Half vrijstaande rijwoning, eerste woning van professor Dokter Henri de Dorlodot, die vermoedelijk in het laatste kwart van de 18de eeuw opgetrokken werd, met vier traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak en een toegevoegde deur die toegang gaf tot een achterhuis. Oorspronkelijk gekaleide baksteenbouw met zandstenen plint, keldermonden, ankers en steigergaten in de voorgevel, een aandak, muurvlechtingen en ankers in de vrijstaande zijgevel. De rechthoekige deur en dito vensters, op de begane grond gevat in een natuurstenen platte bandomlijsting, geven aan de gevel een typisch laatclassicistisch karakter, dat verzwakt wordt door de in 1878 uitgebouwde markante dakvensters in geriemde omlijsting met rocaillesluitsteen en balustrade, bekroond door een fronton met bladmotief. Gelijktijdig werden de hardstenen onderdorpels toegevoegd die op de begane grond en onder het dakvenster als kordon uitgewerkt zijn. De met frontons bekroonde dakkapellen werden in 1910 geplaatst. Recente verwijdering van de luiken en vervanging van het schrijnwerk met roedeverdeling. De achtergevel met rondboogdeur en steekboogvensters in negblokomlijsting werd meermaals aangepast, waarvan onder andere ontlastingsbogen, natuurstenen dorpels en gewijzigde vensteropeningen getuigen.
Enkel de 18de-eeuwse trap in Lodewijk XV-stijl, een 19de-eeuwse (1878?) sierschouw in het salon op de gelijkvloerse verdieping (lokaal 00.01) en de deuren op de begane grond bleven bewaard.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten., Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002289, Universitair patrimonium Leuven: Deeldossier 11: Instituten en Instellingen: Charles Deberiotstraat 36-32: de woning Renaer, het vm. buis de Dorlodot, het Kolenmuseum en het Paleontologisch Instituut (VERLOOVE C. 2008).
Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Houwer V. 2024: Huis Renaer [online], https://id.erfgoed.net/teksten/436820 (geraadpleegd op ).
In de Charles Deberiotstraat, tegenover het stadspark en naast de bibliotheek van de Faculteit Theologie, bevindt zich één van de interessantste laatneogotische ensembles van Leuven: het huis van professor kanunnik Henry de Dorlodot en het Kolenmuseum, nu het Paleontologisch Instituut van de Katholieke Universiteit Leuven. Paleontologie is de leer van de versteende, voorwereldlijke levensvormen, de wetenschap der uitgestorven dier- en plantensoorten, van fossiele dieren (paleozoölogie) en fossiele planten (paleobotanie). Henry de Dorlodot (1855-1929) was de grondlegger van de paleontologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1885 behaalde hij de graad van doctor in de theologie. Van 1885 tot 1890 doceerde hij dogmatische theologie aan het seminarie van Namen. Ondertussen behaalde hij ook de graad van kandidaat in de natuurwetenschappen. Vanaf 1890 doceerde Henry de Dorlodot cosmologie aan het toen pas, in 1889, door Kardinaal Mercier (1851-1926) opgerichte Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Hij was het echter grondig oneens met Mercier over de neothomistische oriëntatie van het instituut. Sinds 1882 doceerde Mercier een cursus "hoge wijsbegeerte van Sint-Thomas", een leerstoel opgericht op initiatief van paus Leo XIII met de bedoeling de leer van Thomas van Aquino aan te passen aan het moderne leven. Het conflict leidde tot het vertrek van Henry de Dorlodot: vanaf 1894 doceerde hij als gewoon hoogleraar de colleges geologie en stratigrafische paleontologie aan de Faculteit der Wetenschappen. Later keerde hij terug naar het filosofische domein. Hij bestudeerde de leer van Charles Darwin over de oorsprong der soorten. Hij was een uitgesproken aanhanger van het evolutionisme dat hij niet in tegenspraak achtte met de dogma's van de katholieke kerk. In 1913 publiceerde hij hierover Le Darwinisme au point de vue de l'orthodoxie chrétienne. Henry de Dorlodot onderhield contacten met Teilhard de Chardin die gelijktijdig gelijkaardige denkbeelden ontwikkelde. De Faculteit der Wetenschappen had zich in de loop van de negentiende eeuw ontwikkeld als een belangrijke wetenschappelijke instelling, mede door de invoering van laboratoriumonderzoek door scheikundige Louis Henry (1834-1919) en bioloog Jean-Baptiste Carnoy (1836-1899). De grondlegger van de geologische wetenschap aan de Katholieke Universiteit Leuven was Charles Louis de la Vallée Poussin (1827-1903). Zoölogie werd gedoceerd door Pierre-Joseph van Beneden (1809-1894). Henry de Dorlodot volgde van Beneden op bij diens overlijden. Hij ontwikkelde een belangrijke organisatorische en wetenschappelijke activiteit, waarbij hij niet zelden eigen financiële middelen inzette. Henry de Dorlodot leverde in het bijzonder een belangrijke wetenschappelijke bijdrage tot de studie van de paleozoïsche terreinen in België. In 1902 werd hem door de universiteit de titel van doctor honoris causa in de wetenschappen verleend.
