Teksten van Dekenij van de lakenwevers

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42180

Dekenij der Lakenwevers ()

Historiek

De dekenij van de lakenwevers had eeuwenlang haar lokalen in de 14de-eeuwse lakenhal aan de Naamsestraat. Toen de Leuvense universiteit op het einde van de 17de eeuw haar activiteiten in de lakenhal begon uit te breiden, werden de lakenwevers gedwongen te verhuizen naar een nieuwe locatie. Als compensatie voor het innemen van de gildelokalen in de lakenhal, bekostigde de universiteit de bouw van een nieuw gildehuis of dekenij aan de Naamsestraat, aangebouwd tegen de 15de-eeuwse conserverije van het stadhuis. Bouwmeester was Vincent Anthony, in opdracht van de universiteit toen ook belast met de aanpassingswerken in de voormalige lakenhal.

Voor de bouw van de dekenij in 1680 werden aan de Naamsestraat de huizen het Steenken en het Schilt van Loven afgebroken. Het huis de Olifant aan de Munstraat werd door het stadsbestuur aangekocht als conciërgewoning van de dekenij. Tussen de Olifant en de nieuwe dekenij werd een traptoren opgetrokken. Het oorspronkelijke gebouw van de dekenij strekte zich aldus uit van de conserverije in het noorden tot om de hoek van de Naamse- en Muntstraat in het zuiden. In 1938 werd de traptoren van de dekenij afgebroken voor de bouw van de nieuwe administratieve vleugel van het stadhuiscomplex aan de Muntstraat. Sindsdien bestaat de dekenij enkel uit de vleugel aan de Naamsestraat.

Beschrijving

De dekenij is een rijzig gebouw van drie bouwlagen onder een leien zadeldak. Het bestaat uit een noord- en een zuidvleugel aan weerszijden van een middengang die leidt van de Naamsestraat naar het Vrijthof, de binnenplaats van het stadhuis. De noord- en zuidvleugel hebben elk een centrale toegang vanuit de Naamsestraat. Die zijn heden in onbruik; beide vleugels zijn nu vanuit de middengang toegankelijk.

De voorgevel aan de Naamsestraat in sobere barok is zeven traveeën breed, met een middenrisaliet bekroond door een klokgevel. De gevelwand wordt geleed door muurdammen met Toscaanse pilasters. Boven de dekplaat van de kapitelen lopen lijsten die de verdiepingen afbakenen. Een attiek sluit de gevelwand af. Tussen de muurdammen zijn kruisvensters uitgespaard. De vensters van de eerste verdieping zijn onderaan met een tweelicht verlaagd. De eerste bouwlaag van de voorgevel heeft een parement in (originele?) gele kalkzandsteen. Het vernieuwde parement van de verdiepingen is in bleke Gobertange kalkzandsteen.

Het middenrisaliet van de voorgevel wordt onderaan ingenomen door de poort van de middengang. Die is overspannen door een korfboog en is gevat in een hardstenen lijst met banden die doorlopen op de flankerende pilasters. De eerste en tweede verdieping van het middenrisaliet worden ingenomen door drielichten, gescheiden door smalle muurdammen. Het middenrisaliet wordt bekroond door een maniëristisch getinte klokgevel met voluten, opgebouwd uit twee geledingen die worden gescheiden door een Dorisch entablement met trigliefen. De eerste geleding bevat onderaan twee kleine vensters en een centraal rondboogvenster, gevat tussen gedrongen Toscaanse pilasters met banden. Aan weerszijden van het œil-de-bœuf bevinden zich cartouches met het jaarmerk '1680'. De klokgevel wordt bekroond door een driehoekig fronton met een verkropte kroonlijst op trigliefen en voluten. De hoeken van het entablement en het fronton worden bekroond door siervazen op sokkels.

De sobere achtergevel in kalkzandsteen aan het Vrijthof wordt slechts verlevendigd door een plint, waterlijsten tussen de verdiepingen en de doorlopende tussendorpels van de kruisvensters. Een trapgevel sluit de dekenij af aan de noordzijde.

Interieur

De kelders van de dekenij zouden nog behoren tot de vroegere huizen het Steenken en het Schilt van Loven. De gelijkvloerse verdiepingen van de zijvleugels bestaan uit twee beuken van drie traveeën lang, gescheiden door gordelbogen op pijlers met afgeschuinde hoeken. De vierdelige kruisribgewelven van de zes gewelfvakken zetten aan op renaissance consoles. Ook de middengang is overdekt met een vierdelig kruisribgewelf. De twee vertrekken op de eerste verdieping worden overspannen door kinderbalken op moerbalken, geschraagd door geprofileerde natuurstenen consoles. Het plafond van het zuidelijke vertrek bewaart een maniëristische stucdecoratie (bloemen, druivenranken, schelpen). De gedeeltelijk zichtbare dakkap is nog oorspronkelijk. De dragende gespannen bestaan uit schaargebinten met flieringen en nokstijlen.

  • MAESSCHALCK A. & VIAENE J. 1979: Mensen en bouwkunst in Boergondisch Brabant. Het stadhuis van Leuven. In: Arca Lovaniensis. Jaarboek 1977, Leuven, 94-108, 188-189, 209.

Auteurs:  Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2011: Dekenij van de lakenwevers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128305 (geraadpleegd op ).


Dekenij der Lakenwevers ()

Toen de Lakenhal in 1679 volledig afgestaan werd aan de universiteit, moest de opbrengst besteed worden aan de constructie van een nieuwe rechtbank der dekens.

Aankoop van het huis "de Olifant" naast de portierswoning van het stadhuis. Afbraak en oprichting van het nieuw, drie verdiepingen hoog gebouw naar ontwerp van V. Anthony: eerstesteenlegging 1680.

Vrij sterk gelede barokgevel met kalkzandstenen bekleding voorzien van een met blokwerk verrijkte inrijpoort; hogere tweede en derde verdieping met rechthoekige kruisvensters; middenrisaliet gemarkeerd door een volutenbekroning met jaartal 1680.


Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs:  Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Dekenij van de lakenwevers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42180 (geraadpleegd op ).