Recentelijk door de Katholieke Universiteit Leuven samengevoegde panden: het voormalige jezuïetenklooster uit 1913 dat naar ontwerp van Th. Van Dormael gebouwd werd, en een herenwoning in empirestijl uit het eerste kwart van de 19de eeuw (1813?), die opgetrokken werd op de site waar voordien Moribus Antiquis stond, het woonhuis van Justus Lipsius.
Het voormalige jezuïetenklooster is een langgerekt gebouw van twaalf traveeën, een souterrain en vier bouwlagen onder een kunstleien zadeldak met acht monumentale schouwen. De gevel is opgetrokken in baksteen met verwerking van blauwe hardsteen en wordt gekenmerkt door een onderbouw, afgelijnd door een hoge bossageplint met keldergaten en een puilijst, en door een als penantengevel uitgewerkte bovenbouw met rechthoekige vensters in neogotisch getinte spitsboogvormige blindnissen ter hoogte van de tweede en de derde bouwlaag. Typerend zijn voorts de spitsboogvormige koetspoort in neogotische stijl en de als drielicht uitgewerkte, traditionele kruisvensters in de traptravee en de zevende travee.
De achtergevel is vlakker uitgewerkt, met registers van rechthoekige vensters, in de eerste bouwlaag onder een getoogde en in de tweede en derde bouwlaag onder een spitsboogvormige ontlastingsboog.
Het geheel werd in 1971 verbouwd tot kantoorruimte en huisvest vandaag de personeelsdienst van de K.U.Leuven.
De aanpalende herenwoning in empirestijl is opgevat als een enkelhuis van vijf traveeën, twee bouwlagen en een in het zadeldak opgetrokken, drie traveeën brede attiek. De oorspronkelijk bepleisterde lijstgevel heeft een perfect symmetrische opstand, met een drie traveeën breed middenrisaliet dat aan weerszijden geflankeerd wordt door een rondboogvormige poortomlijsting met zandkalkstenen rechtstanden, in de linker travee voorzien van een koetspoort met spiegel-, diamantkop- en trigliefmotief onder een waaierboogvormig bovenlicht. Typerend zijn de hoge, zandkalkstenen plint met keldergaten, de rechthoekige vensters met cordonvormige lekdrempels in de eerste bouwlaag, de rondboogvensters met palmetmotieven in de tweede bouwlaag, de door pilasters geflankeerde vensters en luiken in de attiek, en de kroonlijsten op klossen. De wit geschilderde achtergevel is eenvoudiger uitgewerkt, en voorzien van een lage, geschilderde plint en rechthoekige vensters met hardstenen lateien en lekdrempels. De poortdoorgang met gedeeltelijk bewaarde negblokomlijsting werd gedicht.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)