietkapiteel. Het medaillon van het apsisgewelf draagt een stucreliëf met het alziend oog van God. Aan de zuidzijde van de apsis bevindt zich de vroegere sacristie, toegankelijk via een deur met korfboog en verlicht door een venster in de muur aan de Naamsestraat. De portiek aan de zuidzijde van de kapel is een recente aanpassing.
De vleugel aan de oostzijde van de binnenplaats is een verankerde baksteenbouw op natuurstenen plint van drie bouwlagen hoog. De eerste en tweede bouwlaag werden volgens het jaaranker op de achtergevel gebouwd in 1661. De derde bouwlaag met plat dak werd toegevoegd tijdens het interbellum, toen hier het atheneum was gevestigd. De wit gekaleide voorgevel telt per bouwlaag van zeven rechthoekige vensters, op de eerste en tweede bouwlaag met een natuurstenen omlijsting en met twee ontlastingsboogjes boven de latei. De hoofdtoegang met trappenpartij heeft een omlijsting in blauwe hardsteen uit het derde kwart van de 18de eeuw, bovenaan afgedekt door een geprofileerde segmentlijst. De cartouche onder de segmentlijst draagt het opschrift 'collegium alticollense'. In de hoek met het huis De Spiegel staat het trappenhuis, in kern daterend uit 1661 maar sterk verbouwd in de late 20ste eeuw. De achtergevel telt per bouwlaag tien doorbrekingen. De gevelwand is rood gekaleid en wordt verlevendigd door muurankers in de vorm van Sint-Andreaskruisen en, tussen de eerste en tweede bouwlaag, het jaaranker '1661'. In de natuurstenen plint zijn rechthoekige keldergaten uitgespaard. Bouwsporen zoals ontlastingsbogen en lateien wijzen op aanpassingen van de vensters, wellicht in de 19de eeuw. De deurlijst van de doorgang op de gelijkvloerse verdieping is in blauwe hardsteen en met een latei in kalkzandsteen. Het zichtbare gedeelte van de noordelijke zijgevel bevat ter hoogte van de eerste bouwlaag een gedichte vensteropening en een overkraging op een geprofileerde natuurstenen console, mogelijk het restant van een schoorsteen. De sterk uitspringende kroonlijst werd toegevoegd bij de bouw van de recente faculteitsgebouwen op de oostzijde van het terrein in het begin van de jaren 1990. Het interieur van deze vleugel is volledig vernieuwd.
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2011: Huis 't Sestich en College van de Hoge Heuvel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128333 (geraadpleegd op ).
In 1686 werd het college uit Keulen (waar het in 1583 gesticht werd om er missionarissen voor het bisdom Haarlem te vormen) gevestigd in een gedeelte van het Huis van 't Sestich: gotisch gebouw uit einde 14de of begin 15de eeuw voorzien van een merkwaardige trapgevel van baksteen verfraaid met blind en sterk verticaliserend traceerwerk waarvan de fraaie uitwerking van het spitsboogveld enigszins op een verwantschap wijst met de "Byloke" te Gent: wijzigingen uit de 18de eeuw.
Circa 1685, oprichting van een kapel op de noordzijde van de binnenplaats, en van de gebouwen die laatstgenoemde afbakenen. In 1755 werd de vleugel aan de straatzijde verbouwd; mansardedak en voorheen gedateerde Louis XV-poort van arduin gemarkeerd door een rocaillesluitsteen met bouwopschrift.
Eigendom van de stad sinds 1805; in 1835 ingericht als school; Koninklijk Atheneum sinds 1881. Hoofdgebouw met één verdieping verhoogd in de loop van de 20ste eeuw.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Huis 't Sestich en College van de Hoge Heuvel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42156 (geraadpleegd op ).