Henry de Dorlodot woonde aanvankelijk in de classicistische woning, Charles Deberiotstraat nummer 36, nu om onduidelijke redenen bekend als Huis Renaer. In 1896 diende de Dorlodot bij het stadsbestuur een bouwaanvraag in voor een nieuwe woning rechts van het Huis Renaer; een door Theo Van Dormael (1872-1947) ontworpen neogotische herenwoning met een decoratieve interieurafwerking van de hand van Oscar Algoet (1862-1937). Zowel Van Dormael als Algoet waren medewerkers van Joris Helleputte (1852-1925), één van de belangrijkste en meest invloedrijke vertegenwoordigers van de Sint-Lucasneogotiek. Theo Van Dormael, landmeter van opleiding, zou stage gelopen hebben in het atelier van Joris Helleputte, en zou zich rond 1900 als zelfstandig architect gevestigd hebben. Oscar Algoet volgde na zijn opleiding aan de Sint-Lucasschool van Brussel, architectuur aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Zijn kennismaking met Joris Helleputte daar, betekende het begin van een lange samenwerking, en dit niet alleen met Helleputte zelf, maar ook met diens medewerkers en opvolgers Pieter Langerock (1859-1924), Vincent Lenertz (1864-1914) en Theo Van Dormael. Algoet decoreerde zowel kerkelijke als burgerlijke gebouwen in het Leuvense en daarbuiten. Voor de beeldhouwers Frantz Vermeylen en Benoît van Uytvanck, en vermoedelijk ook voor Paul Roemaet, stoffeerde Algoet neogotisch en middeleeuws beeldhouwwerk en meubilair (Voorbeeld Leuven, Naamsestraat zonder nummer, Calvarieberg, Koninklijk Besluit 25/03/1938). Hoogtepunten uit zijn slechts fragmentarisch bewaard oeuvre zijn de polychrome decoraties in de kapel van Monseigneur Mercier in het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan het Kardinaal Mercierplein nummer 2 (Ministerieel Besluit 15/10/2003), het Huis de Dorlodot, en Algoets eigen woning aan de Karel van Lotharingenstraat 8 (Ministerieel Besluit 13/10/1997), die in 1904 door Theo Van Dormael ontworpen werd.
In 1899 zorgde de Dorlodot voor het overbrengen van de paleontologische verzameling van jezuïet G. Schmitz van Namen naar Leuven. Deze wetenschappelijk belangrijke collectie was de basis van het latere "Kolenmuseum", dat in 1905 in opdracht van Henry de Dorlodot voor eigen rekening gebouwd werd naar ontwerp van Vincent Lenertz en dat in 1923 volgens de plannen van Theo Van Dormael uitgebreid werd tot tegen het huis de Dorlodot. Zo ontstond een neogotisch ensemble, in navolging van de traditie die Joris Helleputte door zijn werk en onderwijs aan de Leuvense universiteit sinds 1874 in Leuven had geïntroduceerd. Net zoals Algoet, volgde immers ook Vincent Lenertz de architectuurcolleges van Joris Helleputte aan de Speciale Scholen, waar Lenertz onmiddellijk na zijn opleiding in 1889 omwille van zijn technische vaardigheid en zijn tekentalent benoemd werd tot “Directeur des travaux grafiques” of hoofd van de tekenpractica. Toen Helleputte datzelfde jaar tot volksvertegenwoordiger van het kiesarrondissement Maaseik werd verkozen, namen zijn naaste medewerkers Stéphane Mortier (1857-1934), Pieter Langerock (1859-1924), Joseph-François Piscador (1866-1923) en Vincent Lenertz zijn tekenpraktijk over. Zo werd Lenertz verantwoordelijk voor de latere fase van het Justus Lipsiuscollege (Ministerieel Besluit 07.06.1994), een project dat in 1877 onder leiding van Helleputte was opgestart. Tijdens het rectoraat van Monseigneur A. Hebbelynck (1898-1909) kreeg Lenertz van de universiteit diverse grote opdrachten toebedeeld: het Instituut voor Electromechanica (1899) in de Vlamingenstraat, het Amerikaans college (1905) (zie beschermingsvoorstel Amerikaans College) en het Instituut voor Scheikunde of Arenberginstituut (1909) aan de Naamsestraat, het Pathologisch Instituut (1906) in de Minderbroedersstraat en het Spoelberch-instituut (1911) aan de Krakenstraat. Lenertz werkte ook voor privé-opdrachtgevers. Naast het Kolenmuseum realiseerde hij enkele privé-woningen, zoals de woning met atelier voor beeldhouwer Paul Roemaat, Diestsevest 40 (circa 1903, Ministerieel Besluit 08.09.1995 ) en een rentenierswoning, Tiensevest 39. Ten slotte bouwde en vergrootte hij, samen met Hyacinth Martens (1847-1919), een 25-tal kerken in het noorden van Limburg. Hij was een getrouw volgeling van de strenge, op functionele en constructieve rationaliteit gestoelde neogotiek van zijn leermeester Helleputte die nadien evolueerde naar een meer persoonlijke en eigentijdse interpretatie van een late, eclectisch getinte neogotiek.
