is aangeduid als beschermd monument Pastorie Sint-Geertruiparochie
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Pastorie van de Sint-Geertruiparochie
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Pastorie van de Sint-Geertruikerk
Deze vaststelling was geldig van tot
Vlak na de Franse Revolutie, bij de opheffing van de Sint-Geertruiabdij in 1796, werden alle aan de abdij toebehorende onroerende goederen verbeurd verklaard. Hoewel het klooster met al haar aanhorigheden opgesplitst werd en verkocht aan Leuvense burgers, behield de Sint-Geertruikerk haar functie voor de eredienst, en wel als parochiekerk. Het pand nummer 7, dat mogelijk reeds vóór de Franse Revolutie gerelateerd was aan de abdij maar niet in de documenten van verkochte goederen voorkomt, zou voortaan dienst doen als pastorie.
Typologisch vormt de voormalige pastorie een interessant complex dat samengesteld is uit twee minstens tot de 17de eeuw opklimmende breedhuizen in traditionele bak- en zandsteenstijl - meer bepaald een voor- en een achterhuis - die met elkaar verbonden werden door een haakse vleugel op het einde van de 18de eeuw, zoals even later opgetekend op het kadasterplan van 1813/1818. Gelijktijdig werd toen ook aan de straat de voorgevel in laatclassicistische stijl opgetrokken. In 1843 werd door de pastoor van de Sint-Geertruikerk een aanvraag ingediend voor de wijziging van de voorgevel, waarbij de aanvankelijk centraal geplaatste deur gedicht werd tot een venster, en er een nieuwe deur kwam in de rechter travee. Deze wijziging van dubbelhuis naar enkelhuisopstand had vanzelfsprekend gevolgen voor de planindeling van de woning, en mogelijk ook voor de circulatie, zoals de duidelijk 19de-eeuwse trap doet vermoeden. In het laatste kwart van de 20ste eeuw werden de gelijkvloerse en eerste verdieping verdeeld in studentenkamers. Tijdens de recente renovatie (2004, architecten Ph. Vander Maren en M. Weerts, in samenwerking met D. Buren, D. Jaspaert en D. Van Severen) bleef, met uitzondering van het schrijnwerk van de vensters, het geveluitzicht behouden; de interieurindeling werd grotendeels aangepast en het veelal 19de-eeuwse interieur verdween.
Gebouwencomplex op een vrijwel L-vormig grondplan, met twee bouwlagen onder samengestelde zadeldaken (leien), boven de oostelijke zijgevel voorzien van een schild.
Aan de straatzijde, ontpleisterde lijstgevel van drie traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak met aandaken, voorzien van schouderstukken, muurvlechtingen en een topstuk. De verankerde lijstgevel, opgetrokken in baksteen en zandhoudende kalksteen, wordt gekenmerkt door een hoge natuurstenen plint, een rechthoekige deur met hardstenen latei en vensters in een zandstenen platte bandomlijsting, een geprofileerde waterlijst boven de gelijkvloerse verdieping, steigergaten en gevelhoge hoekpilasters met verdiepte spiegels die oorspronkelijk een kroonlijst in stucwerk droegen. Het schrijnwerk van de deur met bovenlicht werd vernieuwd in de loop van de 19de eeuw, van de vensters tijdens de recente renovatie.
De achtergevel met dubbelhuisopstand telt vijf traveeën en twee bouwlagen, is voorzien van muurankers en steigergaten en wordt gekenmerkt door vensters in negblokomlijstingen met doken. De monumentale, dubbele deur met houten roeden in sierlijk geometrisch motief en blauw gekleurd glas dateert vermoedelijk van 1843.
De westelijke zijgevel, gelegen aan een langgerekt binnenkoertje en voorzien van muurankers en steigergaten, telde aanvankelijk slechts twee traveeën met vensters in negblokomlijstingen. Zowel het 19de-eeuws schrijnwerk met roedeverdeling als de 19de-eeuwse vensterluiken op de begane grond bleven bewaard. Het deurvenster en het venster in de linker travee werden later aangebracht. In de oostelijke zijgevel zit één venster met negblokkenomlijsting en een recent venster.
De stadstuin achter de woning was volgens het kadasterplan van 1813/1818 een stuk groter: later werd hiervan een deel kadastraal afgesplitst. De ommuring rond de tuin werd recentelijk gedeeltelijk vernieuwd.
Inwendig is de tweefasige opbouw zichtbaar in het uit twee dwarsgebintes en een langsgebint samengestelde dakspant, met bewaarde telmerken. De laat 18de-eeuwse - vermoedelijk zelfs oudere- structuur- bleef tot voor kort duidelijk leesbaar in de planindeling op de gelijkvloerse en bovenverdieping. Van de aanpassingen aan de veranderde wooneisen en de mode in de loop van de 18de en de 19de eeuw getuigden verder de interieurafwerking met laat 18de-eeuwse stucplafonds en profielbepleistering op de moerbalken en de 19de-eeuwse verfraaiing in neoclassicistische stijl met rood marmeren schouwmantels, empire getinte schouwboezems, marmeren vensterbanken en dubbele paneeldeuren.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Halfmaartstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pastorie van de Sint-Geertruiparochie [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42301 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.