is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed College van Savoye en huis Vander Kelen-Mertens
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument College van Savoye: barokke toegangspoort
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Museumsite Leuven
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed College van Savoye en huis Vander Kelen-Mertens
Deze vaststelling was geldig van tot
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Museumsite Leuven
Deze vaststelling was geldig van tot
Het neoclassicistische huis Vander Kelen-Mertens is het vroegere woonhuis van burgemeester (1872-1895) Leopold Vander Kelen. Het huis waar in 1920 het stedelijk museum werd in ondergebracht, bevat resten van de westelijke vleugel van het voormalige Savoyecollege. Daarnaast rest van de vroegere collegegebouwen enkel nog de barokke poort (1650) aan de Savoyestraat, opgenomen in de muur die daar in 1922 werd opgetrokken. Tussen 1996 en 2009 waren in de museumtuin opgegraven muurresten uit de 16de eeuw zichtbaar, ooit deel van het gebouwencomplex van het Savoyecollege. De bakstenen muurresten werden bij de aanleg van de nieuwe tuin van het museum M opnieuw toegedekt.
Het Savoyecollege werd bij testament in 1551 gesticht door Eustachius Chapuys, raadsheer van keizer Karel V en ambassadeur aan het Engelse hof. Chapuys was daarvoor al begonnen met de uitbouw van een college, bestemd voor studenten uit zijn geboortestreek, de Savoye in Frankrijk. In 1547 kocht Chapuys het refugiehuis van de abdij van Hemiksem, gelegen op een perceel tussen de Penningstraat (Savoyestraat), de Nieuwstraat (L. Vanderkelenstraat) en de Tiensestraat. Hij kocht ook drie aanpalende huisjes in de Penningstraat waar in 1549 een vleugel met refter, slaapzaal, bibliotheek en kapel werd opgetrokken. Na zijn overlijden in 1556 werd Chapuys begraven in de kapel van het college. In 1757 werden aan het college verbouwingen uitgevoerd door architect Jacques Antoine Hustin.
De gebouwen van het college zijn gedeeltelijk bekend uit enkele iconografische bronnen. Aan de Savoyestraat stond de vleugel met de kapel, bibliotheek, refter en slaapzaal. De oostelijke helft van de vleugel werd ingenomen door de kapel; de straatgevel bestond uit drie grote spitsboogvensters op een hoge plint. Het westelijke deel van de vleugel aan de Savoyestraat telde drie bouwlagen met kruisvensters. Het zadeldak werd halverwege onderbroken door een laatgotische puntgevel met hogels en pinakels. Tegen de rechter dwarsgevel (met trapgevel) stond de gekanteelde omheiningsmuur van het college, met de barokke poort uit 1650. De westvleugel van het college, waarvan de kern thans is opgenomen in het huis Vander Kelen-Mertens, telde twee bouwlagen. De op een binnentuin uitkijkende oostgevel had een centrale puntgevel met pinakels, geflankeerd door twee dakkapellen. De zuidelijke dwarsgevel was een trapgevel, de noordelijke dwarsgevel was met pinakels versierd.
De collegegebouwen werden in 1797 in beslag genomen door het Franse bestuur. De kapel werd gesloopt in 1807; het resterende deel van de vleugel aan de Savoyestraat werd in 1846 gekocht door beeldhouwer Charles Geerts, die er zijn atelier inrichtte. Nieuwe wijzigingen werden doorgevoerd door Leopold Vander Kelen, burgemeester van Leuven (1872-1895) en sinds 1858 eigenaar van wat nog overbleef van de collegegebouwen. In de vleugel aan de Savoyestraat bracht hij zijn wijn- en likeurhandel onder, terwijl de westvleugel van het college tot woonhuis werd verbouwd.
Het huis van de familie Vander Kelen werd in 1917 door zoon Victor geschonken aan de stad Leuven met de voorwaarde er een museum in onder te brengen. Het stedelijk museum Vander Kelen-Mertens werd plechtig ingehuldigd op 12 september 1920. Ondanks de bescherming als monument in 1922 werd het restant van de 16de-eeuwse collegevleugel aan de Savoyestraatcollege in 1924 afgebroken. Enkel de barokke poort uit 1650 bleef bewaard.
Het huis Vander Kelen-Mertens heeft een L-vormige plattegrond en is twee bouwlagen hoog. Het noordelijke volume van het huis wordt overdekt door een schilddak met leien, met haaks erop het leien zadeldak van het zuidelijke volume van het huis.
Het baksteenmetselwerk van de dwarsgevel aan de Hanengang is grotendeels een restant van de westvleugel van het vroegere Savoyecollege. De ontlastingsboogjes en resten van kalkzandstenen raamkozijnen verwijzen naar verdwenen kruisvensters. Het metselwerk ernaast met vier gedichte doorbrekingen behoort tot een toevoeging uit 1859. De blinde baksteenmuur erboven behoort tot de museumzalen die tijdens het interbellum werden toegevoegd aan het huis Vander Kelen-Mertens.
