Voormalig goed Groenendael, dat reeds vermeld werd in 1530 en toen toebehoorde aan de bakkersgilde van de stad. Het goed, "een bleyckerye metten huys ende hofken", kwam achtereenvolgens in het bezit van het kapittel van Sint-Goedele van Brussel, de bisschop van Antwerpen, de president van de Verckensschole - één van de belangrijkste pedagogieën in Leuven -, en het "collegie van de eerwaarde paters van de Sociëteit Jesu". Het waren wellicht de jezuïeten die het complex in 1684 vernieuwden. Na de opheffing van de jezuïetenorde, werd het goed in 1780 door de staat geconfisqueerd en verkocht aan brouwer Antonius van Tielt. Of er effectief gebrouwen werd, is niet duidelijk. Wel stond het goed eeuwenlang bekend als blekerij; een functie die het behield tot in 1952, toen de familie Missoul er na 84 jaar haar wasserij-blekerij sloot.
Het oorspronkelijk L-vormige complex, in een verweerde gevelsteen 1684 gedateerd en opgetrokken in zogenaamde bak- en zandsteenstijl, bestond uit een straatvleugel van elf traveeën en een vijf traveeën brede dwarsvleugel op de Dijle-oever. Het geheel was twee bouwlagen hoog en had een leien zadeldak met dakkapellen die de droogzolders verluchtten. Na het luchtbombardement van mei 1944, dat de dwarsvleugel en een gedeelte van de straatvleugel bijna volledig in puin legde, werd in 1951 de grotendeels gespaarde straatvleugel gerestaureerd (architect P. Holman) en de dwarsvleugel als ruïne behouden.
Wat overblijft is een zeven traveeën brede straatvleugel met vernieuwde zijtrapgevel en een leien zadeldak met dakkapellen. De verankerde voorgevel werd zwaar gerestaureerd en kreeg - buiten de reeds bestaande rondboogpoort in een eenvoudige, hardstenen omlijsting, de steigergaten en de baksteenfries -, een nieuwe zandkalkstenen plint, een rondboogdeur en vensters in nieuwe negblokomlijstingen, en een hoekketting met nis.
De achtergevel bleef vrij gaaf bewaard en heeft nog zijn oorspronkelijke zandkalkstenen plint, kloosterkozijnen en de voormalige kruisvensters met dubbel ontlastingssysteem, muurankers, steigergaten en baksteenfries. De oorspronkelijk zesdelige rondboogarcade in de linkerhelft van de achtergevel, werd gedeeltelijk geïntegreerd in het bijgebouw dat vermoedelijk in 1952 opgetrokken werd.
Van de overige vier traveeën van de straatvleugel rest slechts een gedeelte van de voorgevel - twee traveeën met zandkalkstenen vensteromlijstingen en een keldergat - en twee bogen van de arcade in de achtergevel.
De zwaar geteisterde dwarsvleugel langs de Dijle heeft een verankerde plint in ijzer- en kalkzandsteen waarachter vermoedelijk gewelfde kelders zitten, een rondboogdeurtje, sporen van een ijzerzandstenen deuromlijsting en (kruis)vensters in negblokomlijstingen. Het geheel werd 1989 beschermd: de straatvleugel en de ruïne van de dwarsvleugel als monument, en het geheel van de gebouwen en de tuin als stadsgezicht.
Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Cel Monumenten en Landschappen: Beschermingsdossier (27/04/1989).
UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer. Van Volmolen tot Wilsele: langsheen de Dijlevallei en de Vaart, deel 4, Leuven, 1988.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De tuin palend aan het complex Groenendael heeft historische en beeldbepalende waarde als open ruimte refererend aan de vroegere bleekweide, met oevervegetatie karakteriserend voor de inplanting langs de Dijle.