Beschrijving Half vrijstaande rijwoning met een minstens tot 1700 opklimmende kern en een in het laatste kwart van de 18de eeuw aangepaste en in 1878 en 1910 verfraaide voorgevel. Breedhuis met leien zadeldak en een onregelmatige ordonnantie van vijf traveeën in de eerste, en vier traveeën in de tweede bouwlaag. Verankerde baksteenbouw met zandstenen plint, keldermonden, ankers en steigergaten in de voorgevel, een aandak, muurvlechtingen en ankers in de vrijstaande zijgevel, en een rondboogdeur, steekboogvensters met negblokomlijstingen en een muizentandfries in de achtergevel. De centrale deur en dito vensters van de voorgevel - op de begane grond gevat in een natuurstenen platte bandomlijsting - geven aan de gevel een laatclassicistische karakter. In 1878 werd de gevel verfraaid met een tweeledig dakvenster, gevormd door twee getoogde vensters in geriemde omlijsting met rocaillesluitsteen en balustrade, en beide bekroond door een fronton met bladmotief. De toen ook toegevoegde hardstenen lekdrempels - cordonvormig op de begane grond en ter hoogte van de dakkapel - geven de gevel een horizontaal karakter en doen vermoeden dat het pand eertijds bepleisterd was. De kleine dakkapellen met frontonbekroning werden in 1910 geplaatst. De (19de-eeuwse?) houten luiken werden verwijderd, het schrijnwerk met deels metalen roedeverdeling vervangen. De achtergevel met rondboogdeur en steekboogvensters in negblokomlijsting werd meermaals aangepast, zo getuigen onder meer bouwnaden, ontlastingsbogen, natuurstenen lekdrempels en gewijzigde vensteropeningen.
Interieur. Enkel de 18de-eeuwse trap in Lodewijk XV-stijl, een 19de-eeuwse (1878?) sierschouw in het salon op de gelijkvloerse verdieping (lokaal 00.01) en de deuren op de begane grond bleven bewaard.
Bron: Beschermingsdossier DB002289
Auteurs: Verloove, Claartje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verloove C. 2010: Huis Renaer [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128940 (geraadpleegd op ).
Half vrijstaande rijwoning, eerste woning van professor Dokter Henri de Dorlodot, die vermoedelijk in het laatste kwart van de 18de eeuw opgetrokken werd, met vier traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak en een toegevoegde deur die toegang gaf tot een achterhuis. Oorspronkelijk gekaleide baksteenbouw met zandstenen plint, keldermonden, ankers en steigergaten in de voorgevel, een aandak, muurvlechtingen en ankers in de vrijstaande zijgevel. De rechthoekige deur en dito vensters, op de begane grond gevat in een natuurstenen platte bandomlijsting, geven aan de gevel een typisch laatclassicistisch karakter, dat verzwakt wordt door de in 1878 uitgebouwde markante dakvensters in geriemde omlijsting met rocaillesluitsteen en balustrade, bekroond door een fronton met bladmotief. Gelijktijdig werden de hardstenen onderdorpels toegevoegd die op de begane grond en onder het dakvenster als kordon uitgewerkt zijn. De met frontons bekroonde dakkapellen werden in 1910 geplaatst. Recente verwijdering van de luiken en vervanging van het schrijnwerk met roedeverdeling. De achtergevel met rondboogdeur en steekboogvensters in negblokomlijsting werd meermaals aangepast, waarvan onder andere ontlastingsbogen, natuurstenen dorpels en gewijzigde vensteropeningen getuigen.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verloove C. & Mondelaers L. 2009: Huis Renaer [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128445 (geraadpleegd op ).
Tweeverdiepingshuis uit einde 18de eeuw voorzien van rechthoekige vensters en deur met zandstenen omlijstingen en sluitsteen. Dakvenster uit 19de eeuw.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Huis Renaer [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42261 (geraadpleegd op ).