De op de museumtuin uitziende neoclassicistische noord- en oostgevels van het huis zetten aan op een plint in kalkzandsteen, mogelijk nog een restant van de bouwsubstantie van het Savoyecollege. De bepleisterde gevelwanden worden doorbroken door vensters met afgeronde bovenhoeken, omrand door een waterlijst met centraal rocaillemotief in stuc. Alle ramen hebben T-vormige kozijnen. De oostgevel wordt boven de centrale deuropening gemarkeerd door een balkon met balustrade, gedragen door voluutconsoles. De kroonlijst erboven wordt onderbroken door een segmentfronton. De uiterst rechtse travee van de oostgevel wordt ingenomen door brede rondboogvensters waarvan enkel het bovenste verglaasd is. De waterlijst naast de rondboogvensters is versierd met blinde oculi. Tijdens het bombardement van 11 en 12 mei 1944 verdween het balkon boven de voordeur in de noordgevel, evenals de balustrade op de kroonlijst van de noordgevel.
De inrichting van het huis bestaat uit een reeks stijlkamers uit de 19de eeuw, ingericht als decor voor de kunstcollectie van Leopold Vander Kelen. Die omvatte schilderijen en beeldhouwwerken van kunstenaars als Constantin Meunier, Jef Lambeaux en Antoine Joseph Wiertz. Het 19de-eeuwse interieur werd in 1960-1968 verborgen achter een nieuwe aankleding. Die werd verwijderd tijdens de binnenrestauratie van het huis in 1988-1992.
De gelijkvloerse vertrekken, allen met een merkwaardig parket, zijn geschikt langs een met stucwerk versierde middengang. Tussen pilasters met casementen zijn halfronde rondboognissen uitgespaard. De consoles onder de onderdorpels van de nissen zijn rijkelijk uitgewerkt met acanthusbladeren, druiventrossen, schelpen en bloemen. Boven de rondboognissen zijn oculi aangebracht. De gang wordt overspannen door moerbalken, bezet met gestucte moulures en gedragen door voluutconsoles. De plafondvakken zijn versierd met moulures. Het eerste salon links van de middengang - de 'beste kamer' van het huis - heeft een wandbekleding met ingekaderde damastbespanning. Op de witmarmeren sierschouw staat een hoge spiegel in een rondboogkader. De fontein centraal in het salon werd ontworpen door beeldhouwer Jef Lambeaux. De twee medaillons in het plafond bevatten schilderingen op doek met allegorische voorstellingen van de schilderkunst en de beeldhouwkunst. Het interieur van het baroksalon ernaast wordt gedomineerd door de geschilderde afwerking in imitatie mahoniewortelhout van de dubbele deuren, de lambriseringen en het plafond. De volgende kamer is de renaissance-kamer, overdekt met eikenhouten kinder- en moerbalken. Het behangpapier is een imitatie van goudleder, bezet met goudkleurige motieven op een blauwe achtergrond. De met grote voluten versierde stijlen van de valse schouw zijn uitgevoerd in gepolijste donkere kalksteen. Het laatste vertrek links van de middengang heeft een sobere afwerking met gestucte kooflijsten langs het plafond en moulures op de moerbalken. Het eerste vertrek rechts van de middengang heeft een merkwaardig plafond; de centrale moerbalk is versierd met een hangende sluitsteen.
Een houten bordestrap, met hergebruikte 18de-eeuwse trappaal, leidt naar de eerste verdieping van het huis. Twee vertrekken hebben er nog een 19de-eeuws interieur met stucwerk op de plafonds en moerbalken, hangende sluitstenen centraal op de plafondvakken en valse schouwen in wit en rood geaderd marmer. In de dakkap van het huis is een oudere kern bewaard gebleven, wellicht een overblijfsel van de dakconstructie van de westelijke vleugel van het Savoyecollege. Van de gespannen is de onderste geleding zichtbaar, samengesteld uit jukdekbalken op kromstijlen met korbelen.
De tuin voor het huis Vander Kelen-Mertens wordt aan de Savoyestraat afgesloten door de muur opgericht in 1922. In het poortgebouw is de barokke poort van het Savoyecollege uit 1650 opgenomen. De poort in blauwe hardsteen bestaat uit een korfboog geflankeerd door Toscaanse pilasters. Pilasters en korfboog zijn met banden bezet. De cartouche centraal in het hoofdgestel draagt een opschrift aangebracht door Leopold Vander Kelen, ter vervanging van het oorspronkelijke opschrift dat verdween tijdens de Franse periode. De inscriptie verwijst naar Eustachius Chapuys, de stichter van het Savoyecollege, zijn functie als raadsheer van keizer Karel V, de stichting van het college in 1551 en bouwwerken in 1650. Het hoofdgestel van de poort wordt bekroond door een gebroken fronton met voluten. Centraal op een voetstuk staat een sterk verweerde cartouche met medaillon. De omheiningsmuur en de poort uit 1922 hernemen de vormgeving van de barokke poort. De Toscaanse pilasters met banden en het hoofdgestel zijn in blauwe hardsteen; de velden tussen de pilasters zijn in baksteen met spiegels in een hardstenen omlijsting.
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Museumsite Leuven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: College van Savoye en huis Vander Kelen-Mertens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42173 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.