Markant classicistisch gebouw dat werd opgetrokken in het laatste kwart van de 18de eeuw en op oude iconografische bronnen is afgebeeld als een voornaam herenhuis met dubbelhuisopstand. Van 1834 tot 1848 werd het uitgebaat als "Hôtel de Suède", een klassehotel dat onder meer werd ingericht met een leessalon en een krantenkabinet. In 1848 werd het pand ingehuldigd als (tijdelijke) zetel van de "Société des étudiants de Louvain", een aan de Leuvense universiteit pas opgerichte volwaardige, op facultaire basis georganiseerde ontspanningsvereniging.
Het gebouw werd in 1886 opgesplitst in twee woningen waarna meermaals aanpassingen werden doorgevoerd aan de gelijkvloerse ordonnantie, met onder meer in 1968 de totale openwerking in de drie uiterst rechtse traveeën.
Breedhuis met drie in hoogte afnemende bouwlagen en vijf traveeën onder blijkbaar eertijds een zadeldak met nok parallel aan de straat, thans onder een gecombineerd pseudo-mansardedak en plat dak. De statige en imponerende lijstgevel, volledig bekleed met blauwe hardsteen, vertoont een karakteristiek symmetrische compositie. Imitatiebanden en een een gepronceerde puilijst belijnen de benedenbouw. Een verticaliserende geleding door kolossale Ionische pilasters typeert de bovenbouw, die beëindigd wordt door een breed geleed entablement met kroonlijst van klossen en rozetten. Een licht risaliet, bekroond door een driehoekig fronton met oculus, benadrukt de drie traveeën brede middenpartij: hierbinnen krijgt de hoofdtravee met imposante rondboogpoort een extra accent door de geriemde omlijsting, het balkon en entablement voor het deurvenster en de dito omlijsting met neuten voor het aansluitende bovenste venster. In de zijtraveeën liggen de overige deurvensters met Frans balkon en de nagenoeg vierkante vensters erboven met ijzeren leuningen ietwat verdiept en zijn voorzien van kwarthol geprofileerde dagkanten. Het uitgesproken decor manifesteert zich verder in de diverse Lodewijk XVI-ornamenten als diamantkoppen, acanthusbladeren en stafwerkmotieven op de voluutsluitstenen en -consoles, de typische vlechtwerkmotieven voor het ajour van de balustrades, de karakteristieke spiegels op de borstweringen en de verrijking met festoenen en guirlandes. In functie van gewijzigde bestemmingen - onder meer de inbreng van een handels- en winkelzaak op de begane grond - en als gevolg van oorlogsschade, onderging het gebouw in de loop van de 19de en 20ste eeuw volgens archiefgegevens een aantal interne aanpassingen en uitbreidingen, en werd de achterin gelegen binnenplaats in 1928 overdekt om tijdelijk onderdak te bieden aan de landbouw- en tuinschool.
UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer. Langs bekende handelsstraten naar Sinte-Geertrui en Tempelhof, deel 1, Leuven, 1985, figuren 60b, 61a en b.
VAN BUYTEN L. (onder leiding van), 550 Jaar universiteit te Leuven, 1425-1975, tentoonstellingscatalogus, Leuven, 1976, p. 478-479